nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
I
De tekst van het voorgestelde voorbehoud in artikel 6, onder 1°, met
betrekking tot onderdeel b komt als volgt te luiden:
onderdeel b:
– ter zake van de overeenkomstig artikel 2 en ter zake van de in
verbinding met artikel 2 overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 en 9 tot
en met 11 strafbaar gestelde feiten, ten aanzien van zowel Nederlanders als
Nederlandse ambtenaren voor zover daarop door de wet van het land waar het
feit begaan is, straf is gesteld,
– ter zake van de overeenkomstig artikel 3 en ter zake van de in
verbinding met artikel 3 overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 en 9 tot
en met 11 strafbaar gestelde feiten, ten aanzien van Nederlandse ambtenaren
en voorts ten aanzien van Nederlanders die geen Nederlands ambtenaar zijn
voor zover daarop door de wet van het land waar het feit begaan is, straf
is gesteld,
– ter zake van de overeenkomstig de artikelen 7, 8, 13 en 14 strafbaar
gestelde feiten, ten aanzien van Nederlanders, voor zover daarop door de wet
van het land waar het feit begaan is, straf is gesteld;
II
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:
Artikel 8a
Artikel 4, onderdeel 11°, van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden:
11°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 177, 177a,
225, 227b en 323a, voor zover het feit gepleegd is door een Nederlandse ambtenaar
of door een persoon in de openbare dienst van een in Nederland gevestigde
volkenrechtelijke organisatie en daarop door de wet van het land waar het
begaan is, straf is gesteld.
Toelichting
I
Het betreft hier een aanpassing van de tekst van het voorbehoud omtrent
de wijze waarop Nederland rechtsmacht kan uitoefenen ten aanzien van de strafbare
feiten waarop het Verdrag van de Raad van Europa inzake de strafrechtelijke
bestrijding van corruptie betrekking heeft. De tekst wordt aangevuld met een
passage waarin wordt aangegeven in hoeverre met betrekking tot de overeenkomstig
de artikelen 7, 8, 13 en 14 (private corruptie, het witwassen van geld en
fraude) strafbaar gestelde feiten door Nederland rechtsmacht kan worden uitgeoefend.
In de tekst van het voorbehoud zoals die is opgenomen in het ingediende voorstel
van wet werd abusievelijk geen duidelijkheid gegeven over de uitoefening van
rechtsmacht ten aanzien van in het buitenland begane fraude- en witwasdelicten
en werd wat betreft de uitoefening van rechtsmacht met betrekking tot de in
de artikelen 7 en 8 vermelde strafbare feiten ten onrechte aangesloten op
de rechtsmachtsregeling inzake ambtelijke corruptie.
II
Deze wijziging is reeds aangekondigd in de memorie van antwoord betreffende
de wetsvoorstellen 26 468 en 26 469 (Kamerstukken I, 2000–2001,
26 468 (R 1637) en 26 469, nr. 13a, blz. 3). Daarbij merk ik op
dat op bij die gelegenheid nog gedacht werd aan aanpassing van de artikelen
5 en 6, terwijl bij nader inzien de gewenste wijziging uit systematisch oogpunt
beter tot stand kan worden gebracht door aanpassing van artikel 4 Sr. Resultaat
ervan zal zijn dat overeenkomstig de verplichtingen uit zowel het EU-corruptieprotocol
als het EU-corruptieverdrag door Nederland (ook) rechtsmacht kan worden uitgeoefend
wanneer een Nederlandse ambtenaar (die geen Nederlander is) of een persoon
in de openbare dienst van een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie
zich in het buitenland schuldig maakt aan actieve corruptie of EG-fraude.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals