27 607
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de mogelijkheid door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen

nr. 8
NADER VERSLAG

Vastgesteld 26 april 2001

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging d.d. 13 april 2001 (27 607, nrs. 6 en 7).

De nota van wijziging heeft enkele fracties aanleiding gegeven tot het stellen van aanvullende vragen. Onder het voorbehoud dat de regering deze vragen tijdig zal beantwoorden, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Nota van wijziging (27 607, nr. 7)

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de nota van wijziging welke tevens de basis vormt voor de door de Commissie Bouw gedane voorstellen. De leden van de VVD-fractie vinden deze aanvulling een terechte uitbreiding van de wettelijk mogelijkheid van het hanteren van een financieel instrument. Zij hebben nog enkele vragen.

Uit de toelichting van de nota van wijziging blijkt dat de twee genoemde vormen van betalen ook in combinatie kunnen worden gebruikt. Het wetsvoorstel zélf spreekt echter (in art. 3.3a, lid 1) van een «eenmalig of periodiek» bedrag, hetgeen in strijd lijkt met de bedoeling van het wetsvoorstel alsmede met het advies van de Commissie Bouw. Kan de regering aangeven of zij de combinatie van betalingsverplichtingen ook in het wetsvoorstel heeft bedoeld mogelijk te maken?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wat precies wordt bedoeld met het woord «bedrag». Door het gebruik van het woord «bedrag» wordt (wellicht onbedoeld, bedragen zijn immers niet «periodiek» of «eenmalig», maar betalingen kunnen dat wel zijn) de indruk gewekt dat het eenmalig vastgestelde bedrag van artikel 3.3a, lid 2 sub a niet in termijnen zou kunnen worden betaald, terwijl die mogelijkheid juist in overeenstemming lijkt met het benefit sharing karakter van de voorgestelde regeling. Kan hierover meer duidelijkheid worden gegeven?

Over onderdeel 1 onder d van de nota van wijziging bestaat bij de leden van de VVD-fractie enige onduidelijkheid. Kan worden aangegeven wat bedoeld wordt met een beslissing door het lot?

In het nieuwe vijfde en zesde lid van artikel 3.3a wordt voorgesteld dat – op het moment dat een aanvraag voor een verlening van een vergunning samen valt met een verdeling van frequentieruimte door middel van een veiling of een vergelijkende toets met een financieel bod – onder bepaalde voorwaarden per ministeriële regeling na de verlening een verplichting tot het betalen van een eenmalig of periodiek bedrag kan worden opgelegd. Indien de vergunninghouder niet aan deze financiële verplichtingen tegemoet kan komen, kan deze alsnog een verzoek doen om de vergunning in te trekken. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of door het voeren van een dergelijk beleid niet te veel onzekerheid wordt gecreerd waardoor huidige vergunninghouders weleens investeringen achterwege zouden kunnen laten.

Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk op welke wijze het voorstel van de commissie Bouw m.b.t. het hanteren van absolute bedragen voor de niet landelijke commerciële omroepen afwijkt van de voorliggende nota van wijziging. Indien er wel sprake is van absolute bedragen, kan de regering dan aangeven waaraan deze bedragen worden gerelateerd en hoe hoog deze bedragen zullen zijn?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben eerder geen inbreng geleverd bij het verslag. De reden daarvoor was dat het toen nog over een vrij onomstreden wetswijziging ging die bedoeld was voor het veilen van alle beschikbare frequenties en waarbij bovendien door alle betrokkenen op snelheid werd aangedrongen. Nu er inmiddels van een sterk gewijzigde situatie sprake is en ook het voorliggende wetsvoorstel door een nota van wijziging stevige veranderingen ondergaat, achten deze leden het nu wel opportuun om een inbreng te leveren bij het nader verslag.

De fractie van GroenLinks heeft moeite met de voorgestelde wetswijziging omdat naar haar mening de wet nu aan een specifieke ad hoc situatie voor slechts een beperkt deel van het frequentiespectrum met een speciaal gebruik wordt aangepast. Zij zou graag door de regering gemotiveerd zien wat het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang is dat verlenging van vergunningen vordert. Dit is immers de uitzonderingsgrond in het nu geldende artikel 9 Frequentiebesluit. Als er aanleiding is om blijvend de wet te wijzigen, dan moet er voor de regering een steekhoudende motivatie zijn op grond van artikel 9. Daarbij is het in de ogen van deze leden niet terecht om alleen te verwijzen naar het belang van ter zake relevante opvattingen in de Kamer. Nog daargelaten dat daar meestentijds, en ook in het onderhavige geval, tegenstrijdige opvattingen kunnen leven.

Vragen heeft de fractie van GroenLinks ook over het punt dat de voorgestelde wijziging ook geldt voor frequenties die niet voor commerciële omroep gebruikt worden. Betekent dit dat zittende partijen in andere delen van het frequentiespectrum (bij voorbeeld houders van vergunningen voor mobiele telefonie) daar analoge rechten aan kunnen ontlenen wanneer sprake is van verlenging? En is bij dergelijk gebruik dan sprake van een zelfde algemeen belang op grond van artikel 9 van het Frequentiebesluit?

Is het meer in het algemeen niet zo dat gezien het zeer open karakter van de wetswijzigingen straks jurisprudentie de beleidsvrijheid van de regering tot een wassen neus maakt, zodat er uiteindelijk in het hele frequentiespectrum sprake zal zijn van blijvende bevoordeling van zittende partijen?

De leden van de fractie van GroenLinks zouden ook graag de gang van zaken beschreven zien als straks over 8 jaar de verleende vergunningen voor frequenties voor commerciële omroep zijn afgelopen. Krijgen zittende verlengde partijen dan automatisch weer recht op een nieuwe vergunning; worden nimmer verlengde zittende partijen anders behandeld; en wat is dan de ruimte voor nieuwkomers? En nogmaals de vraag of het juridisch een houdbare zaak zal zijn om na één keer met dit nieuwe uitzonderlijke systeem van veilen en verlengen gewerkt te hebben, nog weer een andere methode toe te passen?

Verder zouden de leden van de fractie van GroenLinks graag willen weten of de regering met zekerheid kan zeggen dat de voorgestelde wetswijzigingen juridisch houdbaar zijn in Europees verband, met name waar het gaat om het mededingingsrecht. Is advies ingewonnen over de nota van wijziging bij ter zake kundigen bij de Europese Unie?

De voorzitter van de commissie,

Blaauw

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), voorzitter, Van den Berg (SGP), Reitsma (CDA), Biesheuvel (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Valk (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), ondervoorzitter, Feenstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Giskes (D66), Stellingwerf (ChristenUnie), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Niederer (VVD), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Herrebrugh (PvdA), Hindriks (PvdA) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Te Veldhuis (VVD), Bakker (D66), T. H. A. M. Meijer (CDA), Stroeken (CDA), Van Gent (GroenLinks), Waalkens (PvdA), Crone (PvdA), Atsma (CDA), Duivesteijn (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Augusteijn-Esser (D66), Slob (ChristenUnie), Geluk (VVD), Luchtenveld (VVD), Spoelman (PvdA), Buijs (CDA), Van Walsem (D66), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Poppe (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Depla (PvdA), Dijsselbloem (PvdA) en Nicolaï (VVD).

Naar boven