27 622
Mond- en Klauwzeer

25 229
Varkenspest

28 768
Heroverweging kortingensysteem Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

nr. 124
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 april 2003

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 2 april 2003 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

– de draaiboeken mond en klauwzeer (MKZ) (27 622, 25 229, nrs. 112 en 116, en 27 622, nr. 113);

– het beleidsdraaiboek klassieke varkenspest (KVP) (25 229, nr. 63);

– de heroverweging van het kortingensysteem Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) (28 768);

– brieven van de minister van LNV over het boek over MKZ in Kootwijkerbroek (27 622, nr. 114) en een nieuwe werkwijze bij de voorbereiding van beleidsdraaiboeken voor de bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten (27 622, 25 229, nr. 115);

– brieven van de staatssecretaris van LNV over evaluatie van preventieve (verzamel)maatregelen MKZ (27 622, nr. 117) en de evaluatie van de MKZ-verplaatsingsregeling (27 622, nr. 118);

– brieven van de minister over:

– de Nederlandse inzet ten behoeve van de nieuwe EU-richtlijn voor de bestrijding van MKZ (21 501-32, 27 622, nr. 19);

– uitvoering motie-Ormel over paraatheid dierziektebestrijding (28 474, nr. 6);

– verlaging van de tegemoetkoming in schadeloosstelling (LNV-02-129);

– berichtgeving in de media inzake juridische bezwaren tegen het openbaarmaken van het MKZ-dossier (27 622, nr. 119);

– het handhoek Communicatie bij crisis LNV (27 622, 25 229, nr. 120);

– het draaiboek Crisisbestrijding LASER met de nadere uitwerking van het handboek Financieel management in crisissituaties (27 622, nr. 121);

– de uitkomsten van de gesprekken met de stichting Onderzoek MKZ-crisis Kootwijkerbroek (SOMCK) (27 622, nr. 122).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De voorzitter stelt vast dat in de procedurevergadering van heden is besloten dit overleg voornamelijk te beperken tot de beleidsdraaiboeken en slechts kort in te gaan op de brieven van 25 maart en 1 april die betrekking hebben op bemoeienissen van en gesprekken met de SOMCK. De Kamer zal namelijk binnenkort een gesprek met partijen beleggen. De voorzitter verzoekt de minister ook slechts kort te reageren op de opmerkingen vanuit de commissie. Op 's ministers opmerkingen zal bij de nadere gedachtewisseling niet worden ingegaan.

De heer Ormel (CDA) wijst erop dat de boeren, het ministerie van LNV en de Nederlandse maatschappij als geheel met achtereenvolgende dierziekte-epidemieën zijn geconfronteerd: klassieke varkenspest (KVP), mond- en klauwzeer (MKZ) en nu klassieke vogelpest. Het is duidelijk dat de beleidsdraaiboeken voor de bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten van groot belang zijn. De fractie van de heer Ormel heeft respect voor de grote inzet van velen om te proberen een dergelijke epidemie eronder te krijgen. Natuurlijk is er ook kritiek. Bovendien wordt een draaiboek geschreven op basis van de vorige crisis. Zijn alle organisaties die iets wilden inbrengen betrokken geweest bij de totstandkoming van de draaiboeken? Gaat het ministerie op regelmatige basis mensen uit het veld betrekken bij de evaluatie van de draaiboeken? In deze draaiboeken worden beleidslijnen uitgezet. De draaiboeken vormen een praktisch uitgangspunt bij het opstellen van praktische uitvoeringsdraaiboeken. Sluiten al die draaiboeken op elkaar aan?

Er kan niet genoeg aandacht worden geschonken aan de communicatie in geval van een zeer besmettelijke dierziekte. Immers, nog beter het traject voorbereiden kan fouten voorkomen als het niet-tijdig informeren van boeren over een verandering van de status van hun bedrijf. Belangrijk zijn: één contactpersoon per bedrijf en tijdige informatie van lokale autoriteiten en praktiserend dierenartsen. Termijnen moeten vanaf het begin duidelijk in beeld zijn, zodat men weet wanneer de taxatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn de schadeloosstelling kan worden verwacht. Alle goede initiatieven ten spijt, dient er nog meer aandacht te worden besteed aan de communicatie.

Volgens het draaiboek wordt direct na het uitbreken van varkenspest overgegaan tot vaccinatie. Dat gebeurt niet bij het uitbreken van MKZ (scenario F). Bovendien is in het MKZ-draaiboek nadrukkelijk sprake van het ruimen van gevaccineerde dieren. In scenario H is sprake van een omslagpunt waarop wordt besloten gevaccineerde dieren in leven te laten. Is dat omslagpunt niet bereikt zodra tot vaccinatie wordt overgegaan? De inzet van de minister is gericht op het in leven laten van gezonde dieren. De heer Ormel hoopt op een spoedige wijziging van richtlijn 92/46. Een bedrijf wordt geacht vrij te zijn van MKZ drie maanden na ruiming van gevaccineerde dieren en zes maanden na vaccinatie zonder ruiming. Dat ontbeert iedere veterinaire logica. Hoe staat het met de mogelijkheden om producten van gevaccineerde dieren te vermarkten? Is er voldoende vaccin? Kan de minister het initiatief nemen om te komen tot een Europese vaccinbank? Vaccinatie zal de EU heel veel ruimingskosten besparen, maar wel andere kosten veroorzaken. Wil de minister zich inzetten voor aanpassing van de Europese compensatieregeling?

Het is verheugend dat gevaccineerde bedreigde dierentuindieren in leven kunnen blijven, maar waarom kan dat niet onverkort gelden voor alle dieren? Is er nog maatschappelijk draagvlak voor ruimen? De heer Ormel is van oordeel dat zo snel mogelijk na de constatering van varkenspest of MKZ tot vaccinatie moet worden overgegaan, ook als de richtlijnen nog niet zijn gewijzigd. Hij acht het massaal doden van gezonde gevaccineerde dieren onacceptabel en vraagt om een zodanige aanpassing van de draaiboeken MKZ en KVP dat gezonde gevaccineerde dieren in leven kunnen blijven. Dieren waarvan geen producten in de voedselketen komen, zouden gewoon gevaccineerd moeten kunnen worden. Wil de minister zich inzetten voor een onderscheidende en sluitende I&R-regeling voor hobbydieren om dit mogelijk te maken?

De heer Ormel is er zich van bewust dat vaccineren tijdelijke gevolgen kan hebben voor de Nederlandse exportpositie, maar blijft erbij dat het maatschappelijk gezien onacceptabel is om over te gaan tot massale ruiming van gezonde gevaccineerde dieren. Uiteraard moeten besmette bedrijven wel geruimd worden.

Over een aantal praktische punten, zoals het wel of niet kunnen vervoeren vanaf een veehouderijbedrijf van een paard met een koliek, het afvoeren van mest en het vervoer van destructiemateriaal tijdens standstill, moet tijdens een crisis duidelijkheid bestaan. De heer Ormel verzoekt de minister daarover in overleg te treden met de sectoren.

In de draaiboeken is sprake van het direct instellen van een fokverbod voor varkens in het beschermings- en toezichtgebied. Dat is een zeer zware maatregel die niet alleen financiële gevolgen heeft voor de varkenshouders, maar ook welzijnsproblemen kan oproepen bij de zeugen. Het is moeilijk om bij de aanvang de duur van een epidemie te voorspellen. Als er een verplichte buffercapaciteit wordt ingesteld, kan ook later tot een fokverbod worden besloten. Uiteraard mag het niet voorkomen, aldus de heer Ormel, dat zeugen worden geïnsemineerd terwijl tegelijk massaal jonge biggen worden gedood. Hij vraagt de minister toe te zeggen dat de draaiboeken in deze zin zullen worden gewijzigd.

In stuk nr. 27 622, nr. 118, wordt gemeld dat de aanzienlijke gedetailleerde regelgeving op onderdelen een onbalans laat zien tussen veterinair risico en uitvoerbaarheid. Het risico van insleep van ver is groter dan dat van lokale verplaatsingen. Is het niet wenselijk om de in de draaiboeken vermelde regio-indeling ook in «vredestijd» te gebruiken voor strengere regels voor verplaatsing van de ene naar de andere regio en tegelijkertijd voor versoepeling van regelgeving binnen een regio? Het moet toch mogelijk zijn om zonder rigide regelgeving bijvoorbeeld schapen of jongvee te verplaatsen naar een dorp verderop, regionale keuringen voor hobbygeiten te houden en weidekoeien naar een regionale verzamelplaats te brengen. Het houden van dieren in Nederland moet leuk blijven. Regionalisering sluit bijzonder goed aan bij het welbekende rapport Naar een duurzame en vitale landbouwstructuur in Nederland. Bij dreiging van een besmettelijke dierziekte kunnen deze verplaatsingsregels worden opgeschaald en is men al gewend aan de regiostructuur. De heer Ormel verzoekt de regering de Kamer binnen drie maanden in te lichten over maatregelen om de regelgeving meer in balans te brengen met de werkelijke veterinaire risico's en de uitvoerbaarheid in de praktijk.

Dat beide stichtingen inzake Kootwijkerbroek niet tot overeenstemming met de minister zijn gekomen over een onafhankelijke onderzoekscommissie betreurt de heer Ormel in hoge mate. Hij is van mening dat de minister beide stichtingen op zeer vele punten bijzonder ver tegemoet is gekomen. Over hoe het nu verder moet, zal de Kamer nog moeten spreken. Het wetsvoorstel tot intrekking van het kortingensysteem dient zo snel mogelijk naar de Kamer te worden gezonden. In welke fase bevindt het zich? Het is van groot belang dat een handhavingsdocument de plaats inneemt van het kortingensysteem. Wanneer kan de Kamer daarover een voorstel verwachten? Onverantwoordelijk gedrag op het gebied van het mogelijk verspreiden van dierziekten dient in de toekomst streng doch rechtvaardig te worden bestraft.

Iedere crisis zal anders verlopen dan van tevoren werd gedacht. Voortdurende waakzaamheid is geboden. Aanpassing van de draaiboeken aan nieuwe situaties zal altijd nodig zijn. De heer Ormel hoopt dat dit in goede harmonie met alle actoren zal geschieden en dat de finale toetsing eenieder bespaard zal blijven.

Het komt de heer Waalkens (PvdA) voor dat er enkele structurele weeffouten zijn in het ministerie of operationele afdelingen daarvan. Immers, telkenmale blijkt dat op drie essentiële onderdelen van de bestrijding van besmettelijke dierziekten commentaar te leveren is. Zowel bij de KVP en de MKZ als nu bij de vogelpest geldt dat de bestrijding te laat is begonnen, dat de bestrijdingscapaciteit te gering is en dat niet adequaat wordt ingespeeld op de situaties die zich voordoen. Het is noodzakelijk dat de veterinaire uitgangspunten leidend zijn in de beleidsdraaiboeken. Draaiboeken zijn een leidraad voor het ordenen van de hoeveelheid van belangen. Bij die ordening worden politiek-maatschappelijke afwegingen gemaakt. Draaiboeken zijn ook bedoeld om ingrepen en interventies te limiteren en risico's weg te nemen in «vredestijd» en op het moment dat er een besmettelijke dierziekte is uitgebroken. Tevens dienen draaiboeken voor het aanbrengen van een soort hiërarchische structuur bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten, zodat eenieder weet wanneer hij zijn verantwoordelijkheid moet en kan nemen.

In de draaiboeken is de organisatie van een standstill van 72 uur cruciaal, is de compartimentering essentieel en is de positie van de hobbydierhouders daarin kwetsbaar, terwijl het per onmiddellijk instellen van het fokverbod nadere beschouwing behoeft. De heer Waalkens is het in principe met het fokverbod eens, omdat in geval van een zeer besmettelijke veeziekte waarbij de overheid is gehouden de interventies te organiseren, al heel snel aannemelijk is dat de duur van de epidemie de draagtijd overschrijdt. Hij wenst op dit punt de lijn te volgen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) die een fokverbod een wezenlijk element noemt voor de medewerking van dierenartsen aan het euthaniseren van jonge dieren en die het verbod wil laten ingaan op het moment dat moet worden overgegaan tot het doden van biggen. De KNMvD denkt dat het fokverbod van kracht moet worden op het moment dat wordt verwacht dat de duur van de epidemie de draagtijd zal overschrijden. Het draaiboek behoeft derhalve aanpassing wat het instrument fokverbod betreft. Hoe denkt de minister over de positie van de dierenarts in dezen?

Het CIDC-Lelystad vreest risico's van de versoepelingen van de regelingen die de kwetsbaarheid van de dierlijke sector moeten beperken. Diercontacten, dierbewegingen, wilde varkens en in het wild rondvliegende vogels zijn potentiële gevaren. Waar risico's kunnen worden weggenomen, moeten die helder worden benoemd en moet niet te gemakkelijk tot versoepeling van regelingen worden overgegaan.

De heer Waalkens heeft begrip voor de voornemens van de minister inzake het kortingensysteem, maar wenst wel duidelijkheid. Het Diergezondheidsfonds wordt gevuld met gelden vanuit de sector. Er is sprake van een vorm van collectieve financiering van de effecten van besmettelijke dierziekten op de bedrijven. Hij ziet het als verzekeringsmodel en vindt dan ook dat men niet het collectief kan laten opdraaien voor uitbetalingen uit het Diergezondheidsfonds, indien er op het betrokken bedrijf sprake is van aanwijsbare tekortkomingen. Er is veel discussie geweest over welke instantie moet rapporteren over tekortkomingen. Met 's ministers voorganger is afgesproken dat dit niet de AID zal zijn, omdat die niet voldeed bij de bepaling en de registratie van tekortkomingen. In het geval van geconstateerde tekortkomingen moet volgens de heer Waalkens een systeem van procentuele verlaging van de schadeloosstellingen worden gehanteerd. Desgevraagd zegt hij dat in wezen het vertrekpunt voor een boetesysteem gelijk is aan dat van het kortingensysteem, omdat ook dan de rechter zal moeten oordelen over de tekortkomingen die op een bedrijf zijn geconstateerd.

Uiteraard is de heer Waalkens het eens met de Nederlandse inzet om te komen tot het omzetten van het non-vaccinatiebeleid van de EU in een vaccinatiebeleid, maar om de sector ook een kans te geven, economisch gezien te overleven, pleit hij er niet voor vaccinatie standaard op te nemen in de Nederlandse veterinaire aanpak van het houden van dieren.

Lokale overheden en dierenartsen hebben duidelijk gemaakt dat zij behoefte hebben aan participatie bij de bestrijding van besmettelijke dierziekten en aan goede communicatie met de boeren. De heer Waalkens is ervoor deze partijen nadrukkelijker een plek te geven in het crisiscentrum, opdat zij op lokaal niveau hun verantwoordelijkheid goed kunnen invullen. De spin-off daarvan in de kostenverrekening tussen de verschillende overheden moet parallel lopen met die in geval van andere rampen en calamiteiten.

De heer Waalkens is het er desgevraagd mee eens dat met het inzetten van het vaccinatiewapen de veterinaire aanpak leidend is, maar stelt vast dat er destijds geen vaccin tegen varkenspest was, dat er nu geen vaccin tegen vogelpest is en dat er geen adequaat markervaccin tegen MKZ was. In Europa is er veel discussie over markervaccins, omdat de foutenmarge bij het gebruik ervan te groot is.

De heer Oplaat (VVD) merkt op dat de aanpak van crises zich niet laat vervatten in een boek, omdat iedere crisis anders is. Wel kan er een bepaalde leidraad worden gevolgd, waarbij er voldoende beleidsruimte is om de strategie zo nodig te wijzigen. In het kader van het voorkomen van dierziekte-epidemieën zullen de buitengrenzen van de EU moeten worden beschermd, ook in Nederland natuurlijk. Op het moment dat er in een ander EU-land een besmettelijke dierziekte uitbreekt, moeten in Nederland de noodzakelijke maatregelen kunnen worden genomen ter voorkoming van die ziekte alhier.

In de draaiboeken wordt nog geen rekening gehouden met de mogelijkheid om gezonde dieren in leven te laten na vaccinatie, omdat Europa dat nog steeds niet toestaat. De overheid zal zich met de sector en de rest van de keten internationaal moeten inzetten om afzet van het vlees van gevaccineerde dieren mogelijk te maken. Er is al enige ervaring opgedaan met stalgenoten van BSE-koeien. Immers, dat er wordt geënt is mooi, maar als er daarna geen afzet mogelijk is van het vlees en andere producten van de geënte dieren, dan is er een groot probleem. De heer Oplaat kan zich niet vinden in het standpunt van de heer Ormel dat als Europa er niet mee instemt Nederland dan maar alleen moet gaan enten. Nederland moet inzetten op een spoedig invoeren van een markervaccin en op het ontwikkelen van tests om onderscheid te maken tussen individuele zieke dieren en geënte dieren. Wanneer neemt het International Office of Epizoots (OIE) er een besluit over?

Er is tijdens de crises grote maatschappelijke onrust in het land ontstaan toen de dieren van vele hobbydierhouders moesten worden gedood om de crises onder controle te krijgen. In het rondetafelgesprek vorige week heeft de KNMvD gezegd dat het mogelijk is om bij een gesloten I&R-systeem de hobbydieren na vaccinatie in leven te laten, omdat het veterinaire risico dan bijna nihil is. Het CIDC-Lelystad dacht daar anders over. Om nieuwe maatschappelijke onrust in geval van een dierziekte-epidemie te voorkomen, zal in een goede discussie moeten worden bepaald wat er in dit kader kan en wat niet. Er moet niet maar gemakshalve worden gezegd: gevaccineerde hobbydieren hoeven niet te worden gedood. De gevaccineerde hobbydieren zullen in ieder geval niet voor consumptie bestemd mogen zijn en het I&R-systeem moet sluitend zijn. Bij de voorgaande crises kon de overheid niet anders dan ook de hobbydieren doden.

Zoals ook bij de vogelpest bleek, komt een te trage start door bijvoorbeeld capaciteit- of materiaalgebrek de crisisbestrijding niet ten goede. De aanpak van een dierziektecrisis in de eerste 72 uur is maatgevend voor het verdere verloop en de omvang van de epidemie. Welke maatregelen heeft de minister al kunnen nemen om te voorkomen dat er weer maatschappelijke rampen en discussies ontstaan? In de toekomst zal meer gebruik moeten worden gemaakt van lokale dierenartsen die de situatie ter plekke vaak goed kennen en bekend zijn met de betrokkenen. Het is ook van belang dat de lokale dierenartsen op de hoogte zijn van de gang van zaken. Alle gemeenten en dierenartsen moeten in het bezit worden gesteld van een draaiboek dierziektebestrijding.

Er zal ook meer aangesloten moeten worden bij de kennis op gemeentelijk niveau van de aanpak van rampen en rampenplannen. Er zal dan ook minder discussie ontstaan over wie voor welke kosten aansprakelijk is.

De heer Oplaat wil pas een fokverbod instellen indien duidelijk is dat er echt sprake is van een dierziektecrisis en er rekening wordt gehouden met de cyclus van het dier. In dat geval zullen biggen moeten worden doodgespoten. De dierenartsen hebben een fokverbod als voorwaarde gesteld voor dat doodspuiten.

Met het draaiboek wordt niet geheel aangesloten bij de praktijk van de extensieve veehouderij en de vrij in natuurgebieden rondlopende dieren. Een schaapherder met een kudde kan onmogelijk voldoen aan de eis dat er voor minimaal zes weken voer aanwezig is, omdat hij nu eenmaal van het ene heideveld naar het andere grasveld trekt en die gebieden worden doorkruist door wegen.

De heer Oplaat is blij dat er inzake de kortingen een andere weg wordt ingeslagen.

Wat Kootwijkerbroek betreft, wijst hij erop dat in het Strategisch akkoord staat: werken aan vertrouwen, een kwestie van aanpakken. De minister staat voor dit akkoord. Waarom doet hij niet gewoon een contra-expertise via DNA-onderzoek, zodat zeker is dat het juiste buisje is gebruikt op het moment dat werd bepaald dat er MKZ heerste op het betreffende bedrijf in Kootwijkerbroek? Op die manier kan veel wantrouwen worden weggenomen bij de mensen in dat gebied.

De heer Van den Brink (LPF) stelt vast dat in 1989 in de EU is besloten tot het non-vaccinatiebeleid. In een tijd van grote welvaart en bijna ongekende mogelijkheden wordt voor het aanpakken van besmettelijke dierziekten teruggegrepen naar dier- en mensonterende methoden. Nederland is echter gehouden aan de Europese regels. Het is niet reëel om te besluiten daarvan af te wijken door alhier de dieren te vaccineren en dus alleen voor Nederland te produceren. Dit zou betekenen dat er een einde wordt gemaakt aan de huidige exportmogelijkheden, en dat op kosten van de Nederlandse burger en producent. Nederland kan slechts proberen langzaamaan de Europese regelgeving open te breken, zodat vaccinatie in Europa mogelijk wordt. De laatste twee, drie jaar lijkt er enige beweging in te komen. De huidige regelgeving betekent dat als een land met een dierziekte kampt een ander land daarvan kan profiteren door meer te produceren.

Goede communicatie met de betreffende veehouders, veevoederfabrieken, slachterijen en dergelijke is van levensbelang om het gewenste beleid te laten slagen en om het gevoel te doen ontstaan dat overheid en bedrijfsleven het samen doen. Regelmatig schort het aan die goede communicatie als gevolg van de hectiek en het vooraf niet voldoende uitleggen van hoe een en ander werkt. Derhalve is er een draaiboek nodig waarin precies staat wat er gaat gebeuren in het geval dat er een besmettelijke dierziekte uitbreekt, ook al is iedere dierziekte-uitbraak anders.

De laatste tien, vijftien jaar is er altijd weer sprake geweest van insleep van dierziektevirussen uit het buitenland. De eerste vraag is dan ook hoe zulke virussen buiten de landsgrenzen kunnen worden gehouden. Ooit is met LNV afgesproken dat als er in een land ook maar sprake is van een besmettelijke dierziekte automatisch alle vrachtwagens daarvandaan zullen worden ontsmet. Dat gebeurt in de praktijk echter niet. Geïmporteerde dieren zullen per definitie drie weken in quarantaine moeten worden gehouden. Breekt er op een bedrijf een besmettelijke dierziekte uit, dan moet dit bedrijf worden geruimd, maar dan moet, zoals vorig jaar door de Kamer bij motie is bepaald, alvorens verdere stappen worden ondernomen, eerst via DNA-onderzoek worden vastgesteld of het monster dat aanleiding geeft tot de diagnose daadwerkelijk afkomstig is van het betreffende dier. In de draaiboeken is die eis van de Kamer niet terug te vinden. De heer Van den Brink neemt aan dat de motie alsnog in de draaiboeken wordt verwerkt. Zo gauw een besmettelijke dierziekte is vastgesteld, moeten de dieren in het betrokken gebied worden ingeënt, maar zijns inziens kan niet in de draaiboeken worden opgenomen dat gezonde geënte dieren standaard niet worden vernietigd. Dat neemt niet weg dat hij deze dieren niet wil vernietigen indien hun vlees binnen de Nederlandse grenzen kan worden geconsumeerd. Alles moet in het werk worden gesteld om die mogelijkheid te scheppen. De heer Van den Brink verklaart zich desgevraagd een warm voorstander van de gedachte om zolang de nieuwe richtlijn er niet is, te proberen samen met andere landen in het beleid erop vooruit te lopen. Hij moet echter vaststellen dat de pleidooien die hij sinds 1998 twee keer per jaar in Brussel heeft gehouden voor die aanpassing niet veel resultaat hebben opgeleverd. In de gedachtegang van de EU-landen geldt in dit verband nog steeds: de een z'n dood is de ander z'n brood.

Ook de heer Van den Brink noemt de eerste 72 uur maatgevend voor de aanpak. De draaiboeken moeten van dien aard zijn dat voor iedereen duidelijk is wat er gebeurt. Ook moet duidelijk zijn welke afspraken er zijn over overname van bijvoorbeeld biggen bij welzijnsruiming. De afgelopen jaren hadden boeren het gevoel dat de eindeloze discussie over de overname alleen maar was bedoeld om de overname uit te stellen.

De heer Van den Brink verklaart zich tegenstander van een onmiddellijk fokverbod bij uitbraak. Dat zou duiden op een totaal gebrek aan geloof in eigen kunnen. Hij is wél voorstander van een fokverbod als blijkt dat de epidemie langer zal duren dan de draagtijd van het betreffende moederdier. Wordt zo'n verbod ingevoerd, dan moet ook duidelijk worden vermeld dat het wordt opgeheven dertig dagen na de laatste uitbraak. Hij is van mening dat boeren die dieren houden die veel nakomelingen krijgen, zoals varkens, ruimte moeten hebben voor het gedurende vier tot zes weken opvangen van de gevolgen van een dierziekte-uitbraak. Wel zal meteen na het uitbreken van de dierziekte de mogelijkheid moeten worden geboden de jonge dieren voor een deel dood te spuiten, zodat er op het bedrijf pas op een later tijdstip een welzijnsprobleem ontstaat.

Mevrouw Van Velzen (SP) vindt het moeilijk debatteren, omdat er nu draaiboeken voorliggen die conform de wens van haar fractie zijn aangepast aan de hand van de ondervindingen bij de jongste crisis, maar die zijn gebaseerd op het staand beleid waar zij met de meerderheid van de Kamer van af wil. Hoe lang zal het naar schatting nog duren voordat de richtlijn is aangepast en het beleid in de door de Kamer gewenste zin kan worden gewijzigd? Er is geen maatschappelijk draagvlak voor de draaiboeken. Mevrouw Van Velzen heeft derhalve het gevoel dat er sprake is van een tijdbom onder het beleid. De B&A Groep heeft in haar evaluatie van de crisis van twee jaar geleden het ministerie met name aanbevolen om steun te gaan verwerven voor het beleid, omdat er veel steun verloren is gegaan. Hoe kan de minister draagvlak verwerven voor een beleid waar hij zelf niet achter staat, maar dat hij moet uitvoeren op grond van Europese regelgeving? Het is de vraag of het draaiboek zou kunnen worden uitgevoerd als er nu weer een crisis zou ontstaan door het uitbreken van varkenspest of MKZ, omdat er grote maatschappelijke weerstand is tegen het ruimen van gezonde dieren.

Om gesteggel over te gebruiken middelen bij crises te voorkomen, lijkt het mevrouw Van Velzen zinnig om in «vredestijd» het onderzoek voort te zetten naar de geschikte dodingsmethode en de geschikte middelen, zodat in de draaiboeken kan worden opgenomen welk middel bij de huidige stand van de wetenschap en de normen en waarden geaccepteerd is. Nieuwe inzichten moeten uiteraard leiden tot aanpassingen in overleg met de dierenbeschermingsorganisaties en de sector zelf. Bij met name de MKZ-crisis speelden een grote rol het gebrek aan capaciteit, de overbezetheid van RVV'ers en onjuiste inschattingen. Is er nu wel genoeg ruimingscapaciteit en is er genoeg capaciteit bij de RVV en andere diensten om zo'n crisis aan te kunnen pakken zonder alle dilemma's van de vorige crisis? Boeren wier dieren zouden worden geruimd, wisten niet wanneer dat zou gebeuren, wat leidde tot grote emotionele problemen. In het handboek Communicatie bij crises LNV is niets terug te vinden waaruit blijkt dat daaruit lering is getrokken.

Ook mevrouw Van Velzen stelt vast dat er geen draagvlak onder de dierenartsen is voor het euthaniseren van biggen als er niet ook een fokverbod geldt. In de sector is er geen draagvlak voor het instellen van een fokverbod op het moment dat er geëuthaniseerd moet worden. Aangezien het draagvlak zeer belangrijk is voor de uitvoering van het beleid, moet daarover diepgaand van gedachten worden gewisseld. Mevrouw Van Velzen is geneigd om de dierenartsen het voordeel van de twijfel te geven, maar begrijpt de argumenten van met name de varkenshouders tegen de koppeling van fokverbod en euthaniseren van biggen.

Wat is de reactie van de minister op de brief van de VNG over de regionale crisisbestrijding en de vergoedingen voor gemeenten?

In 2001 zijn er grote problemen ontstaan doordat er dieren op het veld stonden terwijl er tevens een vervoersverbod was. Mevrouw Van Velzen kan in het handboek niet terugvinden welke concrete veranderingen er op dat punt zijn aangebracht, maar de indeling van het handboek maakt het haar überhaupt moeilijk om er dingen in terug te vinden. Ook zij is voorstander van een zo snel mogelijk invoeren van compartimentsgrenzen die in geval van crises kunnen worden opgeschaald. De contactstructuren zouden beter in kaart kunnen worden gebracht en minder gesleep met dieren zal waarschijnlijk leiden tot minder insleep van mogelijke virussen.

Mevrouw Van Velzen zou in de draaiboeken een definitie van hobbydieren willen zien opgenomen. Zij is niet voor een afgezwakte versie van het kortingensysteem, maar wil de juridische weg bewandelen in geval van niet-naleving van veterinaire regels. Zoiets moet worden aangemerkt als economisch delict en daarover moet een strafklacht worden ingediend. Het lijkt haar geen goed plan om nu de boeken over Kootwijkerbroek te sluiten. Haars inziens moet de onderste steen boven komen in deze zaak.

Haar fractie heeft bij motie voorgesteld al in «vredestijd» een campagne te ontwikkelen voor het consumeren van geënt vlees. Hoever is men gevorderd met die campagne? Welk bureau gaat deze uitvoeren en hoe gaat de campagne er uitzien?

De heer Slob (ChristenUnie) constateert dat het verloop van de MKZ-crisis en de klassiekevarkenspestcrisis heeft geleerd hoe enorm belangrijk het is dat er bij alle betrokkenen volledige duidelijkheid over is, hoe er moet worden gehandeld als er een besmettelijke dierziekte uitbreekt. Ook is duidelijk geworden dat consensus over en draagvlak voor de te nemen maatregelen zeer gewenst zijn. Tot op de dag van vandaag zijn er problemen te constateren die voortvloeien uit het destijds ontbreken van duidelijkheid. Helaas is er geen overeenstemming bereikt tussen de minister en de SOMCK. Ook de heer Slob acht het van groot belang dat het conflict wordt opgelost. De vraag of er echt een MKZ-besmetting in Kootwijkerbroek is geweest, zal uiteindelijk door alle betrokkenen gelijkluidend moeten worden beantwoord. Pas als men gezamenlijk een geloofwaardige streep achter het verleden heeft kunnen zetten, kan men naar de toekomst kijken. Het voorstel van de minister om het onderzoek af te blazen, lijkt geen echte oplossing. De minister is inderdaad al heel ver gegaan, maar het zou heel wat waard zijn als hij nog verder kon gaan om uit de problemen te komen.

De heer Slob vraagt vervolgens hoe het staat met de afwikkeling van de MKZ-kortingen. Hij heeft de indruk dat bij het opstellen van de draaiboeken MKZ en KVP een zorgvuldig traject is bewandeld, al zijn er blijkens allerlei brieven aan de minister nog open einden. Hoe is de minister omgegaan met de kritiek van verschillende organisaties? De heer Slob is gevoelig voor de argumenten om niet direct tot een fokverbod over te gaan, maar dit als optionele maatregel op te nemen in de draaiboeken, uiteraard onder vermelding van heldere criteria voor het moment waarop er zo'n verbod zou moeten worden ingesteld. Er is veel gedoe geweest over vaccineren en de afzet van producten van gevaccineerde dieren. In stuk 21 501-32/27 622, nr. 19, heeft de minister helder verwoord wat zijn standpunt daaromtrent is. Dat geldt ook voor het omgaan met hobbydieren, met name die waarvan vaststaat dat zij niet voor consumptie bestemd zijn en waarvoor een goed I&R-systeem bestaat. Als die dieren kunnen worden geënt tijdens zo'n crisis, zullen zij niet behoeven te worden geruimd. Het is nog lang niet duidelijk wanneer het huidige traject zal zijn afgelopen en wat het resultaat zal zijn. Er zit dan ook spanning tussen wat de minister en de Kamer willen en wat er in de praktijk mogelijk is, gegeven de Europese regelgeving. Vasthouden aan die regelgeving betekent dat er een voedingsbodem blijft voor problemen als er weer daadwerkelijk een MKZ- of varkenspestcrisis uitbreekt. Natuurlijk wordt het oplaaien van die problemen niet beoogd met het opstellen van de draaiboeken, maar als Nederland zich niet aan het Europese non-vaccinatiebeleid houdt, zullen er ook nogal wat problemen ontstaan, bijvoorbeeld als producten van geënte dieren niet op de markt kunnen worden afgezet en er daardoor ruimteproblemen ontstaan. De inzet van de minister is, maximale ruimte te creëren om te voorkomen dat dergelijke zaken ontstaan.

Het systeem van strafkortingen heeft nogal wat stof doen opwaaien en bleek in tijden van crisis zeer onrechtvaardig uit te pakken. Over het initiatiefwetsvoorstel in dezen van de heer Atsma is al een tijd niets meer vernomen. De heer Slob constateert dat de minister het kortingensysteem wil afschaffen, de handhaving van de regels wil verbeteren en zo nodig bestuursrechtelijk of strafrechtelijk wil optreden. Toch is het systeem dan nog te veel bestraffend. Er wordt weinig nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de veehouders om insleep van dierziekten te voorkomen. Het is bij dierziektepreventie van belang meteen instrumenten in te zetten die een direct beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van de veehouder om bij de bedrijfsvoering de risico's van besmetting zo klein mogelijk te houden en om zoveel mogelijk bij te dragen aan de bestrijding van dierziekten. Dit beroep op de eigen verantwoordelijkheid kan worden gedaan door middel van een positieve prikkel, ervan uitgaande dat iedere boer zelf het belang inziet van beperking van risico's van verspreiding van dierziekten. Positief stimuleren kan door van de boeren een bijdrage aan het Diergezondheidsfonds te vragen naar de mate waarin een bedrijf een veterinair risico vormt. Iedere agrarische ondernemer betaalt dan een van tevoren vastgesteld bedrag of premie voor het Diergezondheidsfonds, een bedrag dat lager kan worden wanneer hij een jaar lang schadevrij blijft, wat in dit geval betekent dat er dan geen overtredingen of slechts een maximaal toegestaan aantal overtredingen hebben plaatsgevonden. Nu geldt bijvoorbeeld dat er bij één tot vier overtredingen slechts sprake zal zijn van korting op de uitkeringen van 15%. Een voorwaarde is dan wel dat de differentiatie in heffingen zo groot moet zijn dat er daadwerkelijk een prikkel van uitgaat. Dat lijkt de heer Slob een rechtvaardig en positief stimulerend systeem, een soort malus-bonussysteem met een no-claimkorting. Van sturing op de bijdrage aan het Diergezondheidsfonds in plaats van op een uitkering uit dat fonds gaat ook in «vredestijd» een prikkel uit om veterinair gezien zo weinig mogelijk risico's te nemen. Dit idee is in het verleden al eens geopperd, maar zou in de huidige omstandigheden nog eens tegen het licht moeten worden gehouden.

De heer Van der Vlies (SGP) stelt vast dat de dierziekten in de voorgaande jaren als gesels de samenleving tuchtigden en eenieder weer de beperktheid van de mens hebben ingeprent. Begin jaren negentig werd op Europees niveau bepaald dat vaccinatie in geval van besmettelijke dierziekten verboden is. Toen al was duidelijk dat op enig moment zo'n besmettelijke dierziekte zou uitbreken en dat de overheid dan geëquipeerd zou moeten zijn om zo'n crisis slagkrachtig, overtuigend, gezaghebbend en communicatief aan te pakken. Er moet bij zo'n crisis helderheid zijn over de verantwoordelijkheidsstructuur, over wie voor wat aansprakelijk is. Daartoe zijn draaiboeken noodzakelijk. Die moeten werkende weg worden vervolmaakt door er ervaringen van de verschillende crises in te verwerken. Elke crisis is anders en telkenmale blijken er nieuwe knelpunten en hiaten te zijn die aanpassing van het betreffende draaiboek vergen. De heer Van der Vlies spreekt de hoop uit dat zo'n draaiboek uiteindelijk een adequaat instrument zal blijken te zijn als de nood aan de man komt.

Er moet voldoende capaciteit, toerusting en geoefendheid zijn van degenen die de crisis moeten bestrijden. Dankzij de ervaringen met de voorgaande crises is er nu een betere aanpak van de uitbraak van de klassieke vogelpest mogelijk dan voorheen het geval zou zijn geweest. Er is sprake van verwevenheid met andere overheden en actoren vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar met vaak tegengestelde visies en soms zelfs tegengestelde belangen. Naar aanleiding van een interruptie memoreert de heer Van der Vlies dat recentelijk in een debat over de vogelpest is vastgesteld dat er een te beperkte ruimingscapaciteit is en dat er in de aanvang grote problemen waren over de dodingsmiddelen en -capaciteit waardoor de slagkracht in de eerste 72 uur achterbleef bij wat eenieder had gewild. Over het voorkomen van een soortgelijke situatie in de toekomst zal naar aanleiding van de evaluatie van de vogelpestcrisis moeten worden gesproken. Of dat een herverkaveling van verantwoordelijkheden tussen overheid en sector vergt, moet dan worden bezien.

De heer Van der Vlies onderschrijft dat communicatie bij dierziektecrises essentieel is. Wat kan en wat niet kan, moet helder beschreven staan en gecommuniceerd worden. Over uitzonderingen en ontheffingen is elke keer weer veel te doen. Dat geldt de positie van bijzondere rassen, natuurgebieden, dierentuinen en hobbymatig gehouden dieren en kwesties als mestopslag, transportlijnen en relaties. Die zaken zijn ten dele wel en ten dele onvoldoende of niet in de draaiboeken verwerkt. Het is gewenst om alle eventualiteiten in «vredestijd» tegen het licht te houden en vast te leggen wat daarmee in een onverhoopte nieuwe crisis moet gebeuren. Die modelmatige discussie zou ook met Brussel moeten worden gevoerd. In het rondetafelgesprek van vorige week is dat ook bepleit door de dierenartsen en CIDC-Lelystad. Over zaken die Brusselproof moeten zijn, zou een commitment van Brussel moeten worden bereikt. Zijn daartoe mogelijkheden?

Ook de heer Van der Vlies acht het onacceptabel dat gevaccineerde, maar overigens gezonde dieren worden gedood. Zijn fractie heeft er zich met pijn bij moeten neerleggen dat dit vanwege de EU-richtlijn onafwendbaar was. Nationaal en internationaal dient te worden voorkomen dat dit nog eens moet gebeuren. Uiteraard vergt dit sluitende I&R-afspraken en afspraken met de rest van de keten over afzetmogelijkheden. De binnenlandse consumptie zal moeten worden geoptimaliseerd. Voor de praktische problemen die door niet-doding ontstaan, zullen in gezamenlijkheid werkbare oplossingen moeten worden gezocht, zoals reservehokcapaciteit. Uitgangspunt moet zijn dat gezonde dieren niet langer worden gedood in het kader van een dierziektecrisis. Dat neemt niet weg dat de heer Van der Vlies zich kan vinden in de lijn die de KNMvD voorstelt in geval van zo'n crisis.

Hij is het geheel eens met de opmerkingen over de buitengrenzen. Door alle transportbewegingen is de positie van Nederland kwetsbaar.

Wanneer komt het wetsvoorstel tot intrekking van het kortingensysteem bij de Kamer? De heer Van der Vlies zegt dat openbaarheid, verantwoording en contra-expertise er voor hem bijhoren. 's Ministers voorganger heeft toegezegd dat boeren die op godsdienstige gronden gewetensbezwaren tegen inentingen hebben, vrijgesteld zouden worden van de verplichte inentingen, wat overigens kan betekenen dat hun bedrijf bij voorrang wordt geruimd. Dat is nog niet goed in de draaiboeken vastgelegd.

De jongste brief van de minister over Kootwijkerbroek heeft de heer Van der Vlies teleurgesteld, omdat er alleen maar verliezers achterblijven na het diepgaande proces om in gezamenlijkheid de gemoederen aldaar tot rust te brengen. Wat weerhoudt de minister ervan zelf het initiatief te nemen tot een DNA-onderzoek?

Het antwoord van de minister

De minister stelt vast dat de Kamer net als hij een ander beleid wenst bij de aanpak van besmettelijke dierziekten, maar dat de EU-richtlijn dit onmogelijk maakt. De vraag is hoe dan toch een andere benadering van het instrument vaccinatie kan worden bereikt. Op Europees niveau is het MKZ-dossier wat vaccinatie betreft nog volop in beweging. In 2001 waren er nog forse grenzen voor de beschermende noodvaccinatie. Waarschijnlijk zal nog dit jaar een nieuwe MKZ-richtlijn het licht zien. Er lijken goede mogelijkheden te zijn voor zogenaamde beschermende noodvaccinatie waarbij de dieren in leven mogen worden gelaten. In de internationale opinies treedt verschuiving op, mede vanwege de vele inspanningen van Nederland. Dat alleen het Verenigd Koninkrijk en Nederland last hebben gehad van MKZ maakt de discussie voor de andere EU-landen minder actueel, mede vanwege het inderdaad op een binnenmarkt geldende spreekwoord: de een z'n dood is de ander z'n brood. De andere lidstaten moeten op een overtuigende wijze worden geconfronteerd met de gevolgen van niet-enten en moeten ervan worden overtuigd dat het risico reëel is dat ook zij met die gevolgen kunnen worden geconfronteerd.

In het huidige beleidsdraaiboek MKZ, gebaseerd op de pijnlijke ervaringen uit het verleden, wordt uitgegaan van een aanpak waarbij vaccinatie uitsluitend kan worden ingezet als noodmaatregel, vooruitlopend op ruiming van de betrokken dieren. Een belangrijke beleidsvraag is, of in deze tussenfase al wordt overgegaan tot beschermende vaccinatie dan wel of wordt gewacht tot er op EU-niveau volstrekte helderheid is. In stuk 21 501-32/27 622, nr. 19, heeft de minister aangegeven langs welke drie sporen hij het probleem wil aanpakken. Mocht er voordat de nieuwe MKZ-richtlijn van kracht is weer MKZ uitbreken, dan zal hij de Europese Commissie vragen om op basis van de principes van de komende nieuwe richtlijn beschermende vaccinatie te mogen toepassen. In dat geval zullen hobbydieren in leven mogen blijven, maar bestaan nog wel het financieringsvraagstuk en de afzetproblematiek.

De brede werkgroep die hij heeft ingesteld om tot een regeling voor de afzet van producten van gevaccineerde dieren te komen, opereert moeizaam, omdat de problematiek complex is, er vele partners bij zijn betrokken en de belangen groot zijn. Medio dit jaar zal de bewindsman de balans opmaken. Het is de hele keten die uiteindelijk ja zal moeten zeggen, want het is de sector en niet de overheid die het vlees en dergelijke verkoopt. In dit verband wijst hij erop dat na jaren van overleg zeer recentelijk internationaal overeenstemming is bereikt over een dergelijke regeling inzake BSE. Omdat er geen sprake is van een besmettelijke ziekte, is daarbij bepaald dat alleen het dier dat BSE heeft moet worden geruimd en dat de melk van de overige gezonde dieren op het bedrijf gewoon kan worden gebruikt. De minister is ervan overtuigd dat beschermende vaccinatie tegen MKZ en KVP binnen de nieuwe kaders mogelijk en noodzakelijk is, ook uit veterinair oogpunt. Het vlees van die dieren kan worden gebruikt, omdat mensen geen risico lopen bij het eten van vlees van gevaccineerde dieren. Consumentenorganisaties als de Consumentenbond moeten dat ook uitdragen. Een besmet bedrijf moet uiteraard worden geruimd. Nederland streeft naar een versnelde totstandkoming van de nieuwe richtlijn. Uiteraard zal hij zorgdragen voor aanpassing van het draaiboek als de nieuwe richtlijn er ligt. Het draaiboek wordt met alle betrokkenen afgestemd en het communicatieproces zal worden uitgebreid. Praktische inbreng zal niet worden veronachtzaamd. Ook consumentenorganisaties als de Consumentenbond zullen hun steentje moeten bijdragen.

Er moet dus op de eerste plaats worden getracht Europabreed tot een ander vaccinatiebeleid te komen. Daaraan gekoppeld moet in Nederland en de rest van Europa worden bewerkstelligd dat de producten van gevaccineerde dieren verantwoord kunnen worden afgezet. Het Europees Parlement denkt ook in die richting. Het oordeel van het Europees Parlement en de lidstaten die daadwerkelijk met deze catastrofes te maken hebben gehad, zal buitengewoon zwaar moeten wegen bij de heroverweging van het niet-vaccinatiebeleid. Een Alleingang van Nederland zou niet verstandig zijn. Vandaar 's ministers inzet voor een andere richtlijn en voor het realiseren van afzet van producten van gevaccineerde dieren, te beginnen in Nederland, omdat zo'n stap andere landen ertoe zou kunnen brengen om hetzelfde te doen. Nederland zou kunnen optrekken met landen als het Verenigd Koninkrijk waar het bedrijfsleven ook op dit punt wordt aangesproken. Mede naar aanleiding van de MKZ-crisis heeft de Commissie in een rapport neergelegd, dat de lokale afzet van geënt vlees ook moet worden gezien als een verantwoordelijkheid van de consument die immers ook uit Argentinië geïmporteerd geënt vlees koopt. Van overheid, bedrijfsleven en burger, inclusief organen als de Consumentenbond, mag maatschappelijk verantwoord gedrag worden verlangd.

Gevraagd wordt welke keuze de minister zal maken wanneer de Europese Commissie in een nieuwe MKZ-crisis stelt dat Nederland na drie maanden als MKZ-vrij zal worden aangemerkt indien de geënte dieren worden geruimd en na zes maanden indien dit niet gebeurt. Volgens de bewindsman hangt de beantwoording van deze vraag af van de omstandigheden van dat moment, zoals de omvang van de epidemie, de verwachte duur ervan, de feitelijke mogelijkheden van afzet van geënt vlees en de sector waarin de epidemie zich voordoet. Het ministerie zet zich in voor het in leven laten van dieren die vanwege de risico's van de ziekte voor de volksgezondheid of besmettelijkheid niet behoeven te worden gedood. Dat geldt dus ook voor gevaccineerde dieren.

Wat het fokverbod betreft, is er sprake van een dilemma, zoals blijkt uit het standpunt van de KNMvD, die enerzijds zegt dat een fokverbod niet onmiddellijk na het daadwerkelijk uitbreken van een besmettelijke dierziekte zou moeten worden ingesteld en anderzijds dat het doodspuiten van jonge dieren maatschappelijk en ethisch niet verantwoord is. Of er een fokverbod komt, kan overigens niet afhankelijk zijn van de wijze waarop dieren worden gedood. Zo snel mogelijk moet worden bepaald wat de vermoedelijke duur van de epidemie zal zijn. Helaas is er inmiddels veel ervaring met epidemieën opgedaan, maar toch kan dat nooit met zekerheid worden bepaald. Vandaar dat een zo snel mogelijk invoeren van een fokverbod noodzakelijk lijkt om te voorkomen dat dieren worden geboren om vervolgens te moeten worden gedood. Nagegaan zal worden of de suggestie van de heer Van den Brink in de praktijk uitvoerbaar is. De bewindsman zal daarop schriftelijk terugkomen evenals op de suggestie om opvang op het bedrijf mogelijk te maken. Gegeven de snelheid waarmee varkens zich vermenigvuldigen zal het dan om grote opvangmogelijkheden moeten gaan. Mocht er aanleiding zijn de draaiboeken te veranderen, dan zal hij dit met de Kamer bespreken. De suggestie van de heer Van den Brink om vast te leggen dat een fokverbod dertig dagen na de laatste uitbraak wordt opgeheven, wordt door hem niet overgenomen.

De minister beaamt dat communicatie een wezenlijk onderdeel is van de aanpak van crises. In geval van een crisis is er een basisoverleg waarbij de hele keten is betrokken. Via het ANP-nieuws en het regionale nieuws op de radio wordt mededeling gedaan van het ingaan van regelingen en protocollen. Op internet staat alles wat het ministerie aan de buitenwereld wil laten weten in dezen. Ook teletekst wordt als medium gebruikt. Er is een e-mailabonneeservice. Er worden flyers met informatie uitgegeven. Er is klankbordoverleg in de regio en bestuurlijk overleg. Er is een 0800-nummer speciaal voor de getroffen boeren. Voorts zijn er nieuwsbrieven, nationaal en regionaal. De crises tot nu toe hebben geleerd dat inbreng uit de praktijk wezenlijk is, ook tijdens de bestrijding. Vandaar dat bij de bestrijding van de vogelpest practici zijn betrokken. Hun inbreng wordt zeer gewaardeerd en levert dingen op die rechtstreeks in de bestrijdingsstrategie kunnen worden meegenomen. Een en ander leidt tot beter begrip over en weer. Uit de manier waarop de klassieke vogelpestepidemie wordt aangepakt, blijkt dat op een groot aantal punten lering is getrokken uit vorige crises. Natuurlijk worden er ook nog vergissingen gemaakt. De bewindsman betwijfelt of het allemaal in een draaiboek moet worden vastgelegd. De zogenaamde stille kennis in een organisatie is vaak van grotere waarde dan wat er in draaiboeken staat, maar aangezien mensen soms vertrekken, verdient het aanbeveling om te proberen die kennis toch in zo'n draaiboek neer te leggen. Een draaiboek moet voortdurend op basis van ervaringen worden geactualiseerd. Er ontstaat als het ware een steeds verder groeiend bouwwerk van inzichten over wanneer hoe moet worden gehandeld of wanneer juist handelen achterwege moet blijven. Dat kan als een soort collectief geheugen worden benut bij crisesbestrijding.

De beleidsdraaiboeken zijn crisisspecifiek, technisch van aard, maar tegelijkertijd dynamisch. In samenhang met de flankerende draaiboeken waarin organisatorische aspecten worden beschreven bieden zij een basis om een crisis te managen. Ook de ervaringen van hobbydierhouders zijn erin betrokken.

Gevaccineerde dierentuindieren kunnen in leven blijven omdat er een sluitend I&R-systeem van dierentuindieren is. Dat geldt (nog) niet voor hobbydieren, maar Nederland streeft ernaar alle gevaccineerde dieren te mogen laten leven.

Het afgelopen najaar heeft LNV overleg gevoerd met de betrokken organisatie over de specifieke problematiek van de schapen- en geitenhouderij in het kader van de MKZ-uitbraak. Gezamenlijk is een inventarisatie van de problemen gemaakt en een oplossing geformuleerd. De specifieke maatregelen voor de extensieve veehouderij zijn al bekend en zullen bij een volgende aanpassing van het betreffende beleidsdraaiboek worden opgenomen.

Zo snel als de capaciteit toestaat, worden na de taxatie de daarvoor in aanmerking komende bedrijven geruimd. Het streven is om de ondernemer 14 dagen na de taxatie de vergoeding uit te betalen. Bij de klassieke vogelpestepidemie gebeurt dat nu na gemiddeld 12½ dag. In het geval dat de ondernemer bezwaar heeft aangetekend tegen de taxatie wordt er een voorschot betaald.

Reeds bij het destijds stopzetten binnen de EU van de preventieve vaccinatie is een MKZ-vaccinbank opgezet waarvan de afgelopen jaren regelmatig gebruik is gemaakt bij uitbraken van MKZ in landen die aan de EU grenzen. Een lidstaat kan altijd gebruik maken van deze vaccinbank. De EU hoeft niet vooraf toestemming voor het gebruik van de vaccinbank te geven. In Lelystad is er een MKZ-vaccinfabriek.

De minister wijst erop dat het systeem van kortingen is ingevoerd als extra stimulans om mensen te laten voldoen aan de regels die bedoeld zijn om via preventie een en ander goed te regelen. Omdat de kortingen onvoldoende werken, wordt bekeken hoe preventieregels moeten worden ingevoerd en gehandhaafd. Daarbij wordt grondig gekeken naar de veterinaire risico's. Differentiatie via heffingen zou een rol kunnen spelen in de beleidsvarianten. Dat geldt ook voor de verzekeringsgedachte. De kortingensystematiek heeft in het kader van de MKZ onbevredigende uitkomsten gehad. Nu, twee jaar na dato, zijn bijna alle MKZ-kortingen afgewikkeld. Het systeem veroorzaakt veel werk. Er is alle reden om het tegen het licht te houden. Natuurlijk is de grondgedachte dat het collectief niet behoeft op te draaien voor fouten van individuen sympathiek, maar het is de vraag hoe dat zodanig kan worden geregeld dat het werkt. Daarover zal nog nader worden gediscussieerd naar aanleiding van het wetsvoorstel tot afschaffing van het kortingensysteem. Dit wetsvoorstel zal medio dit jaar voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State en zal daarna naar de Kamer worden gezonden.

Aanvankelijk waren er 252 MKZ-kortingsgevallen in procedure. Er is voor 2,15 mln gekort. Er waren 184 bezwaarschriften. Na de afronding resteerden nog 90 kortingsgevallen, goed voor 1,35 mln. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft desgevraagd te kennen gegeven dat er op dit moment circa 15 beroepen tegen de kortingen lopen. Dat aantal zal naar verwachting niet stijgen.

Waar de lokale dierenarts deel uitmaakt van het specialistenteam, is hij automatisch betrokken bij de dierziektebestrijding.

Er zijn voor de verschillende dierziekten monitoringssystemen om wild te screenen op het voorkomen van de betreffende ziekte.

De draaiboeken zijn via verschillende kanalen, bijvoorbeeld internet, toegankelijk. Als een dierenarts het ministerie om draaiboeken verzoekt, worden deze hem toegezonden.

De minister merkt op dat van groter belang dan toelating van markervaccins door het OIE is, toelating door de EU. Op dit moment worden de KVP-markervaccintesten gevalideerd. De resultaten worden in mei verwacht. Een voorstel voor een markertest ligt bij het OIE, maar de Europese Commissie maakt een voorbehoud in afwachting van de resultaten.

Gevraagd is om ervoor te zorgen dat een besmetting buitenslands blijft, maar Nederland moet zich als onderdeel van de Europese Unie aan de Europese spelregels houden, wat betekent dat er slechts controle mogelijk is aan de buitengrenzen van de EU. Nederland heeft als groot exporteur alle belang bij het openhouden van de grenzen. In Brussel blijft Nederland pleiten voor een gedegen Europese aanpak bij de buitengrenzen van de Unie. In projectverband wordt voorts grondig bekeken wat de veterinaire risico's zijn, welk niveau van preventie gewenst is en hoe dat kan worden bereikt. Het is al staande praktijk om uiterst voorzichtig te zijn wanneer er in een ander land een besmettelijke dierziekte uitbreekt.

De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten ligt bij de minister van LNV. De door de gemeente uitgevoerde werkzaamheden maken geen deel uit van die activiteiten, maar vloeien voort uit haar bevoegdheden krachtens de Gemeentewet. De bewindsman is bereid om wanneer een gemeente op zijn verzoek activiteiten onderneemt die een direct verband hebben met de ziektebestrijding de kosten daarvan te vergoeden, vooropgesteld dat het niet gaat om activiteiten die de gemeente geacht wordt te financieren uit eigen middelen.

De beleidsdraaiboeken zijn afgestemd op de huidige bestrijdingsrichtlijn van de EU en de uitleg die Brussel eraan geeft. Een lidstaat is vrij om extra maatregelen te nemen als de situatie dat vereist. Er valt niet aan te ontkomen dat permanent met Brussel en met name met het Permanent Veterinair Comité moet worden overlegd in geval van een besmettelijke veeziekte. Wat nu in de beleidsdraaiboeken staat, is conform de Brusselse opvattingen. Nederland doet zijn best om die opvattingen om te buigen in de richting van vaccinatie en het laten leven van gevaccineerde dieren. Over specifieke onderdelen die de toestemming van Brussel behoeven, zoals vaccinatieplan, opkoopregeling en compartimentering, vindt op dit moment in het kader van de vogelpestcrisis dagelijks afstemming met Europa plaats. Er is geen enkele aanwijzing dat Brussel tegen deze maatregel is.

Kort na zijn aantreden heeft de minister kennisgenomen van een rapport van de SOMCK. De vraag of er destijds wel of niet sprake is geweest van MKZ houdt de gemeenschap in Kootwijkerbroek al jarenlang bezig. Om de gewenste duidelijkheid voor die gemeenschap te bereiken, heeft de minister overleg gehad over een groot aantal vragen die de stichting nog had, ook al heeft hij er zelf nooit aan getwijfeld dat er destijds sprake was van MKZ. Mensen van het CIDC en het ministerie hebben die vragen in december/januari in een aantal sessies besproken. Omdat de ene vraag de andere bleek op te roepen, heeft de minister eind januari bij zijn bezoek aan Kootwijkerbroek voorgesteld om in volledige overeenstemming met beide stichtingen een commissie in te stellen, bestaande uit internationaal fameuze externe MKZ-deskundigen, die volstrekt onafhankelijk zijn, toegang krijgen tot alles wat zij nodig vinden om vast te stellen of het MKZ was of niet en de mogelijkheid krijgen de veelbesproken DNA-test uit te voeren, zo zij dit nodig vinden. Daarover is een aantal keren overlegd, de laatste keer op 21 februari. Het ministerie zou de kosten van de commissie dragen. De SOMCK verlangde inzicht te krijgen in alle bescheiden. De bewindsman heeft erop gewezen dat dit niet kan, omdat dit betekent dat de stichting de betrokken deskundigen op voorhand een brevet van onvermogen geeft. Hij kan zich niet voorstellen dat gekwalificeerde personen daarmee akkoord zullen gaan. Vandaar dat hij heeft gezegd niet met die voorwaarde in te stemmen. Bovendien is het nog de vraag of er geen wettelijke belemmeringen zijn voor het openbaar maken van de gegevens. De bewindsman wilde de commissie alle ruimte geven. De enige eis die hij heeft gesteld, was dat alle partijen de bevindingen van de commissie als bindend zouden aanvaarden, wat die uitkomsten ook zouden zijn. Hij heeft hiermee te kennen gegeven dat hij bereid is, de mogelijkheid onder ogen te zien dat de commissie concludeert dat er geen MKZ is geweest, terwijl hij er niet aan twijfelt dat dit wel het geval is geweest. De regering zet daarmee dus een zeer grote stap in de richting van de Kootwijkerbroekse gemeenschap.

Op 21 februari heeft de minister beloofd de voorwaarden waaronder de opdracht aan de commissie zou worden verleend op papier te zetten. Dat is op 25 februari gebeurd. Die brief bevatte het verzoek om voor 5 maart te antwoorden. Op praktische gronden vroeg de SOMCK daarvan uitstel, wat uiteraard is toegestaan. Daarna is om uitstel gevraagd in verband met de vogelpest. In zijn brief van 20 maart heeft de minister gemeld dat hij op 25 maart uitsluitsel wilde hebben en dat hij bij het ontbreken ervan zou concluderen dat de stichting niet op zijn handreiking wil ingaan. In een e-mail aan de directeur VVA is op 28 maart nogmaals om een aantal dagen uitstel gevraagd. Afgelopen maandag ontving de minister een brief van de stichting met het verzoek een bijgevoegd convenant tussen de minister en deze stichting te ondertekenen en te retourneren.

In dat convenant stonden evenwel dingen die niet eerder zijn besproken, bijvoorbeeld dat partijen het recht hebben vervanging te verlangen van een benoemde expert, indien zij lopende het onderzoek zijn gaan twijfelen aan de juistheid van de werkwijze van betrokkene en overleg niet mocht leiden tot een acceptabele oplossing. Dat is onaanvaardbaar. Geen gekwalificeerde persoon zal met zo'n voorwaarde akkoord gaan.

In De Boerderij van gisteren heeft de minister gelezen dat de stichting op 28 maart aan dit blad heeft medegedeeld niet op het verzoek van de minister te zullen ingaan. En dat terwijl op diezelfde dag een verzoek tot uitstel is gedaan aan de directeur VVA. Dit rijmt niet met elkaar. Vandaar dat de bewindsman de Kamer gisteren heeft geschreven dat de zaak voor hem is gesloten en waarom. De bewindsman zegt zich gegriefd te voelen door het persbericht dat de stichting hedenmorgen naar buiten heeft gebracht.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van der Vlies (SGP) vraagt naar aanleiding van de toezegging van de minister om bepaalde punten nader te bestuderen, langs welke procedurele weg dan een definitief draaiboek totstandkomt dat door de Kamer is geaccordeerd.

De heer Van der Vlies herinnert aan zijn vraag over de positie van de gewetensbezwaarden en verzoekt de minister dit punt te betrekken bij de check van de huidige teksten.

De minister stelt zich voor, op de te bestuderen punten in een aparte brief aan de Kamer terug te komen en die brief te beschouwen als een supplement c.q. amendement op de bestaande teksten.

Mevrouw Van Velzen (SP) wil nog graag een reactie op haar opmerkingen over onderzoek vooraf naar dodingsmethoden en het opnemen van dodingsmethoden in het handboek.

Voorts wenst zij nog te horen hoe de minister draagvlak denkt te kunnen creëren voor het tussenbeleid dat in het huidige draaiboek is neergelegd in het geval dat dit moet worden gehanteerd bij een nieuwe crisis. Door het ontbreken van voldoende draagvlak voor het huidige beleid, zoals neergelegd in de draaiboeken, zou uitvoering van dit beleid in geval van een crisis grote maatschappelijke onrust opleveren. Wat denkt de minister te kunnen doen aan deze tijdbom?

De minister antwoordt dat in de richtlijn over het doden van dieren verschillende dodingsmethoden zijn opgenomen, uitgaande van dierenwelzijn. Voor runderen en varkens zijn die goed omschreven. Voor pluimvee is er in tijden van crisis geen welzijnsvriendelijke dodingsmethode voorhanden, al kan wel worden voldaan aan de eisen waaraan dodingsmethoden moeten voldoen: snel bedwelmen gevolgd door een handeling die snel tot de dood leidt. Als er elders een diervriendelijker methode is ontwikkeld die past in de bestrijdingsstrategie, zal die natuurlijk in de draaiboeken worden opgenomen. Het ligt niet in de bedoeling zelfstandig onderzoek te doen naar allerlei andere dodingsmethoden.

In eerste termijn is de bewindsman uitvoerig ingegaan op de draagvlakkwestie. In het onverhoopte geval dat er weer MKZ uitbreekt, geldt het huidige beleid, ook al is een ander beleid gewenst. De minister van LNV is niet in staat de samenleving zodanig te motiveren, dat deze zich stelt achter het huidige beleid. Het kabinet doet er alles aan om op Europees niveau wijziging van het beleid mogelijk te maken.

De heer Van den Brink (LPF) wijst nogmaals op de motie die in de draaiboeken moet worden verwerkt.

De kwestie-Kootwijkerbroek kent alleen maar verliezers na het nu genomen besluit. Het vertrouwen in de overheid is ter plaatse niet weergekeerd.

De minister betoogt dat hij zich er volledig voor heeft ingezet om te bewerkstelligen dat de Kootwijkerbroekse gemeenschap zou krijgen waarop zij recht heeft, namelijk duidelijkheid. Hij is evenwel niet bereid tot in het oneindige te onderhandelen. Nog langer onderhandelen was onmogelijk. Hij heeft dan ook zijn verantwoordelijkheid genomen.

De bewindsman zal nagaan of het dienstig is, de mogelijkheid van het nemen van monsters voor contra-expertise in het draaiboek op te nemen dan wel op een andere wijze uitvoering te geven aan de motie.

De heer Oplaat (VVD) is het niet met de minister eens dat een ander beleid niet mogelijk is. Er wordt niet overgegaan tot een ander beleid vanwege de financiële consequenties.

De minister beaamt dat.

De heer Waalkens (PvdA) lijkt het zinvol, Eurocommissaris Byrne uit te nodigen om met de Kamer en andere organisaties van gedachten te wisselen over de problematiek van enten en markervaccins, teneinde de druk te vergroten om de MKZ-richtlijn te wijzigen.

De minister zal het verzoek tot een nadere gedachtewisseling aan de heer Byrne overbrengen. Commissaris Byrne kent het Nederlandse standpunt, maar misschien is het goed dat de volksvertegenwoordigers de gelegenheid creëren om over de ernstige gevolgen van het non-vaccinatiebeleid voor Nederland en het vaste Nederlandse voornemen om tot een ander beleid te komen, rechtstreeks met hem van gedachten te wisselen.

De heer Ormel (CDA) herinnert aan zijn verzoek om een brief waarin wordt aangegeven of de regelgeving inzake verplaatsing in balans is met de werkelijke risico's op veterinair gebied. Hij noemt het verheugend dat het kortingensysteem nog dit jaar zal worden gewijzigd.

De heer Ormel wenst dat gezonde dieren die zijn gevaccineerd in leven blijven. Waar het maatschappelijk draagvlak voor massale ruimingen tot nul is gereduceerd, is het de vraag of het kabinet niet toch moet besluiten tot een Alleingang van Nederland, al is die op zich niet verstandig, dan wel tot een eerste stap binnenslands, wellicht ondersteund door de Kamer, op de weg naar het gebruik van producten van gevaccineerde dieren.

De minister wijst erop dat hij al heeft gezegd dat hij bereid is met het bedrijfsleven daarover nader van gedachten te wisselen naar analogie van de gang van zaken bij BSE om na te gaan of er binnenslands voldoende draagvlak te genereren is. Hij heeft ook gewezen op de rol daarbij van consumentenorganisaties. Wanneer men niet wil dat gevaccineerde gezonde dieren worden gedood, moet de consequentie zijn dat de consument producten van die dieren afneemt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Meijer

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Meijer (CDA), voorzitter, Buijs (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Jager (CDA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Terpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Spies (CDA), Mastwijk (CDA), Mosterd (CDA), Kamp (VVD), Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (VVD), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Geel (CDA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Hofstra (VVD), Depla (PvdA), Örgü (VVD), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA).

Naar boven