27 586
Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, administratieve vereenvoudiging van de overgang van een particuliere ziektekostenverzekering naar de ziekenfondsverzekering en afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen jonger dan 18 jaar (Knelpunten Ziekenfondswet)

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID OUDKERK C.S.

Ontvangen 17 mei 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel C een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

CC

Na artikel 3d wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3e

1. Verzekerd is degene jonger dan 65 jaar die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en die:

a. een periodieke uitkering of verstrekking op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting ontvangt, tenzij deze uitkering of verstrekking wordt ontvangen van bloedof aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, en

b. medeverzekerd is ingevolge artikel 4, eerste lid, op de dag voorafgaande aan de dag waarop hij niet langer behoort tot het huishouden van de in die bepaling bedoelde verzekerde.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. degene die verzekerd is ingevolge het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 of 3d, dan wel die uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de ziekenfondsverzekering geldende loon- of inkomensgrens niet verzekerd is;

b. degene wiens inkomen bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, meer bedraagt dan het in artikel 3d, eerste lid, genoemde bedrag;

c. degene die niet langer de in het eerste lid bedoelde periodieke uitkering of verstrekking ontvangt, tenzij de beëindiging van deze periodieke uitkering of verstrekking voortvloeit uit het ontvangen van een bij wijze van pensioenverevening ingevolge de Wet van 28 april 1994 tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet verevening pensioenrechten bij scheiding) (Stb. 1994, 342) ontvangen pensioen.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

II

In artikel I wordt na onderdeel DD een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

DD1

Onder verlettering van artikel 15b in artikel 15c wordt een nieuw artikel 15b ingevoegd, luidende:

Artikel 15b

1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daar bedoelde nominale premie is bepaald, is de verzekerde, bedoeld in artikel 3e, een premie verschuldigd tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen te bepalen percentage over de periodieke uitkering of verstrekking. De geldswaarde van bedoelde verstrekking wordt gesteld op het bedrag dat bij de heffing ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen.

2. De premie wordt per maand berekend en door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is ingeschreven vastgesteld. Het ziekenfonds int de premie bij de verzekerde.

3. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering van overeenkomstige toepassing.

4. Het ziekenfonds stort de in het tweede lid bedoelde premie in de Algemene Kas. Onze Minister kan aan het in het tweede lid bedoelde orgaan verplichtingen opleggen en voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de premieheffing nadere regels worden gesteld.

III

Artikel I, onderdeel E, wordt vervangen door:

E

In artikel 17, eerste lid, wordt «Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 15 of 15a omtrent de daarbedoelde procentuele premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de verzekerde, artikel 3, eerste lid, onder a, of artikel 3d,» vervangen door: Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen 15, 15a of 15b omtrent de daarbedoelde procentuele premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de verzekerde, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, artikel 3d of artikel 3e, van 18 jaar of ouder,.

IV

Na artikel VIII wordt een nieuw artikel IX ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IX (OVERGANGSBEPALING)

De voorwaarde genoemd in artikel 3e, eerste lid, onderdeel b, van de Ziekenfondswet geldt niet voor degene die op de dag van de inwerkingtreding van onderdeel CC een periodieke uitkering of verstrekking op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting ontvangt, tenzij deze uitkering of verstrekking wordt ontvangen van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, of bij wijze van pensioenverevening ingevolge de Wet van 28 april 1994 tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet verevening pensioenrechten bij scheiding) (Stb. 1994, 342) een pensioen ontvangt, en wiens inkomen bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, niet meer bedraagt dan het tot een jaarbedrag herleide minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Toelichting

Met de voorgestelde wijziging krijgen alimentatiegerechtigden met een laag inkomen toegang tot het ziekenfonds. Door de verouderde systematiek van de Ziekenfondswet kan het nu voorkomen dat personen met een inkomen uit alimentatie dat op of net boven het bijstandsniveau ligt, toch aangewezen zijn op een particuliere ziektekostenverzekering. Zij zijn nu een te groot deel van het beschikbare inkomen kwijt aan een ziektekostenverzekering. Bovendien is sprake van rechtsongelijkheid ten opzichte van personen met een zelfde (of hoger) inkomen uit loon, winst of uitkering.

Met de voorgestelde wijziging is het ontvangen van alimentatie op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting, rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet, indien betrokkene voordien medeverzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet. Degene die alimentatie ontvangt (de alimentatiegenietende) is van rechtswege verzekerd. Alimentatie kan zowel in de vorm van een uitkering als in de vorm van een verstrekking worden genoten.

Om te voldoen aan de voorwaarde voor ziekenfondsverzekering mag het verzamelinkomen van de alimentatiegenietende niet meer bedragen dan f 42 000.

Degene die ingevolge deze bepaling ziekenfondsverzekerd is, kan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voor medeverzekering, ook meeverzekerde kinderen hebben. Uitvoering geschiedt door de ziekenfondsen.

De premie wordt geheven over de alimentatie.

Voorts is in een overgangsbepaling voor personen die reeds alimentatie ontvangen, en van wie het inkomen niet meer bedraagt dan het tot een jaarbedrag herleide minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in wezen geregeld, dat deze personen geacht worden te voldoen aan het bepaalde in artikel 3e van de Ziekenfondswet. Dit is bereikt door de voorwaarde van artikel 3e, eerste lid, onderdeel b, Ziekenfondswet, voor deze personen buiten toepassing te verklaren.

In de (tijdelijke) overgangsregeling voor personen die reeds alimentatie genieten is gekozen voor een nieuwe inkomensgrens omdat het doel van de voorgestelde wijziging, toegang tot het ziekenfonds voor de laagste inkomens, op deze wijze wordt gerealiseerd zonder dat andere groepen worden benadeeld. De nieuwe instroom in het ziekenfonds wordt dus beperkt tot die groep die dat, gezien het inkomen, het meest nodig heeft.

Inwerkingtreding

Voor degene die reeds alimentatiegenietend is op de dag waarop onderdeel CC in werking treedt, geldt de grondslag voor ziekenfondsverzekering vanaf dat moment.

Oudkerk

Van Vliet

Dankers

Naar boven