nr. 4
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 30 januari 2001
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I wordt «geldboete van de tweede categorie» vervangen
door: een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b,
van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete
van de tweede categorie is.
Toelichting
De voorgestelde wijziging van artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet
beoogt buiten enige twijfel te stellen dat een leerplichtige jongere die spijbelt,
niet alleen tot een geldboete kan worden veroordeeld, maar ook – daarnaast
of in plaats daarvan – een taakstraf opgelegd kan krijgen. Bij inwerkingtreding
van de Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht
en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf
van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) (Stb. 365) zal de
taakstraf tot zelfstandige hoofdstraf worden verheven. In die wet wordt artikel
77h van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het jeugdstrafrecht,
hiertoe opnieuw geredigeerd. Met de nieuwe formulering, gelezen in relatie
tot artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969, zou mogelijk –
aldus het College van Procureurs-Generaal – onduidelijkheid kunnen ontstaan
over het antwoord op de vraag of een leerplichtige jongere bij overtreding
van die wet een taakstraf kan worden opgelegd, omdat een dergelijke overtreding
slechts wordt bedreigd met een geldboete.
Artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht verklaart de titels I tot en
met VIIIA van dat wetboek (waarin onder andere de bepalingen van het jeugdstrafrecht
zijn opgenomen) weliswaar van overeenkomstige toepassing op de bijzondere
wetgeving, doch het College acht het desalniettemin niet geheel uit te sluiten
dat het enkel noemen van de geldboete in artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet
1969 toch – en zulks in weerwil van de wetshistorie – in een bepaald
geval zou worden gezien als een welbewuste afwijking van het jeugdstrafrecht.
Het College verwijst daarbij naar de zinsnede «tenzij de wet anders
bepaalt» in artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht. Deze twijfel
heeft ermee te maken dat artikel 26, tweede lid, van de Leerplichtwet
1969 zich in hoofdzaak richt op jeugdigen in de zin van het jeugdstrafrecht.
Om alle twijfel op dit punt uit te sluiten, wordt thans door middel van
een rechtstreekse verwijzing naar artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van
het Wetboek van Strafrecht tevens nog eens expliciet duidelijk gemaakt dat
ook een taakstraf kan worden opgelegd. Overigens was reeds in de memorie van
toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel de mogelijkheid om aan een leerplichtige
jongere een alternatieve straf (taakstraf) op te leggen, een belangrijke stok
achter de deur genoemd.
Ten aanzien van een overtreding als bedoeld artikel 26, eerste lid, van
de Leerplichtwet 1969 door een ouder, voogd of verzorger, of een overtreding
als bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet 1969 door een schoolhoofd,
welke overtredingen zowel met hechtenis als met geldboete worden bedreigd,
geldt zonder enige twijfel dat met toepassing van artikel 91 van het Wetboek
van Strafrecht jo. artikel 9, tweede lid, van dat wetboek tevens een taakstraf
kan worden opgelegd. Dit behoeft derhalve niet expliciet te worden toegevoegd.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
K. Y. I. J. Adelmund