27 547
Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet bestuursrecht en enige andere verbeteringen

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 maart 2001

1. Algemeen

Met genoegen bied ik u hierbij de nota naar aanleiding van het verslag aan in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet bestuursrecht en enige andere verbeteringen.

De leden van de PvdA-fractie vernamen graag op welke publicaties over de afstemming tussen de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht werd gedoeld. De in de memorie van toelichting bedoelde publicaties betreffen diverse publicaties in de Gemeentestem van 1998 en 1999: Het betreft de nummers 7073 (p.185 e.v.), 7074 (p.226 e.v.), 7081 (p. 433 e.v.), 7084 (p. 517 e.v.), 7085 (p. 554 e.v.), 7091 (p. 66 e.v.). Voorts verwijs ik nog naar Trema 1997, nr. 6, p. 225 e.v. en het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging 1999, nr. 4, p. 69 e.v.

In antwoord op de vraag of er geen risico aanwezig is dat door de niet-aanpassing van de Kaderwet bestuur in verandering onduidelijkheid bestaat over de begrippen «besluit» en «beslissing» merk ik op dat de aanpassingen met betrekking tot deze begrippen in grote mate een esthetisch karakter hebben. Uit de praktijk zijn mij geen problemen bekend, die voortvloeien uit deze onvolkomenheden.

Genoemde leden vroegen wat de bezwaren waren tegen het advies van de Raad van State om de artikelen 152 en 153 van de Gemeentewet te schrappen en artikel 85 aan te passen. Aangezien de wijzigingen in het wetsvoorstel vooral van technische aard zijn ligt het schrappen van de artikelen 152 en 153 van de Gemeentewet niet in de rede. Het laten vervallen van de beroepsmogelijkheid op de raad betreft een inhoudelijke wijziging, die samenhangt met de voorgenomen dualisering van het gemeentebestuur. In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur zal deze mogelijkheid worden afgeschaft.

2. Artikelen

Onderdeel L

De wijziging van artikel 116, derde lid, hangt niet samen met de aanhangige wetsvoorstellen betreffende de bezwaarschriftprocedure en de samenvoeging van de afdelingen 3.4 en 3.5, dit in antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie. Achtergrond is slechts dat de term «bezwaar» in de Algemene wet bestuursrecht verwijst naar de bezwaarschriftprocedure, die in artikel 116 niet bedoeld wordt.

Onderdeel M, O en U

In antwoord op de vraag van deze leden waarom het advies niet is overgenomen om de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar expliciet uit te zonderen van de mogelijkheid van delegatie aan commissies merk ik op dat de onmogelijkheid om de bevoegdheid op bezwaar te beslissen te delegeren, zonder daarbij tevens de bevoegdheid tot het nemen van het primaire besluit te delegeren, voortvloeit uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht omschrijft het maken van bezwaar als het vragen van een voorziening bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Onder het instellen van administratief beroep wordt ingevolge het tweede lid daarentegen verstaan het vragen van een voorziening bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen. Met dit stelsel verdraagt zich niet dat door middel van delegatie de verantwoordelijkheid voor het nemen van de beslissing op bezwaar bij een ander bestuursorgaan komt te liggen dan het orgaan dat het primaire besluit heeft genomen. De mogelijkheid tot delegatie is ingevolge het wetsvoorstel reeds beperkt door in de delegatie-artikelen de restrictie op te nemen «tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen delegatie verzet». Bij delegatie van de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar, zonder tevens de bevoegdheid tot het nemen van het primaire besluit te delegeren, verzet de aard van de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar zich reeds tegen delegatie. Om die reden is het opnemen van de door de Raad van State voorgestelde beperking in de genoemde artikelen niet nodig.

Onderdeel N

Genoemde leden vroegen wat erop tegen is om het college bevoegd te maken in alle burgerlijke zaken, inclusief kort gedingen in eerste aanleg, tenzij de raad daarover in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen. Het wijzigen van artikel 164 van de Gemeentewet in deze zin zou een inhoudelijke wijziging zijn, omdat daarmee de rol van de raad zou worden gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt vooral technische onvolkomenheden te herstellen. In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur zullen de bedoelde procesbevoegdheden aan het college worden toegekend. Daarom is deze wijziging niet in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen. Overigens kan de raad ook nu besluiten de bevoegdheid tot het nemen van procesbesluiten in zijn algemeenheid aan het college te delegeren.

Onderdeel T

Deze leden vroegen ten slotte op welke besluiten en andere handelingen gedoeld wordt in artikel 177. De besluiten, bedoeld in artikel 177, kunnen in principe iedere bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht betreffen. Als voorbeeld kan genoemd worden de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen betreffende openbare orde-aangelegenheden (voor zover het bevoegdheden van de burgemeester zelf betreft). Daarnaast kan de burgemeester een ambtenaar van politie machtigen met betrekking tot zijn bevoegdheden, die geen besluit betreffen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het kan daarbij gaan om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van feitelijke handelingen. Het zal in de praktijk met name gaan om het verrichten van feitelijke handelingen, zoals de uitvoering van zijn besluiten. De verantwoordelijkheid voor de verrichte handelingen krachtens de machtiging blijft uiteraard bij de burgemeester.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven