27 625
Waterbeleid

nr. 150
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2009

Hiermee informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, over de voortgang van het dossier zandwinputten.1 In mijn brief van 5 juni 2009 heb ik al op hoofdlijnen aangegeven welke conclusies ik heb getrokken naar aanleiding van het advies van de deskundigencommissie zandwinputten (hierna: de Commissie).2 In het hiernavolgende informeer ik u, conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg van 9 juni 2009 (Kamerstuk 30 015, nr. 35), over het proces dat is gevolgd om te komen tot een vertaling van het advies van de Commissie en de wijze waarop de conclusies van de Commissie beleidsmatig en juridisch worden geïmplementeerd.

Tenslotte zal ik ingaan op de gevolgen voor de (lopende) praktijk. Dit om helderheid te bieden voor de lopende en toekomstige initiatieven om grond en baggerspecie overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit (hierna: het Besluit) toe te passen in diepe plassen.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat op grond van het Besluit alleen licht verontreinigde grond en baggerspecie nuttig kan worden toegepast. Een voorbeeld hiervan is het toepassen van grond of baggerspecie als herinrichtingsmaatregel in diepe plassen om de ecologische kwaliteit van een dergelijke plas een impuls te geven. Ernstig verontreinigde grond en baggerspecie komen niet in aanmerking voor nuttige toepassing op grond van het Besluit. Voor de stort van ernstig verontreinigde baggerspecie in een hiervoor aan te leggen depot (vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Slufter of de Kaliwaal) dient de vergunningprocedure op grond van de Wet milieubeheer te worden doorlopen.

Aanbevelingen van de Commissie

De Commissie ondersteunt een aantal belangrijke elementen van het huidige beleid, namelijk:

• de bevordering van een bewuster en duurzaam gebruik van de bodem. Het Besluit stimuleert – daar waar mogelijk en binnen strikt milieuhygiënische randvoorwaarden – het gebruik van secundaire bouw- en grondstoffen in plaats van primaire bouw- en grondstoffen ter voorkoming van wateroverlast en bevordering van natuurontwikkeling, met een stelsel van algemene regels in plaats van vergunningen.

• de specifieke situatie binnen het rivierengebied. In haar advies erkent de Commissie deze specifieke situatie en adviseert het bestaande beleid voor diepe plassen in het rivierensysteem grotendeels te handhaven;

• de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden. Zo geschiedt de besluitvorming over de herinrichting van diepe plassen op basis van een lokale of regionale afweging.

Aanscherping toetsingscriteria

In specifieke situaties, zoals in het geval van kwetsbare objecten in de nabijheid van een diepe plas, adviseert de Commissie de toepassingscriteria aan te scherpen. Ter uitwerking van dit advies wordt, afhankelijk van de lokale omstandigheden van een diepe plas, een beleidsmatige onderverdeling gemaakt in verschillende typen diepe plassen. Aspecten als de kwaliteit van het toe te passen materiaal en de aanwezigheid van kwetsbare objecten in de nabijheid van een diepe plas bepalen of en zo ja, welke aanvullende voorwaarden eventueel gelden bij herinrichting. Voor diepe plassen die altijd (of een deel van het jaar) in open verbinding staan met een ander oppervlaktewatersysteem gelden geen aanvullende eisen voor het toepassen van gebiedseigen baggerspecie (tot en met klasse B) en baggerspecie klasse A en grond klasse Wonen die niet gebiedseigen is.1. Voorwaarde is dat er geen sprake is van een nabij gelegen openbare drinkwatervoorziening of grondwaterafhankelijke natuur.

In alle gevallen zal door de toepasser bij de melding op grond van het Besluit een inrichtings- of projectplan moeten worden aangeleverd, dat het nut en de functionaliteit van de specifieke toepassing onderbouwt. Over de inhoud van het inrichtings- of projectplan zal de initiatiefnemer, in overleg met het bevoegd gezag, goed moeten communiceren naar het publiek.

Lokale of regionale ruimtelijke afweging

Voorafgaand aan het eventueel toepassen van grond en baggerspecie dient allereerst een goede afweging gemaakt te worden óf een diepe plas geschikt is voor herinrichting. Dit dient te worden bepaald op grond van een lokale of regionale ruimtelijke afweging. Bij de voorbereiding daarvan hebben belanghebbenden (krachtens de voorschriften van het ruimtelijk instrumentarium) uitgebreid de mogelijkheid hun inbreng te leveren. Samen met de andere overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) heb ik geconstateerd dat reeds voldoende instrumenten voorhanden zijn om aan te kunnen geven welke diepe plassen geschikt zijn voor herinrichting. Aanvullend landelijk beleid acht ik op dit punt dus niet noodzakelijk.

Onderzoek

De aanbevelingen van de Commissie hebben ook gevolgen voor het (lopende) onderzoeksprogramma. De onderzoeksaanbevelingen van de Commissie, worden verder uitgewerkt en zo veel mogelijk ingepast in de bestaande onderzoeksprogramma’s. In zijn algemeenheid geldt natuurlijk dat nieuwe kennis bij de evaluatie van het Besluit zal worden betrokken.

Handreiking en circulaire

Ik merk dat er bij het bedrijfsleven, de andere overheidsniveaus en het publiek draagvlak bestaat voor de aanbevelingen van de Commissie. Zoals ik al eerder heb aangegeven neem ik de adviezen van de commissie daarom over. Hiertoe wordt er, ondersteund door het Rijk, voor en door de praktijk reeds gewerkt aan een handreiking. In deze handreiking wordt onder meer de beleidsmatige onderverdeling naar verschillende typen diepe plassen nader uitgewerkt. Er zal eveneens een duidelijk verband in de handreiking worden opgenomen tussen enerzijds het Besluit en anderzijds het ruimtelijk instrumentarium.

Daarnaast zal de handreiking een overzicht geven van de elementen waarin in een inrichtings- of projectplan aandacht moet worden geschonken. Ook zal worden ingegaan op de vraag wat gebiedseigen materiaal is en wanneer er sprake is van een nabij gelegen openbare drinkwatervoorziening of grondwaterafhankelijke natuur. Tenslotte zal de handreiking een aantal zogenaamde «best practices» bevatten.

Naar verwachting zal in november van dit jaar een eerste versie van de handreiking beschikbaar komen. Daarna zal de handreiking, indien nodig en steeds in nauw overleg met betrokken partijen, worden aangevuld en geactualiseerd.

De handreiking moet helderheid voor alle betrokkenen verschaffen en een eenduidige en bindende werkwijze bewerkstelligen. Ik ben derhalve van mening dat de handreiking verankerd dient te worden. Hiertoe zal een, voor iedereen bindende, circulaire worden opgesteld. Deze circulaire is naar verwachting in januari 2010 gereed. Bij de evaluatie van het Besluit, kan worden bezien of de inhoud van deze circulaire definitief opgenomen zou moeten worden in de regelgeving.

Betrokkenheid partijen

Mijn uitgangspunt bij het vertalen van het advies is dat dit zo veel mogelijk moet gebeuren samen met betrokken partijen. Daarom wordt gewerkt met werkgroepen waarin alle relevante overheden en het bedrijfsleven hebben deelgenomen. Ook belanghebbenden en omwonenden zijn daarbij betrokken. Zij hebben op meerdere momenten inbreng kunnen leveren en hebben meegedacht over de vraag hoe zij het meest effectief kunnen worden betrokken bij de besluitvorming over het duurzaam en functioneel herinrichten van diepe plassen.

In het nieuwe beleid wordt de betrokkenheid van de omwonenden, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden vergroot. Dit betekent echter niet dat er zich in de toekomst geen situaties zullen voordoen waarbij, ondanks eventuele bezwaren, een diepe plas toch opnieuw wordt ingericht. Uiteindelijk gaat het om een afweging van het bevoegde gezag waarbij verschillende belangen een rol spelen. De spelregels waarlangs die afweging wordt gemaakt moeten echter bekend en transparant zijn.

Lopende en nieuwe initiatieven

In mijn brief van 20 maart 2009 (Kamerstuk 27 625, nr. 133) heb ik aangegeven daar waar mogelijk, de start van het herinrichten van nieuwe diepe plassen met baggerspecie en grond (klasse B en industrie) op te schorten, tot het moment van het verschijnen van een advies van de Commissie. Deze opschorting richtte zich op geïsoleerde diepe plassen waar geen zogenaamd gebiedseigen grond of baggerspecie wordt toegepast. Op mijn verzoek hebben de grondbanken destijds aangegeven hieraan mee te werken. Ik heb geconstateerd dat de branche tot aan het verschijnen van het advies van de commissie op een zorgvuldige wijze invulling heeft gegeven aan de opschorting en ben hen daar erkentelijk voor.

Inmiddels worden voorbereidingen getroffen om concrete projecten weer op te starten of is dat reeds gebeurd. De Commissie adviseert de bevoegde overheden om de conclusies van haar advies in te brengen in het overleg met de initiatiefnemers, eigenaren en beheerders van reeds lopende en nieuwe projecten, om zo met betrokken partijen (zo nodig) tot aanvullende afspraken te komen. Voor het verantwoord toepassen van grond en baggerspecie is het evident dat het advies van de Commissie, tot het moment van publicatie van de handreiking, steeds betrokken dient te worden bij een juiste invulling van de zorgplicht.

Op basis van het advies van de Commissie is daarom onmiddellijk een eerste checklist tot stand gebracht. Met die checklist in de hand kunnen nieuwe initiatieven nu al een toetsing aan de adviezen van de Commissie ondergaan.1 In de checklist zijn aandachtspunten benoemd voor herinrichtingen die in uitvoering komen voor dat de handreiking en circulaire gereed zijn. Het is aan het lokale bevoegde gezag om hier maatwerk voor te vinden. Tezamen met meer achtergrondinformatie is deze checklist beschikbaar (www.bodemplus.nl).

Alhoewel het nieuwe beleid in goede samenwerking met omwonenden wordt vormgegeven, blijkt uit recente signalen van onvrede dat er bij lopende initiatieven nog niet in alle gevallen duidelijkheid bestaat over de te volgen werkwijze. Ik ga hier niet in op de specifieke situaties, omdat daarover op lokaal en regionaal niveau de besluitvorming moet plaatsvinden. Er bestaat draagvlak bij het publiek voor de checklisten ik vertrouw er op dat deze in concrete situaties worden gevolgd.

Tegelijk roep ik het publiek op om mee te blijven denken over de op te stellen handreiking. De betrokkenheid van het omwonenden heeft al tot belangrijke aanvullingen in de checklist geleid en ik ga ervan uit dat continuering van die betrokkenheid de kwaliteit van de handreiking vergroot.

Afsluitend stel ik vast dat er in een flink aantal situaties geen discussie bestaat over de noodzaak van het vullen van een diepe plas of over de wijze waarop dit gebeurt. Dit betekent voor mij dat in principe de regelgeving op dit vlak voldoende werkt.

De minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Het verdient de voorkeur te spreken over «diepe plassen», omdat het in feite gaat om diepe plassen die hun oorsprong (vaak, maar niet altijd) kennen in het winnen van zand in het verleden.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2008–2009, 27 625, nr. 137.

XNoot
1

Mits de concentratie arseen kleiner is dan de lokale achtergrondwaarden.

XNoot
1

Wanneer de herinrichting reeds in uitvoering was op het moment van publicatie van de checklist, kan het doorlopen van de checklist achterwege blijven.

Naar boven