27 623
Regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 juni 2001

Inleiding

Met belangstelling heeft ondergetekende kennis genomen van de vragen, gesteld door de leden van de fracties. Geconstateerd wordt dat de fracties dit wetsvoorstel positief bejegenen. Niettemin resteren er nog enkele vragen, waarop in deze nota wordt ingegaan.

De noodzaak voor een wettelijke basis voor de publieke taken van het KNMI

Het verheugt ondergetekende dat de leden van de VVD-fractie met de regering van mening zijn dat met het oog op de scheiding van marktactiviteiten en publieke taken een wettelijke inbedding van de taken van het KNMI noodzakelijk is. Wel vroegen deze leden zich tegen de achtergrond van de opmerking op blz. 13 van de memorie van toelichting af of de gescheiden boekhouding wel voldoende waarborgen biedt bij het uitoefenen van marktactiviteiten door het KNMI en wilden zij in dat verband geïnformeerd worden over de maatregelen die werden ondernomen om te komen tot een deugdelijk financieel beheer bij het KNMI.

Ter verbetering van het financiële beheer bij het KNMI is het project «verbetering financieel beheer KNMI» opgezet. De voortgang van de verbetering wordt gevolgd door een stuurgroep, waarvan de hoofddirecteur van het KNMI voorzitter is en, naast vertegenwoordigers van het KNMI, een vertegenwoordiging van het ministerie en de directie Financieel Economische Zaken deelnemen. Over het jaar 2000 heeft het KNMI een grote inspanning geleverd om het financieel beheer te verbeteren. Deze maatregelen hebben er inmiddels toe geleid dat over het jaar 2000 een goedkeurende verklaring van de Accountantsdienst is verkregen. Doelstelling is dat het bereikte niveau wordt geconsolideerd en dat een meer structurele inbedding van het financiële beheer in de bedrijfsprocessen wordt bereikt. In het kader van het project «verbetering financieel beheer» wordt eveneens de verbetering van het huidige systeem van kostentoerekening ter hand genomen en verwacht wordt dat in het jaar 2001 een adequaat systeem van kostentoerekening zal worden ingevoerd. Overigens meent ondergetekende uit de vraagstelling van deze leden op te maken dat zij veronderstellen dat het KNMI op dit moment in het geheel geen activiteiten in opdracht van derden verricht, hetgeen geen juiste veronderstelling zou zijn. Ook na de ontvlechting zijn en worden door het KNMI – zij het in bescheiden mate – activiteiten voor derden verricht. Te denken valt daarbij aan het verrichten van onderzoek in opdracht van derden. Voor de voorwaarden waaronder het KNMI dergelijk onderzoek mag verrichten en de eisen die verder in dat verband gesteld worden, wordt verwezen naar artikel 10 van het wetsvoorstel en de paragrafen 7.2 en 7.3 van de memorie van toelichting.

De taken van het KNMI

De leden van de CDA-fractie onderschreven de visie dat de taken van het KNMI zijn gericht op de veiligheid van de Nederlandse samenleving. Het riep bij hen evenwel een aantal vragen op met betrekking tot de wijze waarop en door wie die zorg voor de veiligheid gestalte krijgt en gewaarborgd wordt, van wie terzake actie verwacht mag worden en de maatregelen die getroffen kunnen worden ter voorkoming en/of bestrijding van gevaarlijke situaties.

Over deze vragen valt het volgende op te merken. Op grond van artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel, heeft de hoofddirecteur van het KNMI een informatieplicht omtrent het algemeen weerbericht, waaronder waarschuwingen voor gevaarlijke weerssituaties en berichten bij calamiteiten. Daarnaast worden – in geval van (dreigende) gevaarlijke weerssituaties of calamiteiten – diverse (overheids-)instanties voorzien van meteorologische informatie, waarbij de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen bij de ontvangende instantie ligt. Soms berust de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen rechtstreeks op een wettelijke regeling. In andere gevallen vloeit het treffen van maatregelen voort uit de algemene taak van de overheid voor de veiligheid van de samenleving en is de concretisering van die maatregelen veelal geregeld in zogenoemde draaiboeken. Zo geldt in geval van (dreigende) kernongevallen het «Nationaal plan voor de kernongevallenbestrijding». Voor milieu- en chemische incidenten is er een wettelijke regeling voorgenomen. Daarnaast heeft het calamiteiten-telefoonnummer van het KNMI een plaats gevonden in provinciale rampenplannen. Ook het KNMI kent in de huidige situatie een draaiboek, waarin is opgenomen welke instanties op welke manier geïnformeerd worden.

Het voornemen is om onderdelen van het draaiboek op te nemen in de op basis van artikel 5, vijfde lid, op te stellen ministeriële regeling.

De techniek schrijdt snel voort. Niettemin komt het af en toe voor dat het KNMI op grond van de (inter)nationale gemeten gegevens waarover zij beschikt niet de volledig juiste conclusie trekt omtrent de te verwachten weerssituatie en door een onveilige weerssituatie wordt overvallen, waarvoor men niet tijdig heeft kunnen waarschuwen. Anders dan door de leden van de CDA-fractie verondersteld wordt, heeft dat besef er wel degelijk toe geleidt dat de daarmee samenhangende beperkingen voor de verantwoordelijkheid in het wetsvoorstel beschreven zijn. Immers, in artikel 5, vierde lid, van het wetsvoorstel wordt expliciet gesteld dat waar de veiligheid in het geding is en voor zover het KNMI over de relevante gegevens beschikt en deze redelijkerwijs heeft kunnen omzetten in een algemeen weerbericht, het algemeen weerbericht terstond beschikbaar wordt gesteld. Aangezien de hoofddirecteur onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van VenW valt, is daarmee ook de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid in dat opzicht gegeven.

Terecht constateerden deze leden dat omroepen, kranten en andere media niet verplicht worden waarschuwingsberichten uit te zenden en een informatieplicht door deze media niet nodig geacht wordt. Zoals al verwoord in de memorie van toelichting, bestaat er bij ondergetekende van dit wetsvoorstel geen aanleiding om te veronderstellen dat de media gelet op de nieuwswaarde van die berichten waarschuwingen voor gevaarlijke weerssituaties en weerscalamiteiten niet zullen doorgeven aan het publiek. Los daarvan zou een verplichting aan de media om berichten te verspreiden waarbij de inhoud van die berichten zou worden voorgeschreven niet in overeenstemming zijn met artikel 7 van de Grondwet. Indien er sprake zou zijn van onvoldoende vertrouwen in het verspreiden door de media van de relevante weerssituatie, zou het enige alternatief zijn dat de overheid zelf die informatie zou (doen) verspreiden. Dat zou dan via doorgaans voor de burger toegankelijke communicatiekanalen moeten gebeuren en niet alleen via de internet-site van het KNMI. Ook in dat geval is de burger er echter zelf verantwoordelijk voor dat hij die informatie tot zich neemt en desgeraden maatregelen treft.

Voor toepasselijkheid van de Europese mededingingsbepalingen is overigens in eerste instantie de aard van de taak van belang en niet de omvang van de taak. Als gezegd, de aard van de taken van het KNMI is in hoofdzaak publiek.

De beschikbaarheid van het algemeen weerbericht

In artikel 5, derde lid, van het wetsvoorstel, is bepaald dat het KNMI een regionale detaillering kan aanbrengen in de berichtgeving voor zover zich relevante verschillen in het weer boven Nederland of de Noordzee voordoen. Die relevante weersverschillen zullen zich in ieder geval voordoen, indien zich in bepaalde regio's gevaarlijke weersomstandigheden ofveranderingen voordoen en in andere regio's niet. De vrees van de leden van de PvdA-fractie dat een beperking van het verstrekken van regionale weerberichten de specifieke waarschuwingstaak van het KNMI voor (plotselinge) weersveranderingen ondergraaft wordt daarmee niet gedeeld.

Ook indien zich geen gevaarlijke weersomstandigheden of calamiteiten voordoen, de leden van de CDA-fractie vroegen daarnaar, is een regionale detaillering mogelijk bij belangrijke verschillen. Zo kan het KNMI bijvoorbeeld aangegeven dat er in de kustprovincies een sterk afwijkende windverwachting ten opzichte van elders in het land en dat de verwachte temperatuur belangrijk afwijkt van de normale regionale verdeling.

De beschikbaarheid van gegevens

De leden van de PvdA-fractie vroegen zich af of het KNMI in verband met de beperking met betrekking tot de exclusieve beschikbaarheid van onderzoekgegevens bij het verrichten van onderzoek voor derden niet in een nadelige concurrentiepositie zou komen ten opzichte van andere marktpartijen. In antwoord op deze vraag merk ik op dat het niet ondenkbaar is dat een opdrachtgever vanwege deze beperking niet voor het KNMI opteert. Zwaarder weegt voor de regering evenwel het uitgangspunt dat een overheidsorganisatie in principe geen marktactiviteiten behoort te verrichten, tenzij daarmee een publiek belang gediend is. Bij het door het KNMI te verrichten onderzoek door derden is dat het geval. Maar het publieke belang vereist dan wel dat van die onderzoeken dan ook publiekelijk kennis kan worden genomen.

In het kader van ECOMET hangen de te betalen tarieven voor de beschikbaarheid van gegevens af van de aard van het gebruik en de soort gebruiker. Daarnaast zullen kortingspercentages opgenomen worden voor grootverbruik, beperkt gebruik en voor «small providers». Over de achtergrond van deze kortingen – de leden van de PvdA-fractie wilden daar graag helderheid over – kan het volgende gemeld worden. Een vaste prijs per eenheid van data is redelijk. Voor grote hoeveelheden (die soms flink kunnen oplopen) leidt dit echter tot onredelijk hoge bedragen. Ecomet heeft daarom de «kwantumkorting» voor grote hoeveelheden ontworpen.

De kortingsregeling voor «small providers» is er omdat kleine (bijvoorbeeld startende) weerbureaus meteen al flinke hoeveelheden gegevens nodig hebben. Zonder kortingsregeling zou het haast onmogelijk zijn om «klein te beginnen». De gebruiksrechten zijn dan wel enigszins beperkt om scheve concurrentieverhoudingen te voorkomen. De korting voor beperkt gebruik heeft met name betrekking op de publikatie van gegevens door enig medium. In dat verband maakt het nogal verschil of de gegevens onafgebroken en voortdurend ververst gepresenteerd worden op een TV-kanaal of dat ze minder frequent ter illustratie van het weerbericht tijdens een nieuwsuitzending.

Naar aanleiding van de publieke taak en de te hanteren tarieven en tariefsdifferentiatie vroegen de leden van de CDA-fractie zich af hoe de voorgestelde ontwikkelingen in Europees verband harmoniëren. De NMI's in andere Europese landen hebben zowel publieke als commerciële activiteiten. Of dit ook leidt tot een sponsoring van het weerbericht is ondergetekende niet bekend. Bij het KNMI vindt in ieder geval geen sponsoring van het weerbericht plaats. Overigens zijn in enkele Europese landen initiatieven genomen om net als in Nederland te komen tot een ontvlechting van publieke en commerciële taken.

Met betrekking tot de vraag van de leden van de CDA-fractie of aan de administratieve voorwaarden voor het instellen van agentschappen is voldaan, wordt opgemerkt dat er een informatiestatuut is. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is evenwel geconstateerd dat dat statuut nog niet op alle onderdelen voldoet aan de eisen die aan een agentschapsstatuut gesteld mogen worden. Met het oog daarop zal bij de verdere uitwerking van regelgeving op grond van dit wetsvoorstel ook de aanpassing van bepalingen in verband met het agentschapsstatuut meegenomen worden.

Wetenschappelijk onderzoek

De leden van de VVD-fractie vroegen of de KNMI-raad medeverantwoordelijk zou zijn voor de kwaliteit van het onderzoek voor derden en deze onderzoek zou kunnen afwijzen. De taak van de KNMI-raad is het wetenschappelijk niveau van alle KNMI-activiteiten – dus ook het eventuele onderzoek voor derden – te bewaken. Een beoordeling door de KNMI-raad van de kwaliteit van het onderzoek vindt evenwel achteraf plaats en heeft een algemeen karakter. De KNMI-raad zal derhalve ook niet vooraf bepaalde concrete onderzoeken door het KNMI kunnen afwijzen. Wel mag verwacht worden dat de bevindingen van de KNMI-raad effect hebben op het toekomstige onderzoeksbeleid van het KNMI. Een van de voorwaarden voor het verrichten van onderzoek is verder dat dat onderzoek past in het onderzoeksprogramma van het KNMI. De KNMI-raad zal in ieder geval toetsen of daarvan sprake is.

De omvang van het onderzoek voor derden bedraagt minder dan 5% van de totale onderzoeksinspanning van het KNMI, niet meegerekend het onderzoek ten behoeve van andere overheidsdiensten. Voor dit onderzoek voor derden kan en moet het KNMI onder voorwaarden extra personeel aantrekken. Dit om te verzekeren dat dergelijk onderzoek voor derden niet ten koste gaat van de opgedragen publieke taken van het KNMI.

Relatie minister – KNMI

De hoofddirecteur van het KNMI vertegenwoordigt qualitate qua de Nederlandse Staat bij de WMO. Daarbij zal hij evenwel moeten handelen binnen de instructies die hem door de verantwoordelijke minister of staatssecretaris gegeven zijn. Gelet op dit laatste, ben ik met de leden van de CDA-fractie van mening dat deze positie van de hoofddirecteur van het KNMI de ministeriële verantwoordelijkheid niet in de weg staat.

Overig

Tenslotte stelden de leden van de VVD-fractie enige vragen met betrekking tot de relatie tussen het KNMI en het NITG. Het KNMI is belast met de taak van de seismologische waarnemingen en onderzoek. Het gaat hierbij om aardbevingen. Het TNO-NITG verricht onder andere onderzoek in de sfeer van exploratieseismiek in verband met de olie- en gasindustrie. In de taken van het KNMI en TNO-NITG is geen overlap. Wel vinden er tussen het KNMI en TNO-NITG momenteel gesprekken plaats om te komen tot optimale betrekkingen tussen de twee instituten op het gebied van seismologische waarnemingen en seismologisch onderzoek. Het gaat er daarbij om de geologische aspecten van het werk (NITG) en de geofysische aspecten (KNMI) zo bij elkaar te brengen dat aan deze twee componenten optimaal informatie ontleend kan worden Verder huisvest het KNMI het Orfeus Data Centrum, het Europees centrum voor de coördinatie van digitale brede band seismologie.

De afdeling seismologie van het KNMI is in dat verband nauw bij Orfeus betrokken en vormt daarbij een belangrijke component in de Europese seismologie. Positionering van seismologische diensten buiten de nationale geologische diensten is eerder regel dan uitzondering in Europa. Ondergetekende ervaart het vooralsnog als het meest doelmatig dat er een goed samenwerkingsverband tussen de beide instellingen bestaat, waarbij het beste van de twee instellingen wordt samengebracht.

De vraag van deze leden of er voornemens zijn tot verdere verzelfstandiging van het KNMI wordt zonder meer ontkennend beantwoord.

Tenslotte wordt tegelijkertijd met deze nota naar aanleiding van het verslag een nota van wijziging ingediend, waarbij de inwerkingstredingsbepaling van het wetsvoorstel wordt gewijzigd. Deze wijziging hangt samen met het wetsvoorstel voor een Tijdelijke referendumwet. Gevolg van de Tijdelijke referendumwet bij totstandkoming zal zijn dat wetsvoorstellen niet eerder in werking kunnen treden dan de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij zijn geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven