Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27611 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27611 nr. 3 |
Er is sprake van toenemend bezit van wapens en steeds meer zijn mensen bereid gebruik te maken van wapens, zo blijkt uit verschillende rapporten en studies.
In vergelijking met recente voorgaande jaren is een stijging van het aantal in beslaggenomen vuurwapens waar te nemen.
Ook de Raad van Hoofdcommissarissen van politie heeft in een rapport aan deze ontwikkeling aandacht besteed.
Daarin wordt geconcludeerd dat «het aantal in ons land in omloop zijnde vuurwapens niet bekend is. Schattingen wijzen erop dat het om enkele honderdduizenden (legale en illegale) vuurwapens zou gaan».
In dit rapport wordt aangetoond dat het gebruik van vuurwapens is toegenomen en dat het vuurwapengebruik onlosmakelijk is verbonden met vuurwapenbezit. Het aantal doden en gewonden door schietpartijen is in vijf jaar tijd bijna verdubbeld.
Ongeveer 14% van de in beslaggenomen vuurwapens is daadwerkelijk gebruikt bij ernstige misdrijven. In deze analyse wordt het als zeer opvallend genoemd dat de staat van de meeste in beslaggenomen vuurwapens zeer goed (fabrieksnieuw) is. Machinepistolen en handzame kleine revolvers komen steeds vaker voor en zijn steeds vaker voorzien van geluiddempers.
Het leidt geen twijfel dat het gebruik (waaronder ook dreiging dient te worden verstaan) van wapens behoorlijk zwaar bijdraagt aan het gevoel van onveiligheid.
In veel gevallen levert het gebruik van wapens ernstig psychologische gevolgen op bij het slachtoffer. Het is bekend dat veel slachtoffers van geweld gedurende lange tijd niet meer in staat zijn om op een normale wijze deel te nemen aan het arbeidsproces en het sociale leven.
De bedreigende werking van vuurwapens neemt toe. Onveiligheidsgevoelens worden versterkt door de bijna dagelijks voorkomende gewapende overvallen, dodelijke schietpartijen, en liquidaties in het criminele circuit.
«We hebben in het bijzonder, wanneer zich dramatische gebeurtenissen voordeden, kunnen zien hoe breed de maatschappelijke verontwaardiging was over uitingen van geweld op straat. Het onmenselijk leed dat slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers wordt aangedaan vervult mensen met diepe ontzetting» «mensen weten en voelen dat ze ook zelf slachtoffer zouden kunnen zijn of dat familieleden of vrienden een dergelijk dramatisch lot zou kunnen treffen. Mensen komen tegen het toenemend geweld in verzet»
«Onveiligheidsgevoelens hebben grote gevolgen voor het gedrag en de ontwikkeling van mensen als vrije individuen. Gevoelens van onveiligheid belemmeren de vrijheid en ontplooiing van mensen in de kern. In onze rechtsstaat moeten burgers kunnen vertrouwen op veiligheid en bescherming van de overheid. Dat is een kerntaak». Aldus Minister President Kok tijdens een speech uitgesproken op 2 november 1998 in Leeuwarden, ter afsluiting van de reeks debatten over geweld op straat.
Op gevoelige of kwetsbare bevolkingsgroepen kan de angst voor (vuurwapen)geweld verlammend werken waardoor een afkeer gaat ontstaan van verschillende sociale activiteiten. Mensen «durven de straat niet meer op» of mijden drukke en onoverzichtelijke plaatsen.
Het is voorspelbaar dat wapens direct binnen handbereik in een vervoermiddel aanwezig zijn. De ervaring bij de Douane heeft geleerd dat wapens veelal in het handschoenenvakje of onder een stoel van een vervoermiddel zijn verstopt. Mensen die een wapen hebben wensen dat wapen veelal ook binnen handbereik te hebben. Aangezien de politie dergelijke controles slechts onder beperkende voorwaarden mag uitvoeren heeft de politie die ervaring minder.
2. De huidige opsporingsbevoegdheid
De politie heeft een beperkte bevoegdheid om wapens in vervoermiddelen op te sporen.
Artikel 51 van de Wet wapens en munitie regelt de bevoegdheid tot het onderzoeken van vervoermiddelen door ambtenaren van politie.
Kenmerk van de bevoegdheid zijn de woorden in lid 1, «indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd».
De formulering in lid 2, «De officier van justitie kan gelasten dat deze bevoegdheid tegenover elk vervoermiddel kan worden uitgeoefend», geeft evenmin ruimte om zonder verdenking te controleren.
In de beschrijving van de Parlementaire behandeling van deze wet is opgenomen dat het in beide gevallen gaat om een bevoegdheid die slechts kan worden uitgeoefend in bepaalde, nauw omschreven situaties. Immers slechts wanneer sprake is van daadwerkelijk wapengebruik of dreigend gebruik kunnen bevoegdheden worden uitgeoefend. Een verdere beperking is daarin gelegen dat de aanwijzingen niet het wapenbezit, maar het (dreigend) wapengebruik moeten betreffen. Bij wapengebruik gaat het in de regel om ernstige inbreuken op de rechtsorde. Het vermoede wapenbezit is onvoldoende aanleiding tot de uitoefening van deze bevoegdheden.
Een optimalisering van de huidige bevoegdheid is dan ook niet mogelijk, immers de beperkende formulering blijft van kracht, en dat kan ertoe leiden dat een vervoermiddel een vrijplaats blijft voor het verbergen van wapens, zonder dat daar, anders dan nu, tegen kan worden opgetreden.
Deze beperking leidt tot ongewenste situaties. Regelmatig komt het voor dat de politie vervoermiddelen preventief wenst te controleren op aanwezigheid van wapens, zonder dat daar conform artikel 51 Wet wapens en munitie aanwijzingen voor zijn. Veelal zal de politie dan bij grootschalige verkeerscontroles samen met de Douane controleren en de douaneambtenaar vragen een vervoermiddel te onderzoeken omdat de Douane wel de bevoegdheid heeft om zonder aanleiding een vervoermiddel te onderzoeken.
In het geval geen douaneambtenaar ter beschikking staat, komt het voor dat de politie onder het mom van de controle op bijvoorbeeld de aanwezigheid van een gevarendriehoek, probeert te achterhalen of wapens in de kofferruimte worden vervoerd. Op die manier kan een aanwijzing worden verkregen om tot controle van het gehele vervoermiddel over te gaan. Zonder aanwijzing is het niet mogelijk om onder een stoel of in het handschoenenvakje te controleren, een plek waar, zo de ervaring leert, men wapens juist onder handbereik pleegt te verstoppen.
Het argument dat de Douane die bevoegdheid wel heeft is op zich geen reden om die bevoegdheid ook aan de politie te geven. Maar het zou toch een merkwaardige situatie zijn als de ene opsporingsinstantie die bevoegdheid wel heeft terwijl het haar primaire taak niet is om wapens op te sporen en de opsporingsinstantie die wel een dergelijke primaire taak heeft, die bevoegdheid niet heeft.
De beperking die de politie nu in het huidige artikel 51 Wet wapens en munitie wordt opgelegd, doet geen recht aan de wens om een adequate opsporing van wapens.
Overigens, al in 1985 formuleerde het kabinet in het plan «Samenleving en Criminaliteit» voornemens om het wapenbezit en -gebruik tegen te gaan. Veel werd daarbij verwacht van de nieuwe en thans huidige Wet wapens en munitie. De Recherche Advies Commissie (RAC) pleitte voor een verhoogde opsporingsinspanning en andere maatregelen. Noch de beleidsvoornemens uit «Samenleving en Criminaliteit, noch het RAC advies, noch de inwerkingtreding van de Wet wapens en munitie bleken de beoogde veranderingen tot gevolg te hebben, zo blijkt uit het rapport van de hoofdcommissarissen.
Gelet op de ontwikkelingen is de vraag aan de orde of de huidige maatschappelijke ontwikkeling van toenemend wapenbezit en wapengebruik, onderzoek van vervoermiddelen noodzakelijk maakt en in die zin de privacy van bijvoorbeeld het autogebruik aan mag tasten.
Niet ontkend kan worden dat de voorgestelde bevoegdheid de privacy beperkt. Doch de indiener is van mening dat het een zeer betrekkelijke aantasting van privacy betreft. Het te dienen belang is voldoende zwaarwegend om een dergelijke onderzoeksbevoegdheid toe te staan.
Dit voorstel richt zich met name op de opsporing van wapens die in het bezit zijn van zogenaamde gelegenheidsdaders die als gevolg van stoerheid of angst menen een wapen te moeten hebben, en hoewel meestal van tevoren niet bedoeld, toch bij een ruzie of dergelijke het wapen gebruiken.
De nu beschikbare informatie laat zien dat met name bij die categorie burgers een toename van wapenbezit en wapengebruik is geconstateerd.
Zoals uit het bovenstaande blijkt kan de politie een vervoermiddel enkel controleren indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
Gezien de conclusie van de Raad van Hoofdcommissarissen dat het aantal in ons land in omloop zijnde vuurwapens niet bekend is, maar dat schattingen erop wijzen dat het om enkele honderdduizenden (legale en illegale) vuurwapens zou gaan, is het dringend gewenst het aantal in omloop zijnde wapens terug te dringen.
De ervaring heeft geleerd dat mensen wapens in vervoermiddelen voorhanden hebben en bereid zijn deze te gebruiken. En juist omdat wapengebruik onlosmakelijk verbonden is met wapenbezit, is het gewenst, in tegenstelling tot de bedoeling van de huidige wet, ook het wapenbezit als een ernstige inbreuk op de rechtsorde te beoordelen.
Om de noodzakelijke veiligheid te bevorderen wordt de beperking van artikel 51 Wet wapens en munitie, ook door politiefunctionarissen, als ongewenst beschouwd.
Om de politie meer in staat te stellen vervoermiddelen op aanwezigheid van wapens te controleren en om te voorkomen dat «trucs» of voorwendselen worden gebruikt indien de politie wel wenst te controleren, wordt voorgesteld de politie een bevoegdheid te geven gelijk aan die van de Douane.
De tekst van de wijzigingen van artikel 51 Wet wapens en munitie zijn om die reden identiek aan de betreffende tekst van artikel 11 en 14 Douanewet.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 51 Wet wapens en munitie, lid 1
Uit lid 1 van het huidige artikel 51 Wet wapens en munitie is de formulering «indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd» verwijderd.
Deze zin is verwijderd omdat zij in de praktijk een te beperkende werking heeft.
Conform de bedoeling van dit voorstel, is een deel van de tekst van artikel 11 Douanewet toegevoegd. De toevoeging betreft de verplichting om desgevraagd toegang tot het vervoermiddel te verschaffen.
Artikel 51 Wet wapens en munitie, lid 2
De huidige tekst van lid 2 is verwijderd omdat zij geen belang meer heeft na de nieuwe formulering van lid 1.
Als nieuw lid 2, wordt toegevoegd de bepaling dat de gevraagde toegang op elk tijdstip moet worden verleend. Ook deze tekst is overgenomen uit artikel 11 Douanewet.
Artikel 51 Wet wapens en munitie, lid 3
De formulering van het huidige lid 3 wordt, aangepast, verwerkt in het nieuwe lid 4.
Als nieuw lid 3 wordt toegevoegd de verplichting, conform de bepalingen van artikel 11 lid 3 Douanewet, dat desgevraagd aanwijzingen ten behoeve van het onderzoek moeten worden gegeven.
Artikel 51 Wet wapens en munitie, lid 4
Het huidige artikel wordt uitgebreid met een nieuw lid 4 waarin de bedoeling van het oude lid 3, aangepast volgens de formulering van artikel 14 Douanewet, wordt weergegeven.
De tekst van artikel 14 Douanewet lijkt beter van toepassing omdat hier uitgebreider is geformuleerd wat de verplichtingen van een bestuurder van een vervoermiddel zijn.
Kuijper
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27611-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.