nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
2 februari 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dezen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het ter bescherming van de
integriteit van de openbare dienst en in verband met de grondwettelijke bepalingen
inzake de grondrechten wenselijk is in de Ambtenarenwet, de Militaire Ambtenarenwet
1931 en de Politiewet 1993 bepalingen op te nemen met betrekking tot het openbaar
maken van nevenwerkzaamheden, het melden van financiële belangen en effectentransacties
alsmede met betrekking tot het omgaan met vermoedens van misstanden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 125, eerste lid, worden de onderdelen l tot en met o geletterd
tot n tot en met q en worden twee nieuwe onderdelen l en m tussengevoegd,
luidende:
l. de openbaarmaking van de krachtens onderdeel j geregistreerde nevenwerkzaamheden
van ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit
van de openbare dienst openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden noodzakelijk
is;
m. een procedure voor het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens
van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is en de bescherming
van de ambtenaar tijdens en na het volgen van die procedure;
B
Het tweede en derde lid van artikel 125 worden vervangen door een nieuw
tweede en derde lid, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor ambtenaren
door of vanwege het rijk aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder
het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk
gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is, voorschriften worden vastgesteld
betreffende de melding van financiële belangen respectievelijk van het
bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst voor zover
deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.
3. Het bevoegd gezag van provincies, gemeenten en waterschappen stelt
voor de ambtenaren door of vanwege deze lichamen aangesteld, onder gelijk
voorbehoud voorschriften vast omtrent de onderwerpen, genoemd in het eerste
lid, en kan voorschriften vaststellen omtrent de onderwerpen, genoemd in het
tweede lid. Als ambtenaar aangesteld door of vanwege een waterschap wordt
aangemerkt hij die is aangesteld door het in het reglement van die instelling
daartoe aangewezen gezag teneinde in dienst van het waterschap werkzaam te
zijn.
C
In artikel 125bis wordt «onderdeel n» vervangen door: onderdeel
p.
ARTIKEL II
Artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
B
In het eerste lid worden de onderdelen q en r geletterd tot s en t en
worden twee nieuwe onderdelen q en r tussengevoegd, luidende:
q. de openbaarmaking van de krachtens onderdeel o geregistreerde nevenwerkzaamheden
van militaire ambtenaren die een functie vervullen waarvoor ter bescherming
van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden
noodzakelijk is;
r. een procedure voor het omgaan met bij een militaire ambtenaar levende
vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam
is en de bescherming van de militaire ambtenaar tijdens en na het volgen van
die procedure;
C
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor militaire
ambtenaren die een functie vervullen waaraan in het bijzonder het risico van
financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik
van koersgevoelige informatie verbonden is, voorschriften worden vastgesteld
betreffende de melding van financiële belangen respectievelijk van het
bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst voor zover
deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.
ARTIKEL III
Artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 komt als volgt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden voor de politie
regels gegeven over de onderwerpen, genoemd in artikel 125, eerste lid, van
de Ambtenarenwet en kunnen voor de politie regels worden gegeven over de onderwerpen,
genoemd in artikel 125, tweede lid, van de Ambtenarenwet.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Defensie,