A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 5 december
2000 en het nader rapport d.d. 15 december 2000, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2000, no. 00.005918, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister
van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet van memorie van toelichting, houdende goedkeuring van
het op 29 september 2000 te Brussel tot stand gekomen Besluit betreffende
het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (Trb. 2000,
115).
Het voorstel strekt tot goedkeuring van het 5e Eigen Middelenbesluit.2 Volgens de procedure van artikel 269 van het EG-Verdrag
wordt het Eigen-Middelenbesluit vastgesteld door de Raad van de Europese Unie,
waarna het door de lidstaten afzonderlijk overeenkomstig hun onderscheiden
grondwettelijke bepalingen moet worden aangenomen.
De Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel een opmerking.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 oktober
2000, nr. 00.005918, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 5 december 2000, nr. WO2.00.0506/II, bied ik U hierbij
aan.
1. Het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen functioneert sinds
2970; het moet worden onderscheiden van het stelsel van financiële bijdragen
van de lidstaten, zoals dat gold voor 1970. Het sterkst komt het karakter
van eigen middelen naar voren bij de bestemming van douanerechten en landbouwheffing
voor de Europese begroting, mede in het licht van de omstandigheid dat deze
heffingen volledig communautair worden bepaald. Daarnaast maakt een gedeelte
van de opbrengsten van de omzetbelasting in de lidstaten deel uit van de grondslag
voor de eigen middelen. Daarbij is van belang dat de grondslagen voor het
stelsel van de heffing van omzetbelasting zijn geharmoniseerd en dat ook de
tarieven binnen bandbreedten moeten worden vastgesteld. In 1988 is als vierde
eigen middel een percentage van de som van het bruto nationaal product (BNP)
van de lidstaten toegevoegd.
In het thans voorliggende 5e Eigen-Middelenbesluit is het belang
van de douanerechten en landbouwheffingen sterk verminderd. Dat komt enerzijds
omdat het financiële belang van die heffing is verminderd als gevolg
van het op wereldschaal verminderen van de invoerrechten en landbouwheffingen, anderzijds doordat 25% van de opbrengsten door de lidstaten kan worden
ingehouden in verband met de perceptiekosten voor die heffingen. Het afdrachtpercentage
van de opbrengsten van de omzetbelasting wordt sterk verminderd. Daarvoor
in de plaats komt thans een doorslaggevende rol toe aan de bijdragen op basis
van het BNP. Kenmerkend voor een bijdragestelsel op basis van het BNP is,
dat hierbij niet zozeer het karakter ven eigen middelen vooropstaat, maar
meer de contributie van de lidstaten naar evenredigheid en draagkracht. Daarmee
heeft het Eigen-Middelenbesluit steeds meer het karakter gekregen van een
contributie voor het lidmaatschap, dan van een zelfstandige communautaire
regeling ter vaststelling van de eigen middelen van de Europese Uni.
De Raad adviseert in de toelichting ook in te gaan op het communautaire
aspect van deze wijziging van de financiering, in het bijzonder het belangrijk
terugdringen van de eigen-middelensystematiek zoals deze in 1970 werd geïntroduceerd.
Hierbij zou ook aandacht moeten worden geschonken aan de vraag in hoeverre
deze nieuwe opzet nog ruimte laat voor de toevoeging van een nieuw autonoom
eigen middel zoals genoemd in artikel 9 van het besluit.
1. In zijn advies vraagt de Raad van State in de memorie van toelichting
in te gaan op het communautaire aspect van de wijzigingen in de financiering
van de EU-begroting, in het bijzonder het teruglopende relatieve aandeel van
de traditionele eigen middelen. In de memorie van toelichting is op dit punt
een passage toegevoegd.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad van State is gevolg
gegeven.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
kan zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 5 december 2000,
no. WO2.00.0506/II, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging
geeft.
– In de toelichting in noot 3 «afgedwongen» vervangen
door: bedongen.