27 623
Regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 16 oktober 2000 en het nader rapport d.d. 26 februari 2001, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 26 juli 2000, no. 00.004424, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut).

Het wetsvoorstel vormt de basis voor de publieke taken van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) op het gebied van de meteorologie en andere geofysische terreinen. Verder strekt het ertoe een voorziening te treffen voor de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de werkzaamheden door het agentschap KNMI worden verricht.

De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het voorstel, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 juli 2000, nr. 00.004424, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies gedateerd 16 oktober 2000, nr. W09.00.0321/V, bied ik U hierbij aan.

1. Op grond van artikel 3, tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen andere taken worden opgedragen en kunnen nadere regels gesteld worden inzake de inhoud en reikwijdte van deze taken. Waar in het eerste lid van artikel 3 de taken van het KNMI formeel-wettelijk worden vastgelegd, wordt in het tweede lid de deur opengezet voor het opdragen van andere taken. Op zichzelf is het waar dat niet alles van tevoren kan worden overzien. Nu echter is gekozen voor een formeelwettelijke regeling als basis voor de publieke taken van het KNMI doet de vraag zich voor of de omschrijving van taken niet eveneens geheel op dat niveau thuishoort, waarbij de nadere regels bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gesteld.

De Raad adviseert die afweging te maken en zo nodig artikel 3, tweede lid, aan te passen.

1. Naar aanleiding van het advies van de Raad is besloten de taken van het KNMI volledig in de wet vast te leggen en zowel het eerste als het tweede lid van artikel 3 aan te passen. Met het oog daarop is de memorie van toelichting eveneens op een enkel onderdeel aangepast. Bij de op te stellen nadere regels op grond van artikel 3, tweede lid, gaat het enerzijds om gedetailleerde taakbeschrijvingen. Van een deel van deze regels wordt, zoals in de memorie van toelichting ook is uiteengezet (algemeen deel, paragraaf 5, 2e alinea) bovendien voorzien dat zij als gevolg van de zich snel ontwikkelende techniek en wetenschap op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen regelmatig wijziging zal behoeven. Op grond daarvan is in overeenstemming met aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) besloten de regels bij ministeriële regeling vast te stellen.

2. In de artikelen 5, derde lid, en 6, tweede lid, wordt aan de minister de bevoegdheid toegekend regels te stellen inzake de inhoud en de beschikbaarheid van het algemeen weerbericht respectievelijk de gevallen, waarin een prijs verschuldigd is voor de beschikbaarstelling en het gebruik van KNMI-gegevens, en de grondslagen voor de berekening van de prijs vast te stellen.

Het gaat hier om belangrijke elementen van de regeling, die niet voor delegatie in aanmerking komen.

Mede gelet op aanwijzing 22 Ar adviseert de Raad de desbetreffende onderwerpen in de wet zelf te regelen.

2. Gelet op het advies van de Raad is besloten de in de wet vastgelegde regels omtrent de inhoud en beschikbaarheid van het algemeen weerbericht te preciseren. In artikel 5, tweede lid, is nu vastgelegd welke weerberichten tot het algemeen weerbericht behoren. Regionale detaillering in de berichtgeving kan door het KNMI worden aangebracht voor zover zich relevante verschillen in het weer boven Nederland of de Noordzee voordoen. Dat is in een nieuw derde lid bepaald. Het gedetailleerde en technische karakter van de voorziene nadere regelgeving in aanmerking genomen, heeft ondergetekende evenwel doen besluiten de inhoud van het algemeen weerbericht niet tot in detail vast te leggen op het niveau van de wet. Als gevolg van de aanpassing van artikel 5 is eveneens de verwijzing in artikel 1, onder d, aangepast. Daarenboven is in een nieuw vierde lid van artikel 5 vastgelegd dat, voorzover het KNMI over de relevante weergegevens beschikt en redelijkerwijs in de gelegenheid is geweest deze om te zetten in een algemeen weerbericht, de waarschuwingen bij gevaarlijk weer, berichten bij weersrelevante calamiteiten en de verdere vooruitzichten voor zover relevant voor de veiligheid terstond beschikbaar worden gesteld. De overige onderdelen van het algemeen weerbericht zullen, behoudens indien zich geen significante weerontwikkelingen voordoen, 3-uurlijks beschikbaar worden gesteld. Als gevolg van deze wijzigingen in artikel 5 is eveneens de memorie van toelichting op diverse plaatsen bijgesteld. Met betrekking tot de grondslagen voor de berekening van de prijs is ondergetekende van mening dat die specifiek en daarmee voldoende in artikel 6, tweede lid, onder b, zijn vastgelegd.

3. Ingevolge artikel 7, eerste lid, dient de minister beleidsregels vast te stellen in een catalogus die beschikbare KNMI-gegevens beschrijft en prijzen van KNMI-diensten zal bevatten. De Raad adviseert hier niet van beleidsregels te spreken, die immers niet in een catalogus thuishoren, maar te bepalen dat de minister de hier bedoelde catalogus vaststelt.

3. Anders dan door de Raad kennelijk wordt verondersteld, worden in de catalogus niet alleen de KNMI-gegevens en de prijzen van de KNMI-diensten opgenomen, maar zal de catalogus ook een nadere concretisering inhouden van de voorwaarden voor de beschikbaarstelling van de KNMI-gegevens (zie artikel 7, eerste lid). Dergelijke algemene regels die aangeven op welke wijze het bestuursorgaan van zijn contracteerbevoegdheid gebruik maakt, worden beschouwd als beleidsregels (vergelijk artikel 1:3, lid 4, Algemene wet bestuursrecht en Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, blz. 112). Voorts dient ingevolge aanwijzing 44a van de Ar in een wettelijk voorschrift op grond waarvan een beleidsregel wordt vastgesteld het woord «beleidsregel» uitdrukkelijk in dat voorschrift te worden gebruikt. Op grond van het voorgaande is artikel 7, eerste lid, gehandhaafd.

4. Blijkens de artikelsgewijze toelichting biedt artikel 10 tevens de grondslag voor onderzoek dat het KNMI verricht in opdracht van derden, waarbij in concurrentie wordt getreden met anderen. De vraag hoe deze activiteit zich verhoudt tot de BV Weerbureau HWS, waarin nu juist de commerciële taken van het KNMI zijn ondergebracht dient naar het oordeel van de Raad in de memorie van toelichting te worden beantwoord. Voor de voorwaarden waaronder dergelijk onderzoek mag worden verricht, wordt in de toelichting verwezen naar de Aanwijzingen inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen de Rijksdienst. Voorkomen moet worden dat sprake is van kruissubsidiëring en dus van oneigenlijke bevoordeling. In dit verband is het van belang dat het KNMI een zodanige boekhoudkundige scheiding voert dat een duidelijk en nauwkeurig beeld aanwezig is van de interne middelenstromen en van afzonderlijke en gemeenschappelijk gebruikte middelen van het KNMI. Tevens dient er sprake te zijn van een volledige doorberekening van de redelijkerwijs toe te rekenen kosten van het onderzoek, aldus de memorie van toelichting. Daartoe voorziet artikel 10 in de vaststelling van een ministeriële regeling. Ook de regeling van deze aspecten – de kosten van onderzoek die in elk geval volledig doorberekend moeten worden en de administratie van de verschillende middelenstromen – behoren als belangrijke elementen in hoofdzaak in de wet zelf geregeld te worden. In de toelichting zou daarbij, tevens aandacht dienen te worden besteed aan de woorden «in elk geval» in artikel 10, tweede lid. Die term roept de vraag op of er dan nog andere kosten zijn dan bedoeld in dat artikellid, of en hoe die kosten zullen worden doorberekend en – belangrijker – op basis van welke wettelijke regeling.

Het college adviseert het wetsvoorstel in de aangegeven zin te wijzigen en de memorie van toelichting aan te passen.

4. De vraag hoe het KNMI-onderzoek in opdracht van derden, waarbij in concurrentie wordt getreden met anderen zich verhoudt tot de BV Weerbureau HWS, is beantwoord in paragraaf 7.2 van het algemene deel van de memorie van toelichting. Op grond van het advies van de Raad is artikel 10 van het wetsvoorstel aangepast en is in het wetsvoorstel vastgelegd dat bij de doorberekening van kosten voor onderzoek voor derden uitgegaan wordt van integrale doorberekening van die kosten aan derden en ten behoeve van dat onderzoek een gescheiden boekhouding wordt gevoerd.

5. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in de memorie van toelichting het begrip «alarmbericht» te vervangen door «bericht bij weersrelevante calamiteiten». Bovendien is van belang dat ondanks dat de zich snel ontwikkelende technologie op het terrein van de meteorologie steeds betere voorspellingen mogelijk maakt, het weer tot op zekere hoogte evenwel een onberekenbare factor blijft en dat weer dientengevolge niet ten alle tijde het goed te voorspellen is. In de memorie van toelichting is dat alsnog benadrukt. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een enkele omissie te herstellen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

J. A. E. van der Does

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven