27 574
Wijziging van de Leerplichtwet 1969 inzake een aanpassing van de strafbepaling

nr. 4
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 januari 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I wordt «geldboete van de tweede categorie» vervangen door: een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete van de tweede categorie is.

Toelichting

De voorgestelde wijziging van artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet beoogt buiten enige twijfel te stellen dat een leerplichtige jongere die spijbelt, niet alleen tot een geldboete kan worden veroordeeld, maar ook – daarnaast of in plaats daarvan – een taakstraf opgelegd kan krijgen. Bij inwerkingtreding van de Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) (Stb. 365) zal de taakstraf tot zelfstandige hoofdstraf worden verheven. In die wet wordt artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het jeugdstrafrecht, hiertoe opnieuw geredigeerd. Met de nieuwe formulering, gelezen in relatie tot artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969, zou mogelijk – aldus het College van Procureurs-Generaal – onduidelijkheid kunnen ontstaan over het antwoord op de vraag of een leerplichtige jongere bij overtreding van die wet een taakstraf kan worden opgelegd, omdat een dergelijke overtreding slechts wordt bedreigd met een geldboete.

Artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht verklaart de titels I tot en met VIIIA van dat wetboek (waarin onder andere de bepalingen van het jeugdstrafrecht zijn opgenomen) weliswaar van overeenkomstige toepassing op de bijzondere wetgeving, doch het College acht het desalniettemin niet geheel uit te sluiten dat het enkel noemen van de geldboete in artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 toch – en zulks in weerwil van de wetshistorie – in een bepaald geval zou worden gezien als een welbewuste afwijking van het jeugdstrafrecht. Het College verwijst daarbij naar de zinsnede «tenzij de wet anders bepaalt» in artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht. Deze twijfel heeft ermee te maken dat artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 zich in hoofdzaak richt op jeugdigen in de zin van het jeugdstrafrecht.

Om alle twijfel op dit punt uit te sluiten, wordt thans door middel van een rechtstreekse verwijzing naar artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht tevens nog eens expliciet duidelijk gemaakt dat ook een taakstraf kan worden opgelegd. Overigens was reeds in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel de mogelijkheid om aan een leerplichtige jongere een alternatieve straf (taakstraf) op te leggen, een belangrijke stok achter de deur genoemd.

Ten aanzien van een overtreding als bedoeld artikel 26, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 door een ouder, voogd of verzorger, of een overtreding als bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet 1969 door een schoolhoofd, welke overtredingen zowel met hechtenis als met geldboete worden bedreigd, geldt zonder enige twijfel dat met toepassing van artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht jo. artikel 9, tweede lid, van dat wetboek tevens een taakstraf kan worden opgelegd. Dit behoeft derhalve niet expliciet te worden toegevoegd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven