27 585
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

18 januari 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele technische onvolkomenheden in de Vreemdelingenwet 2000 (Stb. 2000, 495) te herstellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21, vierde lid, wordt «eerste lid, onder c en d» vervangen door: eerste lid, onder b en d.

B

In artikel 59, eerste lid, onder b, wordt «artikel 8, onder f en g» vervangen door: artikel 8, onder f, g en h.

C

Aan artikel 95 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van artikel 40 van de Wet op de Raad van State wordt door de secretaris geen griffierecht geheven.

D

Artikel 100, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt komma aan het slot van het tweede lid wordt vervangen door een punt.

2. Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ingeval hoger beroep is ingesteld op grond van artikel 95, is de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd tot het geven van de last tot toevoeging aan het bureau rechtsbijstandvoorziening.

E

Artikel 121, tweede lid, komt te luiden:

2. Ten aanzien van de vreemdeling aan wie op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn vrijheid is ontnomen, blijft het recht zoals het gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing tot op het tijdstip waarop voor de eerste maal een kennisgeving als bedoeld in artikel 96, eerste lid, eerste volzin, wordt gedaan dan wel de vreemdeling zelf beroep heeft ingesteld. Daarbij geldt een uitspraak van de rechtbank gedaan op een beroep als bedoeld in artikel 7a, zesde en zevende lid, artikel 18b, derde en vierde lid, van de Vreemdelingenwet en artikel 34a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet in verbinding met artikel 86 van het Vreemdelingenbesluit, dan wel een uitspraak gedaan op een beroep dat de vreemdeling zelf heeft ingesteld, als een uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 94 van deze wet. Indien de vreemdeling geen beroep tegen de maatregel strekkende tot vrijheidsontneming heeft ingesteld, wordt de kennisgeving uiterlijk op de achtentwintigste dag na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gedaan.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Justitie,

Naar boven