27 507
Wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen met betrekking tot de ordening en modernisering van voorzieningen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen met betrekking tot de ordening en modernisering van voorzieningen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

22 november 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien en horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling van de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen te wijzigen in verband met de ordening en modernisering van voorzieningen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

a. de voorzieningen die aan de ministers en staatssecretarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;

b. een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de ministers en staatssecretarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

B

Aan artikel 2 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Onder de in het tweede lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing en verblijf, beveiliging, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen en vervoer.

C

Artikel 4 vervalt.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2000, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2001.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven