27 574
Wijziging van de Leerplichtwet 1969 inzake een aanpassing van de strafbepaling

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 15 februari 2001

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord acht de commissie de openbare beraadslaging over dit voorstel van wet voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het politieke signaal dat in het wetsvoorstel besloten ligt. Deze wetswijziging geeft immers aan dat het spijbelen zo belangrijk is dat dit zoveel mogelijk moet worden voorkomen; een (behoorlijke) straf kan daarvoor een belangrijk instrument zijn. Deze leden hebben echter een aantal kritische vragen bij dit wetsvoorstel. Deze spitsen zich toe op de hoogte van de (maximale) strafmaat en op de vraag in hoeverre spijbelen verwijtbaar is in het geval van een onveilige leeromgeving.

De aan het woord zijnde leden vragen of de maximale strafmaat niet buitenproportioneel is. Daarnaast maken zij zich eveneens zorgen over eventuele neveneffecten. Zij hebben de volgende zijn.

1. Acht u het juist dat kinderen in dit wetsvoorstel strafbaar worden gesteld in plaats van hun verantwoordelijke ouders?

2. Wordt door de aansluiting bij de strafmaat uit de 2e categorie niet impliciet een koppeling gelegd met crimineel gedrag? Zo ja, is dit wel gewenst?

3. Krijgen jongeren die een straf krijgen opgelegd een vermelding in een justitieel document? Wanneer wel, wanneer niet?

4. Hoe is de draagkracht van jongeren bepaald? Van welke inkomsten is daarbij uitgegaan? Hebben inkomsten van ouders, van jongeren of van beiden daarbij een rol gespeeld?

5. In geval er uitgegaan is van inkomsten van jongeren, worden jongeren hierdoor niet juist naar de straat verdreven? Jongeren hebben doorgaans nauwelijks inkomsten. Navraag leert dat uitgaande van het minimum jeugdloon voor een 15-jarige, die circa f 4,35 per uur bedraagt, er circa 1156 uur gewerkt moet worden om een netto bedrag van f 5000,– te verdienen, ofwel 29 weken fulltime. Dit komt overeen met circa 145 zaterdagen. Als jongelui zich tot werken op de vrij zaterdag zouden beperken, betekent dit dat zij ongeveer drie jaar nodig hebben om een maximale geldboete te betalen. Meer uren per week werken en daardoor sneller geld verdienen – een gedrag dat waarschijnlijker is – zou jongeren van de school kunnen afhouden om de geldboete bij elkaar te verdienen. Geld verdienen om de boete te betalen wordt zo een bijzonder tijdrovende aangelegenheid en kan effecten hebben op het maken van het huiswerk. Wat is uw opvatting daarover? In dit verband wil de PvdA-fractie tevens informeren naar het aantal uren dat leerlingen gemiddeld nodig hebben voor hun huiswerk en hoe dat varieert per schooltype.

6. Ouders zouden ook een bijdrage kunnen leveren in de geldboete, maar de ene ouder is de ander niet. Ook is er een verschil in draagkracht. Zou dit voorstel jongeren uit minder draagkrachtige milieus niet zwaarder treffen? En hoe is dat uit te leggen?

7. Hoeveel mogen jongeren maximaal belastingvrij verdienen? Moet over geld dat bestemd is voor het betalen van een geldboete overigens belasting betaald worden? Als een 16-jarige studiefinanciering ontvangt, mag betrokkene jaarlijks f 15 000,– bijverdienen. Geldt dat ook als een jongere in het kader van de uitvoering van de Leerplichtwet een (maximale) geldboete krijgt?

Vooropgesteld dat (enkele van de) bovengenoemde neveneffecten optreden, werkt dit wijzigingsvoorstel, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, dan niet contraproductief? Zou het niet doelmatiger zijn op taakstraffen in te zetten, uit te voeren door jongeren zelf en naar zwaarte daarin te variëren? Zou hierbij niet aangesloten kunnen worden bij de bestaande HALT-afdoeningen?

De leden van de PvdA-fractie hebben nog een andere zorg. Zij worden meerdere malen gewezen op de relatie tussen schoolverzuim en geweld alsmede pesten. Sommige leerlingen verzuimen de school omdat de school hen geen veiligheid biedt en naar school gaan voor hen een steeds terugkerende nachtmerrie is. Dit leidt zelfs tot voortijdig schoolverlaten, zoals ons vorig jaar duidelijk is geworden in de gemeente Doetinchem. Bent u van mening dat leerlingen die de school verzuimen omdat de school onvoldoende veiligheid biedt, niet verwijtbaar handelen en derhalve ook geen strafmaat kan worden opgelegd? Zo neen, kunt u dit nader toelichten? Zo ja, hoe beoordeelt u de situatie die dan ontstaat en welke maatregelen wilt u treffen om dit te voorkomen?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en de nota van wijziging.

Deze leden zijn van mening dat de betreffende uitspraak van de rechter te Rotterdam aanleiding geeft voor het indienen van dit wetsvoorstel en dat het verstandig is niet de uitspraak in cassatie af te wachten. Immers, duidelijkheid omtrent het sanctioneren van lesverzuim is waar het betreft (het handhaven van) de leerplicht van het grootste belang.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat hoofdinspanning moet zijn het voorkomen van (langdurig) verzuim.

Hiervoor zijn verschillende maatregelen en instrumenten aangewezen.

Echter, deze leden zijn ook van mening dat er een ultimum remedium moet zijn.

De geldboete is, als ultimum remedium, het uiterste middel om ontduiking van de leerplicht te sanctioneren. Zij steunen de regering dan ook om deze uiterste sanctie rechtsgeldig te laten zijn.

Maar wat minstens zo belangrijk is als de uiterste sanctie van de geldboete, die overigens zelden wordt toegepast, is een andere «stok achter de deur» die in het oorspronkelijke wetsvoorstel wordt genoemd, en waar de nota van wijziging hoofdzakelijk op ziet. Het betreft de alternatieve straf/leerstraf. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een alternatieve straf een zeer goed instrument is om leerlingen te confronteren met hun (spijbel)gedrag en zo dat spijbelgedrag te voorkomen.

In de nota van wijziging wordt, voor de zekerheid, aangesloten bij het nieuwe Wetboek van Strafrecht. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de bepaling in artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht wat betreft het toepassingsgebied van onder meer de hier relevante bepalingen met betrekking tot het opleggen van de geldboete en taakstraf, ook gezien de nota van toelichting bij het oorspronkelijke wetsvoorstel, een voldoende waarborg is.

Zij hebben echter wel begrip voor de zorgvuldigheid van de staatssecretaris, juist gezien de aanleiding voor het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie vragen of de nota van wijziging te voorkomen zou zijn geweest.

Immers, de wijziging van het Wetboek van Strafrecht was al behandeld toen de regering het voorliggend wetsvoorstel presenteerde.

Reeds op eerdere momenten hebben de leden van de VVD-fractie gepleit voor zogenaamde succescontracten tussen ouders, leerlingen, scholen en de leerplichtambtenaar. Deze contracten binden de diverse actoren en bieden zo de beste garantie op het voorkomen en bestrijden van verzuim.

Zij vragen de regering haar toezegging na te komen en een model-succescontract via kennisnet/internet te verspreiden.

De leden van de fractie van D66 hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel om de strafbepaling in de Leerplichtwet aan te passen door de boetecategorie toe te voegen. Zij vinden het verder juist dat, bij nota van wijziging, buiten enige twijfel wordt gesteld dat ook een taakstraf kan worden opgelegd.

Deze leden zien verder geen aanleiding voor nadere vragen of opmerkingen.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schutte (GPV), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, De Vries (VVD), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wijn (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Örgü (VVD), Nicolaï (VVD), Kortram (PvdA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Belinfante (PvdA), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Hamer (PvdA), vacature PvdA.

Plv. leden: Schimmel (D66), Stellingwerf (RPF), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Van Baalen (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Verhagen (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Middel (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA), Poppe (SP), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), De Cloe (PvdA).

Naar boven