27 506
Goedkeuring van de op 17 november 1997 te Rome tot stand gekomen wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van Planten (Trb. 2000, 31)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 6 december 1951 heeft de Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties (FAO) te Rome het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (Trb. 1952, 100) tot stand gebracht. Dit Verdrag heeft tot doel te komen tot een gemeenschappelijk en doeltreffend optreden bij de bestrijding van plantenziekten en tot het voorkomen van het binnendringen en verspreiden van plantenziekten in landen. Het Verdrag voorziet daartoe onder meer in de oprichting van diensten, het uitwisselen van gegevens omtrent het optreden van voor planten en plantaardige producten schadelijke ziekten en het verrichten van (wetenschappelijk) onderzoek.

Aan de plantenziektenkundige diensten is als taak toebedeeld, het onderzoek van planten en plantaardige producten te velde, in opslag en bij vervoer. Voorts behoort tot de taak van de plantenziektenkundige diensten het controleren en zo nodig voorschrijven van ontsmettingsmaatregelen voor zendingen planten en plantaardige producten die bestemd zijn om in het internationale verkeer te worden gebracht. In het belang van de internationale handel bevat het Verdrag tevens algemene regelen voor de afgifte van gezondheidscertificaten – waarvoor in het Verdrag een uniform model is vastgesteld – met betrekking tot bovengenoemde zendingen door de plantenziektenkundige diensten.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden geldt het Verdrag, dat in 1954 werd goedgekeurd (kamerstukken II, 1953/54, 3418; kamerstukken I, 1953/54, 114), alleen voor Nederland. Het Verdrag, waarbij thans ruim honderd landen partij zijn, heeft in de loop der jaren zijn nut bewezen. De internationale samenwerking op plantenziektenkundig terrein is sinds de totstandkoming van het Verdrag namelijk van steeds groter belang geworden.

Eerste wijziging van het Internationaal Verdrag ter bescherming van planten

De eerste wijziging van het Verdrag, die de FAO-conferentie in november 1979 tijdens haar 20ste zitting aanvaardde, vond haar oorsprong in het intensievere handelsverkeer en het snellere transport, waardoor de kansen op verspreiding van ziekten en plagen sterk toenamen. De Staten-Generaal keurden het gewijzigde Verdrag in 1981 goed (kamerstukken II, 1980/81, 17 031, nr. 1).

Tweede wijziging van het Internationaal Verdrag ter bescherming van planten

De FAO-conferentie heeft de tweede wijziging van het Verdrag in november 1997 aanvaard tijdens haar 29ste zitting, (Trb. 1998, 125 en Trb. 2000, 31). Na deze wijziging stemt het Verdrag overeen met de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (Trb. 1994, 235, blz. 60). Voorts zijn hierbij de procedures rond de totstandkoming van internationale fytosanitaire standaarden vastgelegd. Door deze wijziging is tevens de mogelijkheid gecreëerd voor regionale economische organisaties, zoals de Europese Gemeenschap, partij te worden bij het Verdrag. De bovengenoemde wijzigingen brengen voor de landen die partij zijn, geen nieuwe verplichtingen met zich.

Naast de hierboven genoemde elementen is voor de internationale handel de belangrijkste wijziging het opnemen van een nieuwe categorie ziekten, namelijk de gereguleerde niet-quarantaineziekten, naast de reeds bestaande categorieën quarantaine- en niet-quarantaineziekten. Gereguleerde niet-quarantaineziekten zijn niet-quarantaineziekten waarvan de aanwezigheid in uitgangsmateriaal een economisch onaanvaardbaar effect heeft en daarom in het importerend land is gereguleerd. Bij import kunnen eisen worden gesteld aan uitgangsmateriaal op voorwaarde dat het importerend land binnen de eigen landsgrenzen deze eisen ook stelt. Door de introductie van deze nieuwe categorie ziekten is het Verdrag voor Nederland op fytosanitair gebied van groter belang geworden dan voorheen, omdat het hierdoor niet meer mogelijk is dat Verdragsluitende Partijen strengere eisen stellen aan uitgangsmateriaal dat geïmporteerd wordt dan aan uitgangsmateriaal dat afkomstig is van het eigen grondgebied. Dit is voor Nederland van groot belang omdat Nederland voornamelijk uitgangsmateriaal exporteert. Nederland had er in het verleden met name last van dat een importerend land strengere eisen stelde aan vanuit Nederland geïmporteerd uitgangsmateriaal dan aan het uitgangsmateriaal afkomstig uit het desbetreffende land zelf. De toevoeging van gereguleerde niet-quarantaineziekten heeft geen gevolgen voor de Nederlandse situatie, omdat in Nederland aan te importeren producten dezelfde eisen worden gesteld als aan de nationale producten. De nationale regelgeving behoeft daarom op dit punt niet te worden aangepast.

Artikel 2 van de goedkeuringswet

Op grond van het bepaalde in artikel XXI, vierde lid, gelezen in samenhang met het vijfde lid, van het Verdrag wordt een wijziging van het Verdrag voor alle Verdragsluitende partijen van kracht op de dertigste dag nadat twee derde van de Verdragsluitende Partijen de wijziging heeft aanvaard. Dit betekent dat de wijziging alsdan ook van kracht wordt voor de Verdragsluitende Partijen die de wijziging van het Verdrag nog niet hebben aanvaard. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat Nederland aan een wijziging van het Verdrag gebonden wordt, alvorens de Staten-Generaal het Verdrag hebben goedgekeurd. Dit is het geval als Nederland niet bij de groep van twee derde van de Verdragsluitende Partijen behoort die het Verdrag heeft aanvaard. Om deze situatie te vermijden, is artikel 2 opgenomen. Hierin is met gebruikmaking van het bepaalde in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaald dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet vereist is, indien de wijziging van het Verdrag al van kracht is geworden. Hierbij geldt evenwel de uitzondering dat dit niet geldt voor wijzigingen die afwijken van de Grondwet of tot een dergelijke afwijking nopen.

Alle verdragswijzigingen zullen uiteraard zo spoedig mogelijk ter parlementaire goedkeuring worden aangeboden. Voor het – theoretische – geval dat een wijziging bedoeld in het vierde lid van artikel XXI van het Verdrag, dus een wijziging die geen nieuwe verplichtingen inhoudt, in werking zou treden voordat deze is goedgekeurd en door het Koninkrijk aanvaard, wordt aldus machtiging gevraagd om in dat geval een verdere goedkeuringsprocedure achterwege te laten.

Koninkrijkspositie

Evenals het oorspronkelijke Verdrag en de eerste wijziging van het Verdrag zal de tweede wijziging van het Verdrag voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Naar boven