27 625 Waterbeleid

Nr. 211 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2011

Tijdens het Notaoverleg MIRT Water op 13 december 2010 is de motie Lucas (32 500-A, nr. 46) aangenomen inzake het opstellen van een afwegingskader voor de herprioritering van middelen voor waterprojecten. Bij brief van 26 april jongstleden heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu het verzoek kenbaar gemaakt om schriftelijk geïnformeerd te willen worden over de wijze waarop deze motie zal worden uitgevoerd en over de stand van zaken van de uitvoering van deze motie.

Met deze brief kom ik graag tegemoet aan uw verzoek. In de brief van 22 april jongstleden inzake aanbieding van het Bestuursakkoord Water, kabinetsreactie taskforce Ten Heuvelhof en de waterveiligheidsopgave (kamerstuk 27 625, nr. 190), heb ik u reeds gemeld een deel van de financiële opgaven op te lossen door een gezamenlijke financiering tussen het rijk en de waterschappen. Echter, de totale opgave voor waterveiligheid is daarmee niet opgelost. Een afwegingskader en afwegingssystematiek is dan ook zeker noodzakelijk om de mogelijkheden voor fasering, temporisering en herprioritering van maatregelen te bezien en deze in het uiterlijk in 2014 op te stellen waterveiligheidsprogramma op te nemen. Zoals ik u tijdens het Notaoverleg MIRT al heb aangegeven is dit echter geen gemakkelijke vraag die in een kort tijdsbestek kan worden uitgewerkt.

Ten behoeve van een goede afweging en prioritering is het allereerst noodzakelijk om de totale wateropgave voor de korte en (midden)lange termijn in beeld te brengen. In mijn brief van 22 april jongstleden heb ik u hier een eerste overzicht van gegeven. Aan de hand van het Bestuursakkoord Water en het Deltaprogramma wil ik de gehele wateropgave verder uitwerken. Naast de reeds bestaande projecten en programma’s zullen de nieuwe opgaven naar aanleiding van bijvoorbeeld de derde toetsing en de Deltabeslissingen in het op te stellen waterveiligheidsprogramma in beeld worden gebracht. Dit geldt tevens voor de daarvoor benodigde financiën.

Vervolgens zal aan de hand van een verdere uitwerking ten behoeve van de afweging een onderscheid in projecten worden gemaakt. Relevante elementen voor een dergelijke verdere afweging kunnen zijn:

  • juridische cq (Europees) wettelijke verplichting,

  • waterveiligheid boven waterkwaliteit,

  • lopende uitvoeringsprojecten om te voldoen aan de wettelijke normen boven nieuwe programma’s ten behoeve van de (lange termijn) waterveiligheid,

  • bestuurlijk gemaakte afspraken.

Echter, deze stappen zullen niet voldoende zijn om een goede afweging te kunnen maken. Hiervoor acht ik het noodzakelijk om een verder uitgewerkt afwegingssystematiek te ontwikkelen. Daarbij is kennisontwikkeling ten aanzien van verschillende methoden voor het verkrijgen van inzicht in onder meer veiligheidsrisico’s, zoals die bijvoorbeeld via Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) zijn ontwikkeld, alsmede inzicht in kosten en baten, draagvlak, uitvoerbaarheid, samenhang met andere opgaven en mogelijkheden van cofinanciering onontbeerlijk. Om in het op te stellen waterveiligheidsprogramma een goede afweging te kunnen maken, acht ik het van belang om dit zorgvuldig vorm te geven.

Het afwegingskader en de bijbehorende afwegingssystematiek zal ik gebruiken voor het uiterlijk in 2014 op te stellen waterveiligheidsprogramma. In dit waterveiligheidsprogramma zullen de totale waterveiligheidsopgaven en de daaraan gekoppelde benodigde financiële middelen inzichtelijk worden gemaakt. Met behulp van het uitgewerkte afwegingskader zal worden gekeken naar de mogelijke uitvoeringsvolgorde van de te nemen maatregelen.

Wat betreft het «omkeren van potjes» heb ik in het Bestuurlijk Overleg MIRT eind mei reeds een eerste afspraak gemaakt. Samen met de provincie Gelderland zullen de mogelijkheden worden bekeken ten aanzien van het project Waalweelde. De provincie zal hierbij de regie hebben ten behoeve van de integrale gebiedsontwikkeling, onder voorwaarde dat het rijksdoel voor waterveiligheid leidend is en dat rekening wordt gehouden met de verschillen in procedures en de financiële taakstellingen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven