27 614
Wijziging van de Statistiekwet 1950 in verband met wijzigingen in de Europese regels inzake het Intrastatstelsel

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State (van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt.

1. Inleiding

Hoofdstuk II van de Statistiekwet 1950 bevat de bepalingen die nodig zijn in verband met een adequate uitvoering van verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 november 1991, betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (PbEG L 316), hierna aangeduid als verordening 3330/91. Deze verordening maakt het de lidstaten van de Europese Unie mogelijk statistieken van de buitenlandse handel (intra-EU) te maken. Het gaat daarbij zowel om bepalingen ten aanzien van het verzamelen van gegevens over het handelsverkeer tussen de lidstaten (het zogenaamde Intrastatstelsel) als om bepalingen met betrekking tot het opstellen van de desbetreffende statistieken door de diensten van de EU en de lidstaten. De statistiekdiensten kunnen op grond van de verordening door middel van de opgaven van de bedrijven die betrokken zijn bij intracommunautaire grensoverschrijdende goederenbewegingen het intra-EU-goederenverkeer vaststellen. In de memorie van toelichting op de wijziging van de Statistiekwet 1950 (uitvoering communautaire regelgeving) (Kamerstukken II 1992/93, 22 955, nr. 3) is uitvoerig ingegaan op de inhoud van de verordening en de uitvoering daarvan in Nederland.

Verordening 3330/91 is gewijzigd bij:

– verordening (EEG) nr. 3046/92 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 oktober 1992 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 3330/91 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten en tot wijziging van die verordening (PbEG L 307), hierna aangeduid als verordening 3046/92;

– verordening (EG) nr. 1182/1999 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 mei 1999 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3330/91 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten strekkende tot beperking van de te verstrekken gegevens (PbEG L 144), hierna aangeduid als verordening 1182/99 en

– verordening (EG) nr. 1624/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2000 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3330/91 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten, met betrekking tot een vereenvoudigde toepassing van de goederennomenclatuur (PbEG L 187), hierna aangeduid als verordening 1624/00.

De wijzigingen in verordening 3330/91 die zijn opgenomen in verordening 3046/92 hadden geen gevolgen voor de nationale wetgeving. Hetzelfde geldt ten aanzien van de wijzigingen als gevolg van verordening 1624/00. De in verordening 1182/99 opgenomen wijzigingen van verordening 3330/91 brengen wel een (technische) wijziging van artikel 17 van de Statistiekwet 1950 met zich mee. Verordening 1182/99 wordt per 1 januari 2001 van toepassing.

Verordening 3330/91 biedt verder het kader voor het opstellen van een doorvoer- en entrepotstatistiek (artikel 4). Ter uitvoering hiervan is verordening (EEG) nr. 854/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende de doorvoer- en entrepotstatistiek met betrekking tot het goederenverkeer tussen lidstaten (PbEG L 90), hierna aangeduid als verordening 854/93, vastgesteld. Deze verordening is met ingang van 1 januari 1997 vervallen. Tot nu toe zijn geen nieuwe Europeesrechtelijke regels op dit gebied vastgesteld en de verwachting is dat deze ook niet snel tot stand zullen komen. In verband daarmee wordt artikel 19 van de Statistiekwet 1950 aangepast.

2. Verordening 1182/99

Deze verordening is tot stand gekomen in het kader van de vereenvoudiging van de wetgeving betreffende de interne markt, zoals omschreven in het SLIM-initiatief (Simpler Legislation for the Internal Market), die tot doel heeft verbetering te brengen in de concurrentiepositie van ondernemingen en hun vermogen om nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen. In dat kader is de vereenvoudiging van het Intrastatstelsel als proefproject aangewezen ter verlichting van de belasting van informatieplichtigen voor de statistiek. Het beperken van de informatie op de aangiften, met behoud van een aanvaardbaar informatieniveau voor de gebruikers, is één van de belangrijkste instrumenten voor de verlichting van die belasting.

Tot nu toe zijn de informatieplichtigen op grond van de artikelen 21, 22 en 23, eerste lid, van verordening 3330/91verplicht de volgende gegevens te verstrekken:

– de classificatie van de betrokken goederen (8-cijferige code van de Gecombineerde Nomenclatuur);

– de lidstaat van herkomst c.q. van bestemming;

– de hoeveelheid goederen, in nettomassa en in bijzondere maatstaven;

– de waarde van de goederen;

– de aard van de transactie;

– de leveringsvoorwaarden;

– de vermoedelijke wijze van vervoer.

Als gevolg van verordening 1182/99 zijn de gegevens «vermoedelijke wijze van vervoer» en «leveringsvoorwaarden» met ingang van 1 januari 2001 niet langer (zonder meer) verplichte gegevens. De lidstaten hebben evenwel de vrijheid om deze gegevens alsnog voor te schrijven. Om te voorkomen dat aan het midden- en kleinbedrijf buitensporige lasten worden opgelegd, dienen daarbij echter specifieke drempelwaarden te worden vastgesteld, zodat 95% van de informatieplichtigen van levering van deze gegevens wordt vrijgesteld. De lidstaten kunnen onder die drempelwaarden de vermelding van die statistische gegevens niet voorschrijven.

In het oorspronkelijke artikel 23, tweede lid, van verordening 3330/91 was al een aantal gegevens opgenomen die de lidstaten facultatief kunnen voorschrijven. Het gaat daarbij om:

– het land van oorsprong;

– het gebied van oorsprong c.q. bestemming;

– de (lucht)haven van laden c.q. lossen;

– de vermoedelijke (lucht)haven van overlading en

– het statistische stelsel.

In Nederland zijn in de door de Minister van Economische Zaken vastgestelde regeling van 27 oktober 1993 (Stcrt. 207), die gebaseerd is op artikel 17 van de Statistiekwet 1950, van deze gegevens de (lucht)haven van laden of lossen bij verzending, onderscheidenlijk aankomst van goederen, en het statistisch stelsel als verplicht op te geven gegevens voorgeschreven.

In verordening 1182/99 is artikel 23 van verordening 3330/91 als gevolg van de hiervoor aangegeven wijzigingen grotendeels geherformuleerd. In artikel 23, eerste lid, zijn de gegevens vermeld die de informatieplichtigen, naast de in de artikelen 21 en 22 bedoelde gegevens, rechtstreeks op grond van de verordening moeten leveren. Dit betekent dat de informatieplichtigen vanaf 1 januari 2001 de volgende gegevens in ieder geval moeten verstrekken:

– de classificatie van de betrokken goederen (8-cijferige code van de Gecombineerde Nomenclatuur);

– de lidstaat van herkomst c.q. van bestemming;

– de hoeveelheid goederen, in nettomassa en in bijzondere maatstaven;

– de waarde van de goederen;

– de aard van de transactie.

In artikel 23, tweede lid, zijn alleen nog maar de facultatieve gegevens «land van oorsprong» en «gebied van oorsprong of van bestemming» opgenomen. In het nieuwe artikel 23, derde lid, zijn de facultatieve gegevens opgenomen waarvoor specifieke drempelwaarden gelden (leveringsvoorwaarden, vermoedelijke wijze van vervoer en statistisch stelsel). De bedoelde drempelwaarden zijn uitgewerkt in artikel 19 van verordening (EG) nr. 1901/2000 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening 3330/91 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (PbEG L 228), hierna aangeduid als verordening 1901/00.

Verordening 1901/00 waarin de toepassingsregels ten behoeve van verordening 3330/91 zijn geconcentreerd, strekt ter vervanging van:

– verordening 3046/92;

– verordening (EEG) nr. 2256/92 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 31 juli 1992 betreffende de statistische drempels voor de statistiek van de handel tussen de lidstaten (PbEG L 219);

– verordening (EG) nr. 1125/94 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1994 betreffende de termijnen voor de indiening van de resultaten van de statistiek van de handel tussen de lidstaten (PbEG L 124) en

– verordening (EG) nr. 2820/94 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 november 1994 tot vaststelling van een drempel per transactie in het kader van de statistiek van de handel tussen de lidstaten (PbEG L 299).

Verordening 1901/00 wordt, evenals verordening 1182/99, van toepassing met ingang van 1 januari 2001. Voor zover nodig zullen de regels ter uitvoering van verordening 1901/00 bij ministeriële regeling op basis van artikel 17 van de Statistiekwet 1950 worden vastgesteld. De facultatieve gegevens bedoeld in het nieuwe artikel 23, derde lid, van verordening 3330/91 waarvoor specifieke drempels gelden, kunnen uiteraard pas verplicht worden gesteld na de totstandkoming van de wijziging van artikel 17 van de Statistiekwet 1950. De uitwerking van de specifieke drempels waarvoor artikel 19 van verordening 1901/00 regels geeft, kan ook dan pas geschieden.

3. Vervallen van verordening 854/93

Verordening 854/93 bood de lidstaten de mogelijkheid om een doorvoer- en entrepotstatistiek op te stellen conform de in die verordening opgenomen regels voor gegevensverzameling. Ten behoeve van de toepassing van deze verordening is destijds het Besluit doorvoerstatistiek vastgesteld, dat in verband met het vervallen van verordening 854/93 inmiddels weer is ingetrokken. Dit laat echter onverlet de opstelling van statistieken met betrekking tot de doorvoer van goederen in Nederland door het Centraal bureau voor de statistiek. Uit artikel 4, eerste lid, onder a, juncto artikel 3, eerste en tweede lid, van verordening 3330/91 vloeit voort dat de lidstaten een doorvoer- en entrepotstatistiek opstellen. Voor de verzameling van gegevens van de doorvoer van goederen is een alternatieve methode ontwikkeld die gebaseerd is op (modelmatige) koppeling van informatie van transportstatistieken met de beschikbare handelsinformatie. De eerste resultaten hiervan zijn in het eerste kwartaal van 2000 door het CBS gerealiseerd. Het is hierbij niet de bedoeling dat berichtgevers extra worden belast. Het gaat vooral om gebruik van geautomatiseerde bronnen die reeds ten behoeve van andere processen ingericht zijn.

4. Wijziging Statistiekwet 1950

Op grond van artikel 17 van de Statistiekwet 1950 kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verplicht stellen van het leveren van facultatieve gegevens, de drempelwaarden en hetgeen verder nodig is ter uitvoering van verordening 3330/91. Artikel 17, onderdeel a, verwijst echter wat betreft de facultatieve gegevens uitsluitend naar artikel 23, tweede lid, van verordening 3330/91. Om mogelijk te maken dat ook de facultatieve gegevens, genoemd in artikel 23, derde lid, van verordening 3330/91 in Nederland verplicht kunnen worden gesteld, is wijziging van artikel 17, onderdeel a, nodig. Het voornemen bestaat om de in artikel 23, derde lid, van verordening 3330/91 genoemde gegevens «vermoedelijke wijze van vervoer» en «het statistisch stelsel» in Nederland verplicht te stellen voor maximaal 5% van de informatieplichtigen.

Het wetsvoorstel voorziet voorts in een aanpassing van artikel 19, tweede lid, van de Statistiekwet 1950. In de nota van toelichting op het Besluit doorvoerstatistiek is reeds aangekondigd dat dit artikel zou worden aangepast indien zich daartoe een geschikte gelegenheid voor zou doen. Aangezien niet verwacht wordt dat op korte termijn nieuwe Europeesrechtelijke regels met betrekking tot de doorvoer- en entrepotstatistiek zullen worden vastgesteld, wordt artikel 19, tweede lid, van de Statistiekwet 1950, gewijzigd in die zin dat niet langer imperatief de vaststelling van regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor het opstellen van een doorvoer- en entrepotstatistiek, wordt voorgeschreven.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven