nr. 16
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2004
Onder verwijzing naar de Procedureregeling Grote Projecten verzoekt de
vaste commissie voor Justitie u haar voorstel tot beëindiging van de
status van groot projecten van de projecten «Voorbereiding op en invoering
van de Vreemdelingenwet 2000» en «Modernisering van de rechterlijke
organisatie» besluitvorming aan de Kamer voor te leggen.
De adviezen van de commissie voor de Rijksuitgaven zijn als bijlage bij
deze brief opgenomen.
De voorzitter van de commissie,
De Pater-van der Meer
De griffier van de commissie,
Coenen
BIJLAGE
's-Gravenhage, 10 december 2002
Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie
In uw brief van 5 december 2002 (RU070-2002) heeft u de commissie
voor de Rijksuitgaven verzocht om advies over uw besluit een voorstel in te
dienen om het project «Voorbereiding op en invoering van de Vreemdelingenwet
2000» te beëindigen als groot project, zoals bedoeld in de gewijzigde
procedureregeling grote projecten (28 247 nr. 1).
De procedureregeling is bedoeld voor complexe en omvangrijke projecten.
Criteria voor instelling zijn o.a.:
• Activiteit is in de tijd begrensd en niet-routinematig.
• De staat is (grotendeels) alleen verantwoordelijk
• Er zijn substantiële financiële consequenties en/of uitvoeringsrisico's
Daarnaast kunnen belangrijke gevolgen voor de samenleving of de rijksdienst,
die toepassing van nieuwe technologieën of financieringsconstructies
en de complexiteit van het besturings- of uitvoeringsproces een reden zijn
voor aanwijzing als groot project.
Overwegingen bij het toekennen van de status aan de invoering van de Vreemdelingenwet
lagen vooral op het gebied van de uitvoeringsrisico die voortvloeiden uit
de sterk toenemende werkvoorraden bij de betrokken instanties (immigratie-
en naturalisatiedienst, vreemdelingenkamer).
Bij de besluitvorming over beëindiging en bij het beoordelen van
nieuwe voorstellen van de minister kan het volgende in overweging genomen
worden:
• De minister heeft over het algemeen kwalitatief voldoende rapportages
geleverd, waarin de accountantsdiensten van de betrokken ministeries (buza/justitie)
geen grote tekortkomingen hebben geconstateerd. Wel noemen de accountantsdiensten
een aantal aandachtspunten en risico's in de informatievoorziening. Ook is
gedurende de periode van het groot project niet over alle ijkpunten gerapporteerd.
Samenvattend: de informatievoorziening is redelijk op orde, maar blijvende
aandacht is aan te bevelen.
• Het criterium in de procedureregeling dat een groot project een
begrenzing in de tijd kent, maakt het redelijk om per direct of op korte termijn
een einde aan de status van groot project te maken.
• Het belangrijkste argument om tot de status van groot project te
besluiten, namelijk het oplopen van de doorlooptijden, staat nog gedeeltelijk
overeind. De IND heeft inmiddels het grootste deel van de voorraden kunnen
wegwerken, maar de voorraden bij de vreemdelingenkamers blijven zorgelijk.
Het is van belang om vooral op deze punten de informatievoorziening aan de
Kamer op intensieve wijze voort te zetten.
• De minister heeft geen eindevaluatie opgesteld. Daardoor is geen
zicht op het verloop van het project in zijn geheel en de mate waarin de oorspronkelijke
doelstelling is verwezenlijkt. Om kwalitatief goede voortzetting te realiseren,
kan wellicht overwogen worden toch een evaluatie te doen plaatsvinden.
In zijn brief aan de Kamer van 30 oktober jl. geeft de minister aan
dat hij een verbetering van de opzet aan de Kamer zal voorstellen, zodra de
Kamer beslist heeft over beëindiging. De rapportagefrequentie blijft
viermaandelijks.
De minister zou gevraagd kunnen worden om in zijn voorstel de volgende
punten te betrekken:
• Een overzicht over de totale periode van het groot project, zoals omschreven in bijlage C van de procedureregeling grote projecten (aanwijzingen
voor de eindevaluatie). Aldus legt de minister verantwoording af aan de Kamer
over het verloop van het groot project naar aanleiding waarvan de Kamer tot
definitieve besluitvorming kan komen.
• Aparte aandacht de gang van zaken bij de Vreemdelingenkamers. De
oplopende voorraden hier vormen immers een blijvend uitsvoeringsrisico, en
waren indertijd een belangrijke reden om het groot project in te stellen.
• Voortstellen omtrent de rapportage over de ijkpunten. Uitgaande
van de oude lijst zoals afgesproken bij de start van het groot project, zou
de minister kunnen aangeven welke ijkpunten hij handhaaft, welke hij wil afvoeren
welke hij wil toevoegen.
• Waarborgen omtrent de kwaliteit van de informatie. Hoewel de informatievoorziening
in de loop van het groot project aanmerkelijk is verbeterd, blijft het van
groot belang dat er garanties zijn voor de juistheid en de betrouwbaarheid
van de informatie. Dit zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door jaarlijkse
controles door de departementale accountantsdienst.
Mits aan deze punten in voldoende mate invulling gegeven wordt, adviseert
de commissie voor de Rijksuitgaven aan de vaste commissie voor Justitie het
groot project Voorbereiding op en invoering van de Vreemdelingenwet 2000 te
beëindigen.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Atsma
's-Gravenhage, 10 december 2002
Betreft: advies beëindiging van het groot project «Modernisering
van de rechterlijke organisatie».
Aan: de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie
In uw brief van 5 december 2002 (RU70-2002) heeft u de commissie
voor de Rijksuitgaven verzocht om advies over uw besluit een voorstel in te
dienen om het project «Modernisering van de rechterlijke organisatie»
te beëindigen als groot project.
Dit groot project is feitelijk afgerond voordat de nieuwe procedureregeling
grote projecten (28 247 nr. 1) van kracht werd. Dat betekent dat hier
de oude procedureregeling kan gelden (24 752 nr. 1), waarin geen nadere
procedure omtrent de beëindiging van een groot project was opgenomen.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Atsma