B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 november
2000 en het nader rapport d.d. 18 december 2000, aangeboden aan de Koningin
door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad
van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 18 september 2000, no. 00.005199, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet
met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Telecommunicatiewet
in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake
het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281),
van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn
97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december
1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24),
alsmede van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van
de Wet op de economische delicten en van de Kaderwet subsidies Verkeer en
Waterstaat.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 september
2000, nr. 00.005199, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 3 november 2000, nr. W09.00.422/V, bied ik U hierbij
aan.
Het wetsvoorstel heeft betrekking op wijzigingen van de Telecommunicatiewet,
de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Wet OPTA), het
Wetboek van Strafrecht, de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en de
Wet op de economische delicten. Met de voorgestelde wijzigingen van de Telecommunicatiewet
wordt onder meer beoogd nog niet geïmplementeerde onderdelen van richtlijn
nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van
televisiesignalen (PbEG L 281) (hierna: de richtlijn) te implementeren. Van
de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele kennelijke onjuistheden en verschrijvingen
in de Telecommunicatiewet en de Wet OPTA te herstellen. Met de wijziging van
de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat wordt het mogelijk gemaakt dat
subsidies worden verleend voor projecten die zich richten op de ontwikkeling
en verbetering van diensten en technische toepassingen in de informatie- en
communicatiedienstverlening.
De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het wetsvoorstel,
maar plaatst de volgende kanttekening.
Artikel I, onderdelen K en L, van het voorstel van wet voegt de artikelen
8.4a en 10.1a toe aan de Telecommunicatiewet. Ter uitvoering van een bindend
besluit van nader genoemde instellingen van de Europese Unie kunnen bij ministeriële
regeling technische voorschriften worden gegeven met betrekking tot onderscheidenlijk
het uitzenden van een televisieprogramma en apparaten voor de ontvangst en
weergave van televisieprogramma's.
In artikel 8.4a worden de artikelen 2 en 5 van de richtlijn geïmplementeerd,
terwijl artikel 10.1a de implementatie van artikel 3 van de richtlijn betreft,
welke artikelen bindende (technische) voorschriften bevatten.
De artikelen van de richtlijn kennen een imperatieve redactie, terwijl
de voorgestelde artikelen aan de minister een bevoegdheid tot het vaststellen
van technische voorschriften toekennen. Met het oog hierop adviseert de Raad
de voorgestelde artikelen 8.4a en 10.1a van de Telecommunicatiewet te wijzigen.
De door Raad van State geadviseerde wijziging van de voorgestelde artikelen
8.4a en 10.1a is overgenomen. De memorie van toelichting op deze artikelen
is aangepast aan de gewijzigde teksten. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt
om het voorgestelde artikel 10.1a Telecommunicatiewet zodanig te wijzigen
dat het beter aansluit bij de in artikel 4, onderdeel a, van richtlijn 95/47/EG
gebruikte terminologie.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. M. de Vries