27 589
Samenvoeging van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 28 maart 2001

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden staan in principe positief tegenover de voorgestelde samenvoeging tot een nieuwe krachtige plattelandsgemeente maar hebben nog enkele vragen voor de regering om tot een definitief standpunt te komen.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel tot herindeling van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren. Zij zijn blij dat er zowel binnen de gemeenten als bij de provincie sprake is van een breed draagvlak. Immers, het draagvlak voor een dergelijke beslissing is van groot belang.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren.

Over een aantal onderwerpen stellen deze leden nadere informatie op prijs.

De leden van de D66-fractie hebben met positieve belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel.

Gezien het feit dat rondom de Midden-Betuwe recent een tweetal herindelingen heeft plaatsgevonden, waarbij krachtige (buur)gemeenten zijn gevormd, kon de bestuurlijke reorganisatie van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren niet uitblijven. Zij kunnen zich dan ook vinden in dit wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de gemeentelijke herindeling van Dodewaard, Kesteren en Echteld tot een nieuwe gemeente, inclusief een grenscorrectie in het voordeel van de groeikern en centrumgemeente Tiel. Deze leden kunnen op hoofdlijnen instemmen met het voorliggende wetsvoorstel en hebben geen bezwaren tegen de vorming van een sterke plattelandsgemeente aan de oostkant van de gemeente Tiel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de voorstellen tot samenvoeging van de gemeenten Dodewaard, Kesteren en Echteld. Op het eerste gezicht lijken de desbetreffende gemeenten door de financiële afkoop door de gemeente Tiel van het bedrijventerrein de Medel unaniem in hun aanvaarding van het voorstel tot samenvoeging. Toch blijken daarnaast nog andere financiële problemen in dit samenvoegingsvoorstel een rol te spelen. De levensvatbaarheid van de nieuwe gemeente wordt, zeker ook gezien de huidige zorgelijke financiële uitgangspunten van de drie gemeenten, gevreesd. Het centrale uitgangspunt voor de samen te voegen gemeenten is altijd geweest dat er een financieel levensvatbare nieuwe gemeente moest ontstaan. Nu de vooruitzichten hiervoor dermate negatief zijn, geeft dit reden tot een kritische beoordeling van voorliggend voorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot niet-vrijwillige samenvoeging van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren en grenscorrectie tussen Echteld en Tiel. Zij plaatsen enkele vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.

De regering gebruikt de grootte van onder meer Buren en Overbetuwe als krachtige buurgemeenten als argument om ook van de drie onderhavige gemeenten een krachtige gemeente te maken. Dit roept bij de aan het woord zijnde leden twee vragen op. Ten eerste: wil de regering hiermee zeggen dat de huidige drie gemeenten geen krachtig bestuur hebben, en zo ja, blijkt dat uit bestuurlijke of andere knelpunten waarmee deze gemeenten op dit moment geconfronteerd worden? Of moet daarentegen uit de vooruitziende blik van Dodewaard en Echteld («met het oog op de toekomst», memorie van toelichting bladzijde 1) afgeleid worden dat de gemeenten tot nu toe niet met knelpunten geconfronteerd zijn geweest? Ten tweede: in welk opzicht zou het bestuurlijk gezien problematisch kunnen zijn dat de drie zelfstandige gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren grotere buurgemeenten hebben? Het is in Nederland toch eerder regel dan uitzondering dat gemeenten die in grootte – soms sterk – van elkaar verschillen, ook elkaars buren zijn? In dit verband wijzen de leden van de SGP-fractie op de reactie van het kabinet op de opmerking van de Stuurgroep Krachtige Gemeenten om de verhouding qua grootte tussen gemeenten in een bepaalde regio in ogenschouw te nemen. Deze leden citeren: «Het kabinet zal deze aanbeveling niet nader uitwerken omdat functie en ligging voor een groot deel de bepalende factoren zijn op basis waarvan herindelingsplannen van gemeenten worden ontworpen. Om daarnaast nog elementen van een zekere getalsmatige verhouding tussen gemeenten in te brengen, zou een plan wellicht onnodig kunnen belasten, zonder dat daar nu duidelijke inhoudelijke voordelen tegenover staan» (TK 26 331, nr. 15, bladzijde 5). Hoe verhoudt zich de argumentatie voor de onderhavige herindeling hiertoe? In hoeverre liggen volgens de regering de grootte van een gemeente en de bestuurskracht ervan in elkaars verlengde?

2. Inhoud van het wetsvoorstel

Kan de regering toelichten op welke manier de nieuw te vormen gemeente Kesteren invloed kan blijven uitoefenen op de wijze waarop het bedrijventerrein Medel zal worden ingericht, vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de inspanningen van de gemeenten om de burgers na de herindeling actief te betrekken bij de politiek. De invulling dient via wijk- en dorpsraden verder uitgewerkt te worden. Op welke wijze wil de regering deze uitwerking ondersteunen?

De leden van de CDA-fractie willen graag aanvullende informatie ontvangen over het industrieterrein Medel en over de toekomstige samenwerking tussen de nieuwe gemeente Kesteren en de gemeente Tiel en het industrieschap Medel. Hoe wordt de bestuurlijke constructie en wie heeft de eindverantwoordelijkheid? Welke taken gaat het industrieschap uitvoeren en welke de gemeenten Tiel en/of Kesteren? Waarom krijgt Tiel een doorslaggevende stem in de toekomstige samenwerking bij blijvend verschil van inzicht?

De nieuwe gemeente Kesteren is tevreden met de compensatie van een eenmalige afkoopsom van f 4 250 000. Hoe beoordeelt de regering deze financiële compensatie?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de door de provincie geïnitieerde samenvoeging een groot draagvlak heeft. Hoewel de meerderheid van de gemeenteraad van Kesteren tegen de gemeentelijke herindeling is, zijn deze leden tevreden over de constructieve opstelling van de gemeente dan wel de raad ten aanzien van de voorbereiding van de nieuwe gemeente.

Deze leden wensen geïnformeerd te worden over de gevolgen van de samenvoeging voor de ruimtelijke omgeving van de drie gemeenten.

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat er een groot draagvlak bestaat voor de herindeling. Zij zouden nog willen vernemen waaruit het draagvlak onder de bevolking van de drie gemeenten is gebleken.

Waar deze leden moeite mee hebben is de voorziene grenscorrectie die tegelijkertijd wordt gerealiseerd in het voordeel van de gemeente Tiel. Waarom is ervoor gekozen industrieterrein Medel aan de gemeente Tiel toe te voegen en niet aan de nieuwe gemeente Kesteren? Deze leden staan wel achter de plannen voor aanleg van industriepark Medel, maar menen dat bij de invulling van de plannen tevens stilgestaan moet worden bij de vraag waar de 4000 toekomstige employees van het industrieterrein zullen kunnen gaan wonen.

Bouwen aan de westzijde van de gemeente Tiel betekent een verregaande aantasting van een waardevol cultuur-agrarisch landschap met vele cultuur-historische monumenten. Toch zijn nieuwe woningen, ook na realisatie van de thans voorliggende herindelingsplannen, uitsluitend aan de westkant van Tiel te realiseren, namelijk in Passewaay. Bouwen van woningen voor employees van het industieterrein in deze wijken heeft als bijkomend nadeel dat de woningen op grote afstand liggen van Medel (6 tot 8 kilometer) en bovendien aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor fietsen naar en vanaf het werk voor velen geen optie zal zijn. Wonen in Passawaay en werken in Medel stimuleert derhalve het autogebruik. Deelt de regering deze zorgen? Op welke wijze kan de aantasting van het cultuur-agrarisch landschap door woningbouw ten westen van Tiel voor de toekomst worden voorkomen?

Deze leden zijn van oordeel dat niet alleen het grondgebied van het toekomstige bedrijventerrein Medel (een stuk grond van ongeveer 150 hectare ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal en ten noorden van de A15) bij Tiel moet worden gevoegd maar ook de Willemspolder, ook wel de Biezenburg genoemd, ten zuiden van de A15 tussen het Amsterdam-Rijnkanaal, de Waal en de Prins Willem Alexanderbrug. Op die wijze kan namelijk voorkomen worden dat aan de westzijde van de bebouwing van Tiel nieuwe woonwijken worden toegevoegd; deze toekomstige woonwijken zullen dan aan de oostzijde komen, in de Biezenburg.

De leden van de GroenLinksfractie vragen de regering of zij bereid is om het grondgebied van de Biezenburg via de grenscorrectie toe te voegen aan de gemeente Tiel. Dit streven naar toevoeging bij Tiel past ook binnen het rijksbeleid om via de ruimtelijke ordening wonen, werken en recreëren te combineren en infrastructuur aan te leggen voor meervoudig gebruik. Bij bouwen van woningen aan de westkant van Tiel en ontwikkelen van bedrijventerreinen aan de oostkant van Tiel moet tweemaal infrastructuur worden aangelegd.

Ook de financiële transactie tussen de gemeente Echteld en de gemeente Tiel voor de overneming van het bedrijventerrein ligt moeilijk bij de leden van de GroenLinks-fractie. Hoe is deze transactie tot stand gekomen? Zijn beide gemeenten feitelijk akkoord gegaan met de nu vastgestelde koopsom? Heeft de gemeente Tiel getracht mogelijke weerstand tegen de grenscorrectie af te kopen, temeer daar uit de stukken blijkt dat de colleges van Dodewaard, Echteld en Kesteren aanvankelijk weinig voelden voor deze grenscorrectie? Is het gebruikelijk of in het verleden vaker voorgekomen dat gemeenten bij een gemeentelijke herindeling grond moeten kopen, en zo ja, waar en wanneer? Wat is het oordeel van de regering over deze gang van zaken? Is zij niet bevreesd dat hier sprake kan zijn van een precedentwerking? Kan de koppeling van grondaankopen aan grenscorrecties er niet toe leiden, zo vragen deze leden, dat rijkere gemeenten in de toekomst stukken grondgebied van armere buurgemeenten kopen? Zo neen, hoe kan de regering waarborgen dat het lokale bestuur zich in de toekomst niet door dergelijke financiele tegemoetkomingen of (af)koopsommen zal laten leiden?

In de memorie van toelichting stelt de regering dat de gemeenteraad van Kesteren unaniem heeft besloten mee te werken aan de voorgestelde samenwerking (bladzijde 2). Dit blijkt enigszins genuanceerder te liggen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering in welke mate zij de kennelijke weerstand van genoemde raad laat meewegen in het nu voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie merken op dat in de memorie van toelichting staat: «Hoewel een deel van de raad van Kesteren in eerste instantie gereserveerd tegenover de samenvoeging stond, heeft de raad unaniem besloten constructief aan de samenvoeging mee te werken» (bladzijden 1–2). De ontwerp-regeling van de provincie Gelderland vermeldt echter op bladzijde 2: «Een raadsmeerderheid van Kesteren blijft van mening dat voor de voorliggende herindeling onvoldoende steekhoudende argumenten zijn. Wel heeft de raad van laatstgenoemde gemeente unaniem laten weten dat hij constructief zal meewerken aan de voorbereiding van de nieuw te vormen gemeente». Met het oog hierop kan de regering toch niet volhouden dat, zoals zij op bladzijde 1 van de memorie van toelichting stelt, het draagvlak voor de herindeling groot is, zo vragen deze leden. De constructieve medewerking van de Kesterense raad is immers slechts ingegeven door de verwachting dat de herindeling doorgang zal vinden en dat daarom nu reeds een tweesporenbeleid gevoerd moet gaan worden. Ook in een ander opzicht kan niet gesteld worden dat het draagvlak groot is: instemming met de herindeling hing voor de raad van Echteld af van de wens om het gebied Medel niet naar Tiel over te laten gaan. Ook de raad van Kesteren was in meerderheid tegen overgang naar Tiel. Aangezien de provincie Gelderland van dit standpunt blijkens de ontwerp-regeling afstand genomen heeft, is het draagvlak voor het voorstel op dit punt ook niet groot. Is de regering het daarmee eens?

Met betrekking tot het gebied Medel vragen de leden van de SGP-fractie of de financiële levensvatbaarheid van de nieuw te vormen gemeente vergroot zou worden als dit gebied tot de gemeente Echteld zou blijven behoren. Wat is de omvang van de straks door de nieuwe gemeente gederfde publiekrechtelijke revenuen in verband met de overgang van Medel naar Tiel? Kan de regering, mede gelet op de sterk bij de gemeente Echteld levende wens om zeggenschap te behouden, informeren of de huidige zeggenschapsconstructie (Echteld 50%, Tiel 50%) ongewijzigd blijft? Deze leden willen opgemerkt hebben dat de geldelijke compensatie die Tiel aan de nieuw te vormen gemeente zal verstrekken, door deze gemeente in een eerder stadium betiteld is als een «eenmalige afkoopsom», hoewel die uitdrukking tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer vermeden werd. Deze leden stellen de vraag waarom de gemeente Tiel in goed overleg met de nieuw te vormen buurgemeente de huidige samenwerkingsconstructie (die goed functioneert) met betrekking tot Medel niet zou kunnen continueren.

3. Overgang politieregio's

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de gemeente Dodewaard behoort tot de politieregio Gelderland-Midden en dat de gemeenten Kesteren en Echteld deel uitmaken van Gelderland-Zuid. Gelet op de geografische ligging van de nieuwe gemeente Kesteren en – in samenhang hiermee – de effectiviteit van de uitoefening van de politietaak, ligt het in de rede om de nieuwe gemeente in te delen bij de politieregio Gelderland-Zuid. Op welke wijze zal dit gerealiseerd worden, vragen deze leden.

In de memorie van toelichting stelt de regering vast dat de nieuwe gemeente Kesteren in de politieregio «Gelderland-Zuid» wordt ingedeeld. De leden van de D66-fractie vragen of deze indeling gevolgen heeft voor de organisatie van zowel de politieregio «Gelderland-Zuid» als voor «Gelderland-Midden» en of aan deze nieuwe indeling personele en financiële consequenties zijn verbonden.

4. Financiële aspecten

Om te komen tot een krachtige plattelandsgemeente is een solide financiële basis een noodzakelijke voorwaarde, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Kan de regering beargumenteren waarom zij van mening is dat de zorgen over de in het rapport van Deloitte & Touche Bakkenist (DTB) onderbouwde tekorten niet geheel terecht zijn?

Ondanks het draagvlak maken de betrokken gemeenten zich ernstig zorgen over de financiële positie van de nieuw te vormen gemeente. De leden van de VVD-fractie vernemen gaarne de opvatting van de regering over deze bezorgdheid en over de financiële positie van de nieuwe gemeente. Deelt zij de mening van de leden van de VVD-fractie dat het proces van samenvoeging van deze gemeenten extra wordt belast door de minder rooskleurige financiële situatie van de her in te delen gemeenten? Deze leden vernemen gaarne of de regering een eenmalige financiële tegemoetkoming wenselijk acht gezien de specifieke problematiek. Het betreft hier immers een situatie waarin de gemeenten gemotiveerd aan het herindelingsproces zijn begonnen, maar waarbij het draagvlak onder de bevolking afneemt als gevolg van de verwachte financiële positie van de nieuwe gemeente. Vindt de regering dit een wenselijke ontwikkeling?

Als gevolg van de gemeentelijke herindeling zal de gemeente Dodewaard uit een aantal gemeenschappelijke regelingen moeten stappen. De kosten van deze «gedwongen» stap worden nu geschat op ongeveer 1 miljoen gulden. Is de regering bereid om een zodanige regeling te treffen dat het beëindigen van, dan wel het aansluiten bij een gemeenschappelijke regeling als gevolg van een herindeling, niet gepaard gaat met uittreed- dan wel entreekosten voor de her in te delen gemeente? Immers, in de regeling vergoeding frictiekosten is met een dergelijke situatie geen rekening gehouden.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het zojuist begonnen monitorproces met betrekking tot herindelingen al lessen heeft opgeleverd waarmee de nieuwe gemeente «Kesteren» (werknaam) haar voordeel kan doen?

Ook de intergemeentelijke samenwerking in het herindelingsgebied zal wijzigen, aldus de leden van de CDA-fractie. Welke intergemeentelijke samenwerking zal veranderen? Welke kosten brengt deze verandering met zich mee voor de herindelingsgemeenten?

Deze leden verzoeken om aanvullende informatie inzake de financiële startpositie van de nieuwe gemeente. Wil de regering nader ingaan op het rapport van Deloitte & Touche Bakkenist? Welke extra investeringen zijn er nodig als gevolg van de herindeling? Krijgen de inwoners van de nieuwe gemeente te maken met een forse lastenverzwaring via bijvoorbeeld de WOZ?

De leden van de CDA-fractie vinden dat de nieuwe gemeente een duurzame gemeente en een financieel daadkrachtige gemeente dient te worden.

Wat betreft de financiële levensvatbaarheid van de nieuw op te richten gemeente hebben de leden van de D66-fractie hun twijfels. In het onderzoeksrapport van DTB wordt geconcludeerd dat de financiële situatie van de huidige gemeenten niet zal wijzigen door de herindeling. Deze conclusie houdt in dat de gemeenten hun zwakke financiële situatie na de herindeling behouden. De eerste vijf jaar zal een zogenaamde gewenningsbijdrage worden toegekend (uitkering). Echter, na verloop van deze vijf jaar zal de nieuwe gemeente de terugloop van de algemene uitkering moeten kunnen opvangen door efficiencyvoordelen. Deze eventuele efficiencyvoordelen kunnen thans nog niet in kaart worden gebracht. Beschikt de regering over ervaringscijfers voor het in beeld brengen van efficiencyvoordelen en de termijn waarop deze voordelen worden bereikt?

Zijn er overige maatregelen die genomen kunnen worden om de financiële levensvatbaarheid van de nieuwe gemeente te garanderen respectievelijk te verbeteren? Welke rol speelt de huisvesting hierbij?

In een brief aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 maart 2001 hebben de gemeenten Kesteren, Dodewaard en Echteld uiteengezet wat de te verwachten frictiekosten zullen zijn van de gemeentelijke herindeling. Overigens wordt daarbij onder andere meegedeeld dat het uittreden van de gemeenten Dodewaard uit de regio Arnhem leidt tot kosten wegens de uittreding uit diverse gemeenschappelijke regelingen. Deze worden door de gemeenten geschat op f 1,2 miljoen. Hoe beoordeelt de regering de beraming van de uittreedkosten van de gemeente Dodewaard? Worden de frictiekosten gedekt door de uitkering ex-maatstaf herindeling (de gemeenten schatten de 'proceskosten op 1.2 miljoen totaal, de frictiekosten op 5.7 miljoen direct en 18 of 30 miljoen indirect).

Het grootste probleem dat de gemeenten hebben met de voorstellen is de angst dat de nieuw te vormen gemeente in financieel opzicht niet levensvatbaar zal zijn. In de memorie van toelichting staat dat deze zorg niet helemaal terecht is (bladzijde 3). Kunnen de leden van de fractie van de ChristenUnie hieruit opmaken dat enige zorg wel op zijn plaats is? Hoe beoordeelt de regering de opmerkingen van de gemeenten, die stellen dat de uitkeringen op grond van de herindelingsmaatstaf onvoldoende zullen zijn? Welke (financiële) consequenties verbindt zij hieraan?

In het kader hiervan vragen de genoemde leden een reactie op de uitkomsten van het DTB-rapport (november 1999). Hoe beoordeelt de regering de suggestie tot eenzelfde financiële vergoeding als voor de Bommelerwaard?

De kosten voor de gemeente Dodewaard voor uittreding uit verschillende gemeenschappelijke regelingen zijn ook aanzienlijk. Zijn er mogelijkheden om hiervoor een speciale regeling op te stellen?

De financiële levensvatbaarheid van de nieuw te vormen gemeente baart de leden van de SGP-fractie zorgen. De raden van de drie gemeenten hebben medewerking aan de samenvoeging verbonden aan de voorwaarde van financiële levensvatbaarheid. Het rapport van Deloitte & Touche Bakkenist geeft echter geen rooskleurig beeld van die levensvatbaarheid. De huidige financiële situatie van de drie gemeenten is al zwak, maar die zal door samenvoeging niet verbeterd worden.

Ook vestigen zij de aandacht op de extra kosten in verband met uittreding van de gemeente Dodewaard uit enkele gemeenschappelijke regelingen (f 1 200 000) en de hogere kosten voor de ambtelijke organisatie (f 6 700 000) die voortvloeien uit het inmiddels opgestelde formatieplan van de nieuw te vormen gemeente.

Bevestigen onder meer bovenstaande gegevens niet de waarneming dat de gewenningsbijdrage van ongeveer f 9 miljoen tekort schiet en dat de totale frictiekosten, zowel direct als indirect, dit bedrag verre te boven gaan, zo vragen deze leden. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie de calculatie op basis waarvan de regering meent dat «de zorg van de gemeenten en provinciale staten niet geheel terecht is», omdat de algemene uitkering voor de nieuwe gemeenten en de uitkering op grond van de maatstaf herindeling voldoende zouden zijn. In welke opzichten is zij het niet met de analyse van het DTB-rapport eens, of meent zij daaraan andere conclusies te kunnen verbinden? Wat is de reactie op de brief van de drie gemeenten van 16 maart 2001 aan de Tweede Kamer?

5. Gevolgen voor de scholen

Kan de regering de gevolgen van deze samenvoeging voor het voortgezet onderwijs in de nieuw te vormen gemeente Kesteren toelichten en daarbij aangeven welke oplossingsrichtingen zij ziet voor de steeds groter wordende financieringsproblemen bij de onderwijshuisvesting waar het Van Lodenstein College mee kampt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie merken op dat bij uitvoering van het wetsvoorstel een van de vier scholen in Echteld (een openbare basisschool) niet kan blijven voortbestaan. Zij zijn van mening dat er geen basisscholen mogen verdwijnen wegens gemeentelijke herindeling. Met welke maatregelen kan dit voorkomen worden?

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de regering op de gevolgen voor de scholen door de samenvoeging summier ingaat. Het voortbestaan van één van de vier basisscholen zal de nieuwe gemeenteraad met verschillende maatregelen moeten garanderen. Betekent deze opmerking dat de samenvoeging wel degelijk invloed heeft op het voortbestaan van de desbetreffende basisschool?

De leden van de SGP-fractie wijzen ook op de forse uitgaven die gemoeid zijn met de decentralisatie van de onderwijshuisvesting in combinatie met de snelle groei van het leerlingental in met name Kesteren. Zij hopen dat naar aanleiding van het rapport «Lokaal verdeeld» de regering de aanbevelingen van de werkgroep voor gemeenten met een snelle groei van het leerlingental over zal nemen, maar stellen tegelijk vast dat die aanbevelingen voor de nieuw te vormen gemeente niet ver genoeg strekken en eigenlijk aanscherping zouden behoeven. De drie gemeentebesturen hebben gesteld dat, indien de aanbevelingen overgenomen worden, aan extra middelen f 160 000 op jaarbasis tegemoet gezien kan worden, terwijl de lasten voor onderwijshuisvesting structureel f 1 miljoen op jaarbasis zullen bedragen. De gemeentebesturen hebben gesteld dit niet te kunnen dragen. De aan het woord zijnde leden overwegen dat de nieuw te vormen gemeente behoort tot de gemeenten die geconfronteerd worden met een van de structurele knelpunten van de decentralisatie onderwijshuisvesting. Hiervoor moet dus niet, zoals bij de gemeente Wijk en Aalburg, een specifieke oplossing gezocht worden. Het generieke karakter van de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds zou dat ook niet toelaten. Deze leden leggen, wellicht ten overvloede, dit probleem nogmaals aan de regering voor, met het verzoek zich opnieuw te beraden op mogelijke oplossingen hiervoor.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD), De Swart (VVD), De Pater-van der Meer (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Plv. leden: Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Bakker (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Essers (VVD), Nicolaï (VVD), Wijn (CDA) en Rouvoet (ChristenUnie).

Naar boven