27 580
Leukemie bij uitgezonden militairen

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2005

Inleiding

Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Defensie op 20 juni jl. over het HAWK-onderzoek, het Balkan-onderzoek en het jaarverslag IMG heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief wil ik deze toezeggingen gestand doen.

Consulteren van civiele huisartsen door militairen.

Tijdens het Algemeen Overleg werd door mw. Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) gevraagd naar het consulteren door militairen van civiele huisartsen. Uit de beschikbare informatie blijkt dat 85% van de huisartsenzorg intern wordt geconsumeerd en 15% extern. Ten aanzien van de externe consultaties moet worden opgemerkt dat Defensie voor de avond-, nacht- en weekenddienst vaak gebruik maakt van de civiele sector. Voorts werkt Defensie soms samen met civiele huisartsgroepen. In beide gevallen geldt dat de geconsumeerde zorg weliswaar geregistreerd staat als extern, maar dat er sprake is van rechtmatig door of vanwege de militair geneeskundige dienst genoten zorg. De Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht (SZVK) vergoedt thans alle geneeskundige zorg die past binnen het verstrekkingenpakket, ongeacht wie zorgverlener is. Eén en ander heeft dus geen financiële consequenties voor de militair. Zoals hierboven gesteld is de omvang van de huisartsenzorg, volgens de hiervoor mij ten dienste staande gegevens van de SZVK buiten het militair geneeskundig systeem beperkt. Bij de externe huisartsenzorg is geen sprake van verwijsbriefjes, ook niet achteraf. In regelgeving is verder opgenomen dat indien een militair vanwege de mogelijke ernst van een aandoening rechtstreeks naar een zorginstelling gaat, het achteraf schrijven van een verwijskaart achterwege kan blijven.

EUROMIL-onderzoek HAWK

Mw. Eijsink (PvdA) heeft, verwijzend naar een artikel in een vakbondsblad, gevraagd of Nederland bereid is te participeren in een door Euromil voorgesteld breed internationaal onderzoek naar radarstraling van de HAWK. Ik neem aan dat Mw. Eijsink verwijst naar het artikel in «Oplinie» van maart 2005 waarin wordt aangegeven dat het nodig is om «internationaal te gaan». Uit dit artikel blijkt niet duidelijk wat voor soort onderzoek men voorstaat. Daarom heb ik contact laten opnemen met Euromil. Van die zijde heb ik begrepen dat men daar voorstander is van een gezamenlijke studie in internationaal verband, uit te voeren door de betrokken landen.

Thans voert TNO een literatuurstudie uit naar onderzoeken die gedaan zijn naar eventuele gezondheidseffecten van radarstraling. Daarbij worden ook de tijdens het Algemeen Overleg genoemde onderzoeken uit België, de Verenigde Staten, Noorwegen en Duitsland betrokken, voor zover deze relevant en beschikbaar zijn. In september ontvangt u een tussenrapportage over de stand van zaken van dit literatuuronderzoek en over de stand van zaken van het Contactpunt Radarstraling. In oktober zal TNO het onderzoek afronden, waarna ik u het onderzoeksrapport, voorzien van mijn appreciatie, zal aanbieden. Dan zal ik ook aangeven of er aanleiding is een aanvullende studie in internationaal verband te starten.

Verarmd uranium (DU)

Gevraagd werd, eveneens naar aanleiding van een standpuntbepaling van Euromil, naar het Nederlandse beleid en de protocollering voor het aantreffen van DU in uitzendgebieden. Standaard wordt bij de verkenning vóór een nieuwe missie specifiek gelet op de mogelijkheid van de aanwezigheid van (resten van) DU munitie. Incidenteel heeft, waar verdenking bestond op DU munitieresten, bemonstering van grond plaatsgevonden. Objecten waar mogelijk gebruik gemaakt is van DU munitie worden gemarkeerd. Personeel wordt eenheidsgewijs in de opwerkfase alert gemaakt op de risico's van blootstelling aan DU. Ter plaatse wordt het personeel zonodig aanvullend voorgelicht en erop gewezen dat zij deze gebieden zoveel mogelijk moeten mijden en alleen met beschermende maskers en handschoenen mogen betreden. Mocht er echter sprake zijn van een accidentele blootstelling, dan wordt gehandeld conform het «Protocol onderzoek Blootstelling aan Verarmd Uranium bij Incidenten».

Waar dit is voorgekomen bleek uiteindelijk geen sprake te zijn geweest van significante blootstelling. Gezaghebbende bronnen, zoals de World Health Organisation (WHO), maken tot dusver niet aannemelijk dat de blootstelling in gebieden met DU munitie zodanig is dat hier nadelige gezondheidseffecten van te verwachten zijn.

In Nederlandse wapensystemen wordt overigens geen munitie met DU gebruikt.

Moratorium

Namens de Minister meld ik u tenslotte, in antwoord op de vraag van mw. Van Velzen (SP), dat er geen aanleiding is terug te komen op het eerdere ingenomen standpunt ten aanzien van de motie over een moratorium op het gebruik van verarmd uranium in NAVO- en VN-verband (motie 27 580, nr. 4).

Afsluitend

Ik ga er vanuit dat de Kamer, in antwoord op de na afloop van het Algemeen Overleg van 20 juni jl. nog openstaande vragen, met deze brief afdoende is geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven