27 571
Wijziging van de Comptabiliteitswet houdende uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de besteding van gelden die ten laste komen van de begroting van de Europese Unie (achtste wijziging van de Comptabiliteitswet)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 oktober 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 22a, vijfde lid en artikel 59a, vijfde lid, wordt «totdat de vastgestelde subsidie onherroepelijk is geworden» vervangen door: zolang als en over de jaren dat de Staat daarbij belang heeft.

B

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2002, treedt zij in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

De aan de Rekenkamer toegekende bevoegdheden zijn gericht op oordeelsvorming over het gevoerde beleid ter nakoming van de bij of krachtens de oprichtingsverdragen van de Europese Gemeenschappen aan de lidstaat opgelegde verplichtingen aangaande beheer, controle of toezicht ten aanzien van de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidies. In dit kader dienen zowel de Rekenkamer als Onze Minister wie het aangaat ook de mogelijkheid te hebben een onderzoek in te stellen nadat subsidies onherroepelijk zijn vastgesteld. De Staat en de Rekenkamer hebben geen tegenstrijdige belangen. Ook de Staat streeft naar en heeft belang bij een rechtmatige en doelmatige besteding van Europese subsidies.

De gewijzigde inwerkingtredingsbepaling houdt verband met de invoering van de Tijdelijke referendumwet. Wetten die vanaf de inwerkingtredingsdatum van de Tijdelijke referendumwet door de Koningin worden bekrachtigd, kunnen vanaf dat moment referendabel zijn. Referendabele wetten mogen geen inwerkingtredingsbepaling bevatten die valt in de periode van zes weken dat een inleidend verzoek tot het houden van een referendum kan worden gedaan en daarover een beslissing moet worden genomen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven