27 568
Goedkeuring van het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb. 2000, 115)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 5 december 2000 en het nader rapport d.d. 15 december 2000, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2000, no. 00.005918, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van memorie van toelichting, houdende goedkeuring van het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb. 2000, 115).

Het voorstel strekt tot goedkeuring van het 5e Eigen Middelenbesluit.2 Volgens de procedure van artikel 269 van het EG-Verdrag wordt het Eigen-Middelenbesluit vastgesteld door de Raad van de Europese Unie, waarna het door de lidstaten afzonderlijk overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen moet worden aangenomen.

De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een opmerking.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 oktober 2000, nr. 00.005918, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 december 2000, nr. WO2.00.0506/II, bied ik U hierbij aan.

1. Het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen functioneert sinds 2970; het moet worden onderscheiden van het stelsel van financiële bijdragen van de lidstaten, zoals dat gold voor 1970. Het sterkst komt het karakter van eigen middelen naar voren bij de bestemming van douanerechten en landbouwheffing voor de Europese begroting, mede in het licht van de omstandigheid dat deze heffingen volledig communautair worden bepaald. Daarnaast maakt een gedeelte van de opbrengsten van de omzetbelasting in de lidstaten deel uit van de grondslag voor de eigen middelen. Daarbij is van belang dat de grondslagen voor het stelsel van de heffing van omzetbelasting zijn geharmoniseerd en dat ook de tarieven binnen bandbreedten moeten worden vastgesteld. In 1988 is als vierde eigen middel een percentage van de som van het bruto nationaal product (BNP) van de lidstaten toegevoegd.

In het thans voorliggende 5e Eigen-Middelenbesluit is het belang van de douanerechten en landbouwheffingen sterk verminderd. Dat komt enerzijds omdat het financiële belang van die heffing is verminderd als gevolg van het op wereldschaal verminderen van de invoerrechten en landbouwheffingen, anderzijds doordat 25% van de opbrengsten door de lidstaten kan worden ingehouden in verband met de perceptiekosten voor die heffingen. Het afdrachtpercentage van de opbrengsten van de omzetbelasting wordt sterk verminderd. Daarvoor in de plaats komt thans een doorslaggevende rol toe aan de bijdragen op basis van het BNP. Kenmerkend voor een bijdragestelsel op basis van het BNP is, dat hierbij niet zozeer het karakter ven eigen middelen vooropstaat, maar meer de contributie van de lidstaten naar evenredigheid en draagkracht. Daarmee heeft het Eigen-Middelenbesluit steeds meer het karakter gekregen van een contributie voor het lidmaatschap, dan van een zelfstandige communautaire regeling ter vaststelling van de eigen middelen van de Europese Uni.

De Raad adviseert in de toelichting ook in te gaan op het communautaire aspect van deze wijziging van de financiering, in het bijzonder het belangrijk terugdringen van de eigen-middelensystematiek zoals deze in 1970 werd geïntroduceerd. Hierbij zou ook aandacht moeten worden geschonken aan de vraag in hoeverre deze nieuwe opzet nog ruimte laat voor de toevoeging van een nieuw autonoom eigen middel zoals genoemd in artikel 9 van het besluit.

1. In zijn advies vraagt de Raad van State in de memorie van toelichting in te gaan op het communautaire aspect van de wijzigingen in de financiering van de EU-begroting, in het bijzonder het teruglopende relatieve aandeel van de traditionele eigen middelen. In de memorie van toelichting is op dit punt een passage toegevoegd.

2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad van State is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht kan zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 5 december 2000, no. WO2.00.0506/II, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In de toelichting in noot 3 «afgedwongen» vervangen door: bedongen.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
2

Het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (Trb. 2000, 115).

Naar boven