nr. 114a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 juli
2000 en het nader rapport d.d. 15 november 2000, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 23 juni 2000, no. 00.003795, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, met Bijlage; Bern, 12 april
1999 (Trb. 1999, 139), met toelichtende nota.
Het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, 12 april 1999 (Trb. 1999,
139) (hierna: het verdrag) is totstandgekomen in het kader van de Internationale
Commissie ter Bescherming van de Rijn (hierna: de Commissie). Het verdrag
treedt in de plaats van twee Rijnverdragen die volgens de toelichtende nota
niet meer voldeden.1 Thans behoeft het verdrag
de goedkeuring van de Staten-Generaal. Voorgesteld is door de Minister van
Buitenlandse Zaken het verdrag ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen.
De Raad van State plaatst hierbij de volgende opmerking.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 juni 2000,
nr. 00.003795, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 21 juli 2000, nr. WO9.00.0237/V, bied ik U hierbij aan.
In artikel 13, tweede lid, van het verdrag is bepaald dat de verdeelsleutel
van de Verdragspartijen ter dekking van de kosten van de jaarlijkse begroting
in het huishoudelijk en financieel reglement van de Commissie wordt vastgelegd.
Dit behelst, zo valt in de toelichtende nota te lezen, de keuze om de regeling
van de financiële verdeelsleutel te verschuiven van het verdrag naar
het huishoudelijk en financieel reglement.2
In artikel 7, vierde lid, van het verdrag is bepaald dat de Commissie
dit reglement vaststelt. In de toelichting op dit artikel wordt meegedeeld
dat het huishoudelijk en financieel reglement een paragraaf over de verdeling
van kosten bevat en dat deze paragraaf van kracht wordt bij de inwerkingtreding
van het verdrag.
Met het oog op de financiële gevolgen die voor Nederland voortvloeien
uit de vaststelling en wijziging van de verdeelsleutel lijkt het dienstig
dat in de toelichtende nota wordt ingegaan op het karakter van vorenbedoeld
reglement. Uiteen te zetten ware of het huishoudelijk en financieel reglement
is te beschouwen als een besluit van een volkenrechtelijke organisatie
dan wel als een bijlage bij het verdrag. In het eerstgenoemde geval geldt
dat de goedkeuring van het verdrag uitdrukkelijk dient te geschieden en in
het voorstel van goedkeuringswet een machtigingsbepaling dient te worden opgenomen
in de zin van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen, inhoudende dat de besluiten die door de Commissie
worden genomen, geen goedkeuring van de Staten-Generaal meer behoeven. In
het andere geval adviseert de Raad – nu het reglement kennelijk al tot
stand is gekomen en slechts nog in werking behoeft te treden – met het
verdrag het huishoudelijk en financieel reglement als bijlage bij het verdrag
ter goedkeuring aan de Staten-Generaal over te leggen.
Op advies van de Raad van State wordt het in artikel 7, vierde lid, van
het onderhavige verdrag genoemde huishoudelijk en financieel reglement beschouwd
als een bijlage bij het verdrag. De toelichting op artikel 7 is terzake aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
J. A. E. van der Does
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen