27 566
Overdracht van aandelen in COVRA aan de Staat

nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 maart 2001

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de voorgenomen overdracht van aandelen in COVRA aan de Staat.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 maart 2001.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van commissie,

Reitsma

De griffier van de commissie,

Jonker

1

Moet de Wet machtiging tot deelneming in aandelenkapitaal Centrale Organisatie voor Radioactief Afval niet formeel worden ingetrokken?

Nee. Het is formeel niet nodig om de Wet machtiging tot deelneming in aandelenkapitaal Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (hierna te noemen COVRA machtigingswet) in te trekken omdat door een wijziging in de Comptabiliteitswet voor vergroting van het aandelenkapitaal van de Staat in COVRA geen aparte machtigingswet vereist is. Om onduidelijkheden te voorkomen is het wel wenselijk om de COVRA machtigingswet in te trekken. Naar verwachting zal de COVRA machtigingswet worden ingetrokken door de Reparatiewet II, die in voorbereiding is.

2

Hoe wordt in de toekomst het 100% aandelenbezit in COVRA verantwoord? Welk ministerie neemt de aandelen over? Blijft VROM aandeelhouder voor 0,8 miljoen?

VROM wordt namens de Staat aandeelhouder in COVRA. De deelneming wordt in de begroting van VROM verantwoord. De Staat neemt bij deze transactie alle aandelen van de uittredende aandeelhouders over. Het aandelenkapitaal van VROM wordt f 8 miljoen.

3

Worden eventuele financiële tegenvallers in de toekomst gedekt door het ministerie van Financiën? Uit de begrotingen van EZ en VROM wordt nu voor bijna 24 miljoen uit de begroting van deze ministeries bijgedragen. Komen eventuele meevallers ten goede aan de begrotingen van de beide ministeries?

EZ en VROM hebben ieder een bedrag van f 23,9 miljoen toegevoegd aan de algemene middelen ter dekking van verliezen die COVRA mogelijk in de toekomst zal maken. De uittredende aandeelhouders betalen bij de overdracht van de aandelen f 8,6 miljoen. Dit bedrag komt ten gunste van de algemene middelen. De uittredende aandeelhouders betalen daarnaast f 29 miljoen voor exploitatieverliezen bij opslag en verwerking van het hoogradioactief afval. Dit bedrag komt niet ten gunste van de algemene middelen, maar wordt direct aan COVRA betaald.

In beginsel betaalt de Staat de toekomstige verliezen van COVRA maar er is geen sprake van een «carte blanche» voor COVRA. De directie van COVRA moet aan de Raad van Commissarissen en de aandeelhouder verantwoording afleggen over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. De Staat kan als aandeelhouder met ruime bevoegdheden grip houden op de verliezen. Over de procedure die gevolgd moet worden bij de verrekening van toekomstige verliezen worden interdepartementaal thans afspraken uitgewerkt. De lijn die hierbij wordt gevolgd is dat VROM in de toekomst optredende tekorten betaalt. Vervolgens wordt VROM in beginsel vanuit de algemene middelen gecompenseerd voor de verliezen van COVRA. Echter, indien (een deel van) het verlies aantoonbaar is ontstaan door thans nog niet te voorziene beleidswijzigingen van VROM, kan dit deel van de verliezen niet generaal worden geclaimd door VROM.

Eventuele overschotten op de begroting – die naar verwachting tot 2015 zullen optreden – worden door COVRA aangewend voor de dekking van toekomstige tekorten, die volgens de gehanteerde rekenmodellen structureel worden na 2015.

4

Kunnen de risico's van de opslag van radioactief afval niet – meer dan nu wordt voorgesteld – worden gedragen door de producenten van dat afval (uittredende aandeelhouders en anderen) gezien het feit dat deze risico's deel uit maken van de kosten van (mogelijk winstgevende) bedrijfsprocessen?

De uittredende aandeelhouders, die producenten van radioactief afval zijn, dragen zelf de financiële risico's die verbonden zijn aan de verwijdering en het beheer van radioactief afval, voor zover deze hun in redelijkheid kunnen worden toegedeeld.

Over het hoogradioactief afval zijn tussen de producenten (de uittredende aandeelhouders, het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) van de TU Delft en het Gemeenschappelijk Centrum van Onderzoek (GCO) van de Europese Commissie te Petten) afspraken gemaakt met COVRA die zijn vastgelegd in HABOG overeenkomsten. Alle kosten voor de verwijdering en het beheer van het hoogradioactief afval komen volledig voor rekening van deze producenten. In de door de betrokken partijen in december 2000 getekende intentieverklaring is ook de bandbreedte in de kostenschattingen in kaart gebracht. De kosten worden bij de aandelenoverdracht zo verrekend dat risico's voor de Staat zoveel mogelijk worden uitgesloten.

De uittredende aandeelhouders produceren ook laag- en middelradioactief afval dat ongeveer de helft uitmaakt van de totale aan COVRA aangeboden hoeveelheid van dit afval. Zij dragen volledig de kosten van de verwerking en het beheer van het laag- en middelradioactief afval dat zij produceren. Daarnaast worden zij naar rato van de hoeveelheid laag- en middelradioactief afval die zij produceren aangeslagen voor de berekende toekomstige exploitatietekorten bij COVRA.

De andere helft van het laag- en middelradioactief afval is afkomstig van vele kleine producenten zoals onderzoeksinstellingen en ziekenhuizen. Het is niet redelijk om berekende toekomstige tekorten van COVRA volledig op deze producenten te verhalen omdat de COVRA destijds in verband met een mogelijke uitbreiding van het kernenergieprogramma, is ontworpen voor een beduidend groter aanbod aan afval dan het huidige aanbod en deze overdimensionering van de inrichting tot hoge kapitaalslasten heeft geleid. Om tot een volledige dekking hiervan te komen zouden de tarieven voor de verwerking en het beheer van laag- en middelradioactief afval zo hoog worden dat sprake zou kunnen zijn van een economische prikkel die leidt tot milieuhygiënisch ongewenst gedrag.

Het beleid om de tarieven voor de verwerking en het beheer van laag- en middelradioactief voor de kleine producenten niet kostendekkend te laten zijn, maakt dat het verlies van COVRA in de toekomst structureel wordt en deels voor rekening van de Staat komt.

5

Wordt hier consequent de contante waarde per 1 jan 2001 gehanteerd voor de toekomstige verliezen of zijn de genoemde bedragen alle op verschillende wijze berekend? Betekent dit dat het cumulatieve bedrag van 20,8 miljoen door prijsstijgingen bijvoorbeeld in de komende jaren hoger uitvalt?

Bij alle berekeningen is consequent een contante waarde per 1 januari 2000 aangehouden. Er dient dus nog een correctie plaats te vinden ter vaststelling van het juiste bedrag op het actuele moment van overdracht.

6

Op welke periode heeft de berekening van het exploitatierisico van HABOG betrekking? Blijft de garantiestelling door de staat vanaf 2015 zoals vermeld in de begroting 2001 (zie punt 1 d.) daarnaast bestaan?

De exploitatieperiode van HABOG wordt in twee fasen opgesplitst, de actieve exploitatiefase die de periode markeert waarin het hoogradioactief in het HABOG wordt geplaatst en de passieve exploitatiefase die betrekking heeft op de periode daarna, waarin uitsluitend beheer plaatsvindt van het opgeslagen afval. De eerste periode loopt naar verwachting van 2004 tot 2015 en de tweede periode van 2015 tot 2130.

Voor de berekening van de risico's zijn beide periodes in beschouwing genomen. De berekening is zo uitgevoerd dat alle te voorziene risico's voor rekening van de veroorzakers van het afval komen volgens het principe van «de vervuiler betaalt». De in de begroting van VROM vermelde garantiestelling voor het HABOG kan daardoor komen te vervallen.

7

Hoe zijn de verschillen te verklaren tussen de bedragen die de partijen volgens de brief zullen betalen (8,6 miljoen en 23,9 miljoen) en de bedragen zoals die uit de in de brief vermelde gegevens zijn te berekenen (10,3 miljoen en 23,05 miljoen)?

Het verschil tussen de door uw commissie berekende bedragen en de in de brief van 12 december 2000 genoemde bedragen wordt verklaard door het feit dat er bij de laatstgenoemde een correctie is aangebracht voor de reeds bestaande staatsdeelneming in COVRA van 10% van het aandelenkapitaal. Het bedrag dat de uittredende aandeelhouders bij overdracht van de aandelen betalen bedraagt f 8,6 miljoen. Dit bedrag komt tot stand door de bijdrage van de Sector te nemen voor laag- en middelradioactief afval en daar de nominale waarde van de aandelen van af te trekken. De bijdrage van de respectievelijke ministeries komt tot stand door het genoemde bedrag in de tabel (f 47,8 miljoen) door twee te delen.

Ter informatie is hieronder de berekening weergegeven van de bedragen die de partijen volgens de brief zullen betalen.

Samenstelling, omvang en verdeling toekomstige risico's1

RisicoOmvang risicoRisico Sector op basis aandelen-kapitaalVerdeling (%) Sector/Overheidbijdrage Sectorbijdrage EZ/VROM
LMRA* tot 202520.818.750/509.411.4
LMRA na 202535.632.020/806.429.2
exploitatie HABOG tot 20158.2 100/08.20
exploitatie HABOG na 201520.8 100/020.80
Totaal hoogte reserve85.4  44.840.6
      
Nominale waarde aandelen   – 7.27.2
Netto bijdrage risico's   37.647.8

1 Bedragen in Hfl contant per 1-1-2000.

2 LMRA is het acroniem voor Laag- en Middelradioactief Afval.

8

Kan een overzicht gegeven worden van de totale meerjarige verplichtingen van de overheid in verband met de opslag van zowel hoog als middel- en laagradioactief afval? Hoe gaat het verder met de achtergestelde lening van VROM aan COVRA van 40 miljoen?

De contant gemaakte meerjarige verplichting is f 56,4 miljoen zijnde f 47,8 miljoen (de bijdrage van EZ en VROM) plus f 37.6 miljoen (de bijdrage van de sector) minus f 29 miljoen (bijdrage sector voor LMRA). De f 29 miljoen is van de f 85,4 (contante waarde totale risico's) afgetrokken omdat de sector deze f 29 miljoen rechtstreeks aan COVRA betaalt. De af te rekenen bedragen gelden als de beste inschatting die op dit moment kan worden gemaakt van de contante waarde van de toekomstige verliezen. De werkelijke verliezen kunnen groter of kleiner zijn dan de ingeschatte verliezen omdat sprake is van een horizon van meer dan 100 jaar. Gezien het feit dat de Staat de toekomstige verliezen van COVRA betaalt zou de feitelijke verplichting voor de Staat in de toekomst kunnen afwijken van de thans ingeschatte verplichting. Met het oog hierop zal de aandeelhouder ruime bevoegdheden krijgen om grip te houden op het ontstaan van de verliezen.

De achtergestelde lening van f 40 miljoen zal volgens afspraak in 2015 door COVRA worden terugbetaald.

9

De Liberalisatie van de E-sector raakt verplichtingen van ondermeer SEP, GKN en KCB. Welke bevoegdheden cq. verplichtingen heeft men verkregen, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving en vergunningen, danwel opgebouwd, bijvoorbeeld in de vorm van reserveringen of afspraken? Welk deel wordt, dan wel kan, bij de COVRA worden ondergebracht?

Met de introductie van de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt is de Overeenkomst van Samenwerking tussen de elektriciteitsproductiemaatschappijen alsmede het uitvoerend orgaan daarvan, de SEP, per 1-1-2001 komen te vervallen. Lopende zaken worden afgewikkeld door het daartoe ingestelde Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor. Op grond van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Stb. 2000, 607) zijn regels gesteld die voorzien in de verdeling van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de beëindiging van de Overeenkomst van Samenwerking. De verplichtingen van de SEP worden door de productiemaatschappijen gezamenlijk overgenomen. Dit geldt op grond van artikel 2 van voornoemde wet1 ook voor de kosten voortvloeiend uit de aflossing van de lening van GKN (de exploitant van de kerncentrale te Dodewaard) aan SEP.

Het voornemen bestaat in overeenstemming met het advies terzake van de Commissie Herkströter, om bij gebleken toereikendheid van de middelen GKN door de COVRA te laten overnemen. Dit zal echter niet eerder plaatsvinden dan nadat de voorgenomen overdracht van aandelen in COVRA naar de Staat tot stand is gebracht.

10

Wordt dat deel van de toekomstige exploitatieverliezen dat niet met de uittredende aandeelhouders wordt verrekend ten laste gebracht van de overige leveranciers van afval naar de COVRA, conform het principe «de vervuiler betaalt»?

Zie antwoord 4.

11

Op basis waarvan legitimeert de regering het voornemen om de helft van de toekomstige risico's te willen dragen, gezien het feit dat in de brief waarin het voornemen om de aandelen over te nemen wordt aangekondigd (25 000 XI; nr. 49) glashelder het uitgangspunt wordt gehanteerd dat «alle kosten volgens het principe «de vervuiler betaalt» voor rekening van de basisklanten zijn» (blz. 3) en het feit dat in deze brief niet wordt gesproken over het dragen van toekomstige risico's door de overheid?

Zie antwoord 4.

Het principe «de vervuiler betaalt» is volledig van toepassing op de basisklanten (de uittredende aandeelhouders, het IRI en het GCO). Voor de kleine producenten geldt dat het niet redelijk is dat zij een kostendekkend tarief betalen en dat daarom de regering voornemens is om de helft van de toekomstige risico's te dragen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PVDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Feenstra (PVDA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PVDA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), T.H.A.M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PVDA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PVDA), Waalkens (PVDA), Udo (VVD) en Depla (PVDA).

Plv. leden: Leers (CDA), Dijksma (PVDA), Stellingwerf (ChristenUnie), Valk (PVDA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PVDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Crone (PVDA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), M.B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PVDA), Hindriks (PVDA), Snijder-Hazelhoff (VVD) en De Boer (GroenLinks).

XNoot
1

Bij Besluit van 21 december 2000 (Stb. 2000, 608) is bepaald dat dit artikel tezamen met een aantal andere artikelen uit deze wet per 1 januari 2001 in werking is getreden.

Naar boven