Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27604 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27604 nr. 5 |
Ontvangen 6 juni 2001
De regering is de leden van de fracties van de VVD en GroenLinks erkentelijk voor de door hen in het verslag van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 6 maart 2001 vermelde vragen en opmerkingen. Mede namens de Minister van Financiën zal ondergetekende hieronder op de gegeven beschouwingen ingaan in de hoop dat de beantwoording van de vragen bijdraagt aan een spoedige afronding van het wetsvoorstel. Bij de beantwoording van de vragen is in principe de volgorde van het verslag gevolgd. Daar waar door verschillende fracties met elkaar verband houdende vragen zijn gesteld, zijn de vragen samengevoegd en is bij het geven van een antwoord getracht de vragen in hun onderlinge samenhang te beantwoorden.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welk belang de Nederlandse Staat in KPN heeft, na omzetting van de prioriteitsaandelen naar «gewone» aandelen. Tevens willen zij weten hoe groot het belang is van de «golden share».
De Nederlandse Staat houdt op dit moment ongeveer 35 procent van de aandelen van Koninklijke KPN N.V. (KPN). Van de door de Staat in KPN gehouden aandelen maakt deel uit een prioriteitsaandeel, in de statuten van KPN aangeduid als het bijzonder aandeel. De waarde van het bijzonder aandeel is niet zo zeer gelegen in de financiële waarde, de nominale waarde is slechts Euro 0,48, maar veeleer in de bijzonder zeggenschapsrechten die aan het aandeel zijn verbonden. Voor wat betreft de door de leden van de VVD-fractie bedoelde omzetting van prioriteitsaandelen naar gewone aandelen merkt de regering op dat hier naar alle waarschijnlijkheid bedoeld is de eventuele uitoefening door de Staat van het aan hem toekomende optierecht op preferente aandelen. Dit is een juridische voorziening die het de Staat mogelijk maakt om, als de bescherming van het algemeen telecommunicatiebelang dit nodig maakt, de meerderheid van de stemrechten op de algemene vergadering van aandeelhouders te verkrijgen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich voorts af of het onderhavige wetsvoorstel invloed op de positie van KPN heeft, of op het prijsniveau van haar aandelen, bezien vanuit de huidige financiële positie van KPN. De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of de wijziging van de Machtigingswet van invloed is op de opbrengst bij een eventuele verkoop van de staatsaandelen van KPN, of dat er geen verband bestaat tussen deze twee zaken.
Er bestaat geen rechtstreekse relatie tussen de gevolgen van het onderhavige wetsvoorstel en het prijsniveau van de KPN-aandelen. Wel wordt het door het wetsvoorstel eenvoudiger voor KPN om, op het niveau van de beursgenoteerde houdstermaatschappij, samenwerkingsverbanden aan te gaan. Dit kan onder omstandigheden een positief effect hebben op de waarde van de aandelen.
De leden van de VVD-fractie vragen verder de regering aan te geven hoe het houderschap van, en zeggenschap over de netwerken van KPN is vormgegeven. Ook vragen bedoelde leden op welke wijze, na wijziging van de Machtigingswet, de toegang tot de netten door derden is gewaarborgd.
Met de omvorming in 1989 van het Staatsbedrijf der PTT tot de privaatrechtelijke onderneming Koninklijke PTT Nederland N.V. is het eigendom van de netwerken overgegaan van de Staat op de (volle) dochterondernemingen van KPN. De zeggenschap over de telecommunicatienetwerken berust dan ook geheel bij de KPN groep. Hiermee is niet gezegd dat KPN geheel vrij is in de wijze waarop zij met de aan haar toebehorende openbare telecommunicatie-infrastructuur omgaat. Zo rusten op KPN op grond van de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde regelgeving diverse (toegangs)verplichtingen met betrekking tot de door haar in stand gehouden netwerken. Zo heeft KPN op dit moment een opdracht tot verzorging van de tot de universele dienst behorende diensten en voorzieningen. Dit betekent onder meer dat KPN op verzoek aan een ieder de telefoondienst moet leveren tegen een betaalbaar, wettelijk gemaximeerd, tarief (het belbudget pakket). Ook rusten op KPN diverse andere toegangsverplichtingen. In het antwoord op de hierna weergegeven vraag van de leden van de VVD-fractie zal hierop verder worden ingegaan.
Deze leden vragen tevens of een verdere ontwikkeling van de marktwerking op de vaste telefoonlijnen, huurlijnen en ADSL voor internetverkeer voldoende is gewaarborgd.
In algemene zin geldt dat de verdere ontwikkeling van de marktwerking voor wat betreft de daaraan door de overheid te leveren bijdrage vooral moet worden gezien in het instandhouden van een helder regelgevend kader waarin voorzien is in regels die er toe leiden dat er een zogenoemd level playing field ontstaat. Verder is het van groot belang dat er voorzien is in adequaat toezicht. Voor wat betreft deze regels wordt gewezen op hiervoor al aangestipte asymmetrische verplichtingen voor partijen die beschikken over een zogenaamde aanmerkelijke macht op de markt. Dit is in het bijzonder van belang voor de positie van KPN. Zo is KPN als aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt voor vaste openbare telefonie gehouden te voldoen aan alle redelijke verzoeken om toegang tot haar vaste openbare telefoonnetwerk, de zogenoemde bijzondere toegang hieronder begrepen. Concurrenten van KPN kunnen als gevolg hiervan tegen redelijke voorwaarden en kostengeoriënteerde tarieven gebruik maken van het netwerk van KPN ten behoeve van hun eigen dienstverlening.
Voor wat betreft de beschikbaarheid van huurlijnen geldt dat KPN in ieder geval verplicht is een bepaald basis pakket van huurlijnen te leveren tegen een kostengeoriënteerd tarief. Voor wat betreft het aanbod van ADSL en breedbandige toegang tot het internet kan worden gewezen op verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG L 336/4). Deze verordening verplicht KPN, als aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken te voldoen aan elke redelijk verzoek om ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden. Deze verplichting maakt het voor derden onder meer mogelijk om met gebruikmaking van de (koperen) aansluitkabel van KPN via XDSL technieken breedbandige toegang tot het internet te verzorgen. De toegang tot de diverse netwerken is hiermee naar de opvatting van de regering voldoende gewaarborgd.
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat voorwaarde voor vrije marktwerking een gelijke toegang tot netwerken is. Deze leden vragen op welke termijn een volledig nummerplan, ook voor bijvoorbeeld de servicenummers, kan worden verwacht.
Op grond van artikel 4.1 van de Telecommunicatiewet is de Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd nummerplannen vast te stellen. Op dit moment is een vijftal nummerplannen vastgesteld. Het meest omvangrijke nummerplan is het Telefoon en ISDN-nummerplan. Dit nummerplan omvat niet alleen de zogenoemde vaste geografische telefoonnummers, maar ook de mobiele nummers en diverse categorieën nummers voor gratis (de 0800-reeks) en betaalde informatiediensten (de 09xy nummerreeksen), ook wel servicenummers genoemd.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af waarom het destijds wel en het nu volgens de memorie van toelichting (bladzijde 4) kennelijk niet meer gewenst is om privaatrechtelijk in te kunnen grijpen als de soliditeit van KPN in het gedrang komt. Zij merken hierbij op dat KPN immers nog altijd min of meer monopolist is bij de vaste telefonie. Deze leden vragen ook waarom de regering in 1994 wel vond dat zij eventuele toekomstige partners of opkopers moest kunnen afwijzen en waarom zij dit nu niet meer vindt.
Naar de opvatting van de regering zijn er meerdere gronden die het laten bestaan van een privaatrechtelijke relatie met KPN thans minder opportuun maken. In de eerste plaats is, zoals ook in de toelichting op het voorstel van wet is aangegeven, de telecommunicatiemarkt sinds de beursgang van KPN in 1994 aanmerkelijk gewijzigd. Het aantal spelers op de markt, en daarmee het aantal alternatieve aanbieders, is een stuk groter geworden. Voorts is ook het huidige wettelijke systeem veel beter toegesneden op het stimuleren en instandhouden van concurrentie. In dit verband zij verwezen naar de korte schets van het wettelijke systeem in de memorie van toelichting. Voorts is minstens zo belangrijk dat in de ervaring die is opgedaan met de bijzondere rechten die de Staat thans heeft, is gebleken dat deze rechten een betrekkelijke waarde hebben. Betrekkelijk in die zin dat de wijze waarop de onderneming opereert nu eenmaal moet worden bepaald door het bestuur in samenspraak met de Raad van Commissarissen en niet door de Staat. De Staat kan en wil, zeker bij een op zeer dynamische en internationale markten opererende beursgenoteerde onderneming als KPN, deze taak van het bestuur niet overnemen. Bij al deze overwegingen komt nog dat het door het terugtreden van de Staat voor KPN eenvoudiger wordt samenwerkingsverbanden aan te gaan. Op de telecommunicatiemarkt is sprake van een toenemende internationale concurrentiestrijd die er toe leidt dat een bedrijf als KPN nog meer dan vroeger slagvaardig en flexibel moet (kunnen) opereren.
Dit alles leidt, zo meent de regering, tot de conclusie dat de privaatrechtelijke relatie bezien vanuit de zorg voor het algemeen telecommunicatiebelang geen rol van betekenis meer speelt en kan spelen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af hoe de regering de huidige soliditeit van KPN beoordeelt in relatie tot de voorgestelde wetswijziging, mede gelet op recente berichten in de media, dat KPN het meest risicovolle voormalig staatstelecombedrijf in Europa is.
Het wetsontwerp heeft naar de opvatting van de regering geen invloed op de financiële soliditeit van KPN. Het wetsontwerp geeft aan dat de regering een fundamentele herpositionering wenst door te voeren ten opzichte van dit voormalige Staatsbedrijf. Een herpositionering die past in een meerjarige ontwikkeling en ook in andere Europese landen plaatsvindt. Directe financiële overwegingen spelen daarbij voor de regering geen rol.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af wat er gebeurt als KPN onverhoopt zou bezwijken onder haar schuldenlast. Zij vragen zich daarbij tevens af of de positie van de Nederlandse Staat daarbij geen verschil maakt.
De regering gaat er van uit dat KPN, ondanks de relatief minder gunstige omstandigheden in vergelijking met een jaar geleden, waarmee het bedrijf thans te maken heeft, niet in de positie zal komen te verkeren die de leden van de fractie van GroenLinks schetsen. In haar hoedanigheid als aandeelhouder neemt de regering een zakelijke houding aan.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Nederlandse overheid in staat is om bij calamiteiten de uitvoering van de universele dienst te garanderen als zij haar speciale positie in het kader van de Machtigingswet heeft opgegeven.
Het voorliggende wetsvoorstel op zich brengt geen verandering in positie van de Staat ten opzichte van KPN. De voorliggende wetswijziging leidt er, zoals hiervoor al is aangegeven, wel toe dat het voor KPN eenvoudiger wordt om op het niveau van de beursgenoteerde houdstermaatschappij samenwerkingsverbanden aan te gaan. Dit neemt niet weg dat het wetsvoorstel rust op dezelfde, hiervoor reeds weergegeven, beleidsmatige overwegingen die ten grondslag liggen aan de door de Staat ten opzichte van KPN voorgenomen herpositionering. Voor wat betreft de thans op KPN rustende verplichtingen tot de verzorging van de openbare vaste telefoondienst geldt dat deze, of dit nu onder normale omstandigheden is of bij calamiteiten, onverkort in stand blijven. Deze verplichtingen vloeien immers niet voort uit de Machtigingswet of uit de privaatrechtelijke relatie tussen de Staat en KPN, maar uit de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde regelgeving.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering verder aan te geven of de huidige Machtigingswet met zijn speciale structuurregime van doorslaggevende betekenis is geweest bij het afketsen van de besprekingen met het Spaanse Telefonica.
Ten tijde van de fusiebesprekingen heeft de Staat aan KPN en Telefonica nadrukkelijk zijn standpunt inzake de herpositionering van de Staat in KPN, dat wil zeggen het voornemen tot de afbouw van het belang van de Staat in KPN, kenbaar gemaakt. Dat voornemen is door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Financiën bij brief van 9 juni 2000 (DGTP/00/2185) aan de Tweede Kamer bekend gemaakt. In deze brief is aangegeven dat door de fusie besprekingen met Telefonica het overleg met KPN inzake de herpositionering van de Nederlandse Staat weliswaar in een stroomversnelling is geraakt, maar dat deze besprekingen niet bepalend zijn geweest voor het beleidsvoornemen zoals in de brief is verwoord. De Staat heeft dit standpunt uiteraard ook kenbaar gemaakt aan KPN en Telefonica die hier positief op gereageerd hebben.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering ook kan aangeven waarom zij, gelet op haar intentie om zich terug te trekken uit KPN, haar aandelen niet verkocht heeft toen de KPN-koers op haar hoogtepunt was.
Helaas beschikt de regering niet over middelen aan de hand waarvan het koersverloop van aandelen betrouwbaar kan worden voorspeld. Een diepte- of hoogtepunt in de koers kan dan ook slechts achteraf worden geconstateerd, ook door de regering. Hier komt nog het volgende bij.
Tot nu toe moest het aandeelhouderschap vooral worden bezien als een instrument in het kader van de waarborging van het algemeen telecommunicatiebelang. Hierbij paste het dat de Staat, naast houder van het bijzonder aandeel, voor langere tijd houder zou blijven van een substantieel pakket van minimaal eenderde van de gewone aandelen in KPN. De redenen die ten grondslag liggen aan de voorgenomen vermindering van het aandelenbelang liggen in het feit dat er niet langer principiële gronden zijn voor de Staat om aandeelhouder te blijven. De regering is echter van mening dat, zoals in voornoemde brief van 9 juni 2000 aan de Tweede Kamer is aangegeven, het parlement zich hierover moet kunnen uitspreken. Tegen deze achtergrond acht de regering het niet gepast op voorhand de het in KPN gehouden aandelenpakket substantieel, dat wil zeggen tot onder de eenderde van het totaal aantal aandelen, terug te brengen.
Dit neemt niet weg dat de regering zonder afbreuk te doen aan de in haar ogen gewenste rol van het parlement een deel van de door de Staat gehouden aandelen had kunnen verkopen. Hiertoe is echter niet overgegaan. Begin 2000, toen de koers, naar achteraf is gebleken, een hoogtepunt bereikte, waren achtereenvolgens de overname door KPN van E-plus, de voorgenomen beursgang van KPN Mobiel en de voorgenomen fusie met Telefonica aan de orde. De regering meent dat het, nog afgezien van mogelijke juridische complicaties, noch in het belang van de Staat noch in het belang de andere betrokkenen zou zijn geweest als zij op dat moment zou zijn overgegaan tot een verkoop van aandelen. Toen zich eind 2000 wel een mogelijkheid voor leek te doen om een deel van de aandelen te herplaatsen is in overleg met KPN met de voorbereiding daarvan begonnen. Echter de ongunstige koersontwikkeling en de marktomstandigheden hebben de regering toen doen besluiten af te zien van de uitvoering van dit voornemen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat BellSouth de Staat om een fiat moet vragen om vanaf 9 juni 2001 24,9 procent van de KPN-aandelen in handen te kunnen krijgen.
Op grond van de statuten van KPN moet een uitgifte van nieuwe aandelen KPN worden goedgekeurd door de houder van het bijzonder aandeel, zijnde de Staat. Deze goedkeuring is met betrekking tot de uitgifte van aandelen in KPN aan BellSouth nog niet verleend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27604-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.