nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen in verband met het verstrekken
van een bijdrage in de kosten van bijstand verleend in België of Duitsland
bij de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
25 januari 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet rampen
en zware ongevallen te wijzigen in verband met het verstrekken van een bijdrage
in de kosten van bijstand verleend in het buitenland bij de bestrijding van
een ramp of een zwaar ongeval;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet Rampen en zware ongevallen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onder a, komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
B
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een
nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. In de kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand als bedoeld
in artikel 3 van de op 14 november 1984 te Den Haag tot stand gekomen Overeenkomst
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake
wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen
(Trb. 1984, 155) en van de op 7 juni 1988 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake
wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen
daaronder begrepen (Trb. 1988, 95), kan door Onze Minister aan de bij de bestrijding
betrokken provincies, gemeenten, organisaties en diensten een bijdrage worden
verleend.
2. In het derde lid wordt «het eerste lid» vervangen door:
het eerste en tweede lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,