nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
1. Algemeen
Met genoegen bied ik u hierbij de nota naar aanleiding van het verslag
aan in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet
en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet
bestuursrecht en enige andere verbeteringen.
De leden van de PvdA-fractie vernamen graag op welke publicaties over
de afstemming tussen de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht werd
gedoeld. De in de memorie van toelichting bedoelde publicaties betreffen diverse
publicaties in de Gemeentestem van 1998 en 1999: Het betreft de nummers 7073
(p.185 e.v.), 7074 (p.226 e.v.), 7081 (p. 433 e.v.), 7084 (p. 517 e.v.), 7085
(p. 554 e.v.), 7091 (p. 66 e.v.). Voorts verwijs ik nog naar Trema 1997, nr.
6, p. 225 e.v. en het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging 1999, nr. 4,
p. 69 e.v.
In antwoord op de vraag of er geen risico aanwezig is dat door de niet-aanpassing
van de Kaderwet bestuur in verandering onduidelijkheid bestaat over de begrippen
«besluit» en «beslissing» merk ik op dat de aanpassingen
met betrekking tot deze begrippen in grote mate een esthetisch karakter hebben.
Uit de praktijk zijn mij geen problemen bekend, die voortvloeien uit deze
onvolkomenheden.
Genoemde leden vroegen wat de bezwaren waren tegen het advies van de Raad
van State om de artikelen 152 en 153 van de Gemeentewet te schrappen en artikel
85 aan te passen. Aangezien de wijzigingen in het wetsvoorstel vooral van
technische aard zijn ligt het schrappen van de artikelen 152 en 153 van de
Gemeentewet niet in de rede. Het laten vervallen van de beroepsmogelijkheid
op de raad betreft een inhoudelijke wijziging, die samenhangt met de voorgenomen
dualisering van het gemeentebestuur. In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur
zal deze mogelijkheid worden afgeschaft.
2. Artikelen
Onderdeel L
De wijziging van artikel 116, derde lid, hangt niet samen met de aanhangige
wetsvoorstellen betreffende de bezwaarschriftprocedure en de samenvoeging
van de afdelingen 3.4 en 3.5, dit in antwoord op de vraag van de leden van
de PvdA-fractie. Achtergrond is slechts dat de term «bezwaar»
in de Algemene wet bestuursrecht verwijst naar de bezwaarschriftprocedure,
die in artikel 116 niet bedoeld wordt.
Onderdeel M, O en U
In antwoord op de vraag van deze leden waarom het advies niet is overgenomen
om de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar expliciet uit te zonderen van
de mogelijkheid van delegatie aan commissies merk ik op dat de onmogelijkheid
om de bevoegdheid op bezwaar te beslissen te delegeren, zonder daarbij tevens
de bevoegdheid tot het nemen van het primaire besluit te delegeren, voortvloeit
uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1:5, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht omschrijft het maken van bezwaar als het vragen van een
voorziening bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Onder het
instellen van administratief beroep wordt ingevolge het tweede lid daarentegen
verstaan het vragen van een voorziening bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk
het besluit heeft genomen. Met dit stelsel verdraagt zich niet dat door middel
van delegatie de verantwoordelijkheid voor het nemen van de beslissing op
bezwaar bij een ander bestuursorgaan komt te liggen dan het orgaan dat het
primaire besluit heeft genomen. De mogelijkheid tot delegatie is ingevolge
het wetsvoorstel reeds beperkt door in de delegatie-artikelen de restrictie
op te nemen «tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie
verzet». Bij delegatie van de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar,
zonder tevens de bevoegdheid tot het nemen van het primaire besluit te delegeren,
verzet de aard van de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar zich reeds
tegen delegatie. Om die reden is het opnemen van de door de Raad van State
voorgestelde beperking in de genoemde artikelen niet nodig.
Onderdeel N
Genoemde leden vroegen wat erop tegen is om het college bevoegd te maken
in alle burgerlijke zaken, inclusief kort gedingen in eerste aanleg, tenzij
de raad daarover in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen. Het
wijzigen van artikel 164 van de Gemeentewet in deze zin zou een inhoudelijke
wijziging zijn, omdat daarmee de rol van de raad zou worden gewijzigd. Het
onderhavige wetsvoorstel beoogt vooral technische onvolkomenheden te herstellen.
In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur zullen de bedoelde procesbevoegdheden
aan het college worden toegekend. Daarom is deze wijziging niet in het onderhavige
wetsvoorstel opgenomen. Overigens kan de raad ook nu besluiten de bevoegdheid
tot het nemen van procesbesluiten in zijn algemeenheid aan het college te
delegeren.
Onderdeel T
Deze leden vroegen ten slotte op welke besluiten en andere handelingen
gedoeld wordt in artikel 177. De besluiten, bedoeld in artikel 177, kunnen
in principe iedere bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht betreffen. Als voorbeeld kan genoemd worden de
bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen betreffende
openbare orde-aangelegenheden (voor zover het bevoegdheden van
de burgemeester zelf betreft). Daarnaast kan de burgemeester een ambtenaar
van politie machtigen met betrekking tot zijn bevoegdheden, die geen besluit
betreffen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het kan daarbij gaan
om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten
van feitelijke handelingen. Het zal in de praktijk met name gaan om het verrichten
van feitelijke handelingen, zoals de uitvoering van zijn besluiten. De verantwoordelijkheid
voor de verrichte handelingen krachtens de machtiging blijft uiteraard bij
de burgemeester.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries