nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).Naar aanleiding van het eindrapport van de werkgroepen
ter bestudering van de bestuurlijke samenwerking in grensgebieden met Duitsland
en België (Staatsuitgeverij 's-Gravenhage 1980), zijn in 1984 en 1988
respectievelijk met België en Duitsland overeenkomsten gesloten inzake
wederzijdse bijstandsverlening bij rampenbestrijding.
Ingevolge artikel 3 van de Overeenkomsten respectievelijk met België
en met Duitsland kunnen de bevoegde organen van verdragsluitende partijen
een verzoek om bijstand doen, indien naar hun oordeel de plaats, de omvang
en de aard van de ramp, gelet op het beschikbare personeel en materieel, bijstand
noodzakelijk maken. Uitgangspunt daarbij is dat de verdragsluitende partijen
zelf de kosten dragen voor deze bijstandsverlening; het zogenaamde «gesloten
beurzen-stelsel».
Dat neemt niet weg dat de bij de grensoverschrijdende bijstandverlening
betrokken Nederlandse diensten, organisaties en instanties, wel een bijdrage
in de kosten moeten kunnen krijgen.
Deze bijdrage is tot nog toe verleend op grond van een circulaire van
de Minister van Binnenlandse Zaken van 9 juni 1992 (kenmerk EB91/3009). Op
grond van deze circulaire kon een bijdrage worden verleend aan provincies,
gemeenten, regionale brandweren, centrale posten ambulancevervoer, intergemeentelijke
gezondheidsdiensten, het Nederlandse Rode Kruis (voor zover het de zogenaamde
Snel Inzetbare Groepen ter Medische Assistentie (SIGMA's) betreft), de particuliere
ambulancevervoerders en de ziekenhuizen die Mobiel Medische Teams ter beschikking
stellen.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet
dienen specifieke uitkeringen evenwel een wettelijke grondslag te hebben.
Met dit wetsvoorstel wordt daarom voor het verstrekken van een bijdrage een
wettelijke grondslag gecreëerd. De bijdrageverstrekking wordt, op grond
van het gewijzigde derde lid, uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. M. de Vries