27 559
Nota Mensen, wensen, wonen

nr. 25
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2001

Hierbij informeer ik u over de acties die ik van plan ben te ondernemen naar aanleiding van de moties over de Nota Mensen, Wensen, Wonen die op 18 april 2001 zijn aangenomen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 559, nrs. 5 t/m 24).

Motie van het lid Duivesteijn, nummer 5: verhoging huursubsidie alleenstaanden

Ten aanzien van deze motie merk ik op dat de hoogte van de huursubsidie is afgestemd op de verhouding van de inkomens uit de sociale zekerheid (100% voor (echt)paren en 70% voor alleenstaanden). De betaalbaarheid van het wonen voor alleenstaanden moet dan ook in dat licht worden bekeken. Bij de introductie van de nieuwe Huursubsidiewet in 1997 heeft het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) gekeken naar de hoogte van de eigen bijdrage in de woonlasten. Uit dat onderzoek1 is naar voren gekomen dat de eigen bijdrage in de woonlasten door de verschillende huishoudens, dus ook alleenstaanden zonder kinderen, in principe kan worden opgebracht.

Daarnaast geldt dat als de huursubsidie voor alleenstaanden wordt verhoogd, dit een vergroting van de armoedeval voor alleenstaanden zal betekenen. Dit is in tegenspraak met het kabinetsbeleid. In het kader van de Verkenning Belasting- en premieheffing, die bij de behandeling van het wetsvoorstel inkomstenbelasting 2001 (TK 2000–2001, 26 727) is toegezegd, worden op dit moment mogelijkheden bekeken om de armoedeval te verkleinen. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan de armoedeval als gevolg van de huursubsidie en de eventuele mogelijkheden om dit te beperken door middel van fiscalisering.

Naar aanleiding van de uitkomsten van de Verkenning Belastingen premieheffing zal er over dit onderwerp nadere besluitvorming plaatsvinden.

Overigens merk ik op dat de kosten van uitvoering van de motie, afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving, op kunnen lopen tot 200 à 250 miljoen gulden. Hierin is in de begroting niet voorzien.

Motie van de leden Duivesteijn en Hofstra, nummer 7: sociale koopsector en

Motie van de leden Hofstra en Duivesteijn, nummer 24: verkoop sociale huurwoningen

Over de onderwerpen uit deze moties – sociale koop en de verkoop van huurwoningen – zal ik de Kamer nader informeren in de brief over de stand van zaken rond de Wet bevordering eigenwoningbezit die ik u aan het eind van het zomerreces zal sturen.

Motie van de leden Biesheuvel en Duivesteijn, nummer 10: groeikernenproblematiek

In lijn met de motie wordt het vraagstuk van het hoge huurniveau in groeikernen betrokken bij de onderhandelingen met woningcorporaties en gemeenten over het Nationaal Akkoord Wonen. Naar verwachting zal het Nationaal akkoord wonen binnenkort ondertekend kunnen worden.

Motie van het lid Van Gent c.s., nummer 16: kleinschaligheid als eis uit Huursubsidiebesluit

Ten aanzien van deze motie merk ik op dat de eis van kleinschaligheid wordt gesteld, omdat daardoor de kans op een geslaagde integratie en participatie van de bewoners van de woonvorm in de wijk wordt vergroot. Momenteel voldoet het overgrote deel van de voor aanwijzing voorgedragen begeleid-wonenprojecten ruimschoots aan de vereiste kleinschaligheid (ca. 90% van de aangewezen projecten is kleiner dan 7 wooneenheden).

In de tweede helft van 2001 zal binnen mijn departement een evaluatie plaatsvinden van de wijze waarop de onzelfstandige woonruimten in de Huursubsidiewet zijn opgenomen. Daarbij zal zowel worden ingegaan op de inwilliging resp. afwijzing van verzoeken tot aanwijzing van projecten begeleid wonen voor onder andere voormalige dak- en thuislozen, als op het feitelijk huursubsidiegebruik binnen de aangewezen projecten.

Bij de evaluatie wil ik ook de in de motie bedoelde eis van kleinschaligheid betrekken. Er zal worden nagegaan in hoeverre behoefte bestaat aan grootschaliger woonvormen voor begeleid wonen en zo ja, of dan langs een andere weg de stimulering van de integratie met de buurt alsnog kan worden gewaarborgd.

In verband hiermee acht ik het raadzaam om de uitvoering van motie 16 niet los te zien van de hiervoor bedoelde evaluatie en de daaruit voortvloeiende heroverweging van de gehele regelgeving ten aanzien van onzelfstandige woonruimten in de Huursubsidiewet.

Het ligt in de bedoeling de evaluatie voor het eind van het jaar af te ronden. De daaruit voortvloeiende wijzigingen in de wet- en regelgeving kunnen dan worden meegenomen voor coderegeling 34 (subsidiejaar 2002/2003).

Motie van de leden Hofstra en Van 't Riet, nummer 23: scheiden wonen-zorg in AWBZ

Wat betreft de afhandeling van deze motie verwijs ik naar de brief over zorg en wonen op maat die ik onlangs samen met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan u heb gestuurd. Mijn toezegging om het rapport-De Kam en het interdepartementale onderzoek naar de WVG nog eens te bezien in het licht van de motie, komt aan de orde in deze gezamenlijke brief.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Verslag berekeningen NIBUD ten behoeve van de vaste commissie voor VROM, NIBUD, Den Haag, 11 maart 1996.

Naar boven