nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2003
In mijn brief van 11 december 2002 (kamerstuk 27 505, nr. 5), aan
uw Kamer heb ik geschreven dat ik de ontwikkeling van de APA/ATR-praktijk
op de voet zou volgen. Om een extra impuls aan de ontwikkeling van de praktijk
te geven heb ik besloten een aantal maatregelen te nemen.
Zoals ik u reeds eerder heb bericht is de ruling-praktijk per 1 april
2001 vervangen door de APA/ATR-praktijk. Deze vervanging was noodzakelijk
om de rulingpraktijk in overeenstemming te brengen met de OESO-richtlijnen
voor verrekenprijzen uit 1995. Dit moet mede worden gezien in het licht van
de internationale belastingconcurrentiediscussies in de EU en OESO. In de
APA-praktijk dient de verrekenprijs conform OESO-regels adequaat onderbouwd
te worden. Voorts is voor dienstverleningslichamen een substance- en risicotest
opgenomen. Deze verzwaring ten opzichte van de oude rulingpraktijk is uitdrukkelijk
beoogd1.
Gebleken is dat de invoering van nieuw beleid gewenning vraagt van zowel
de zijde van de belastingdienst als van de zijde van belastingplichtigen en
hun adviseurs. Dit geldt zowel voor de invulling van de substance-eisen, de
toepassing van het goede trouw besluit2, als voor
de OESO-conforme onderbouwing van de verrekenprijzen. Dit tegen de achtergrond
van complexe gevallen. Over de APA/ATR-praktijk heeft verschillende keren
overleg plaatsgevonden met belastingadviseurs over zowel de regelgeving als
de uitvoering daarvan. Gezegd kan worden dat beide kanten ervaring moeten
opdoen met de nieuwe «spelregels». Uit de signalen die ik uit
de praktijk ontvang is mij verder gebleken dat belastingplichtigen en hun
adviseurs toch moeite blijven houden met het indienen van volledige verzoeken
en de OESO-conforme onderbouwing van de verrekenprijzen.
Ik heb daarom besloten de uitvoeringspraktijk een extra impuls te bieden
door een aantal maatregelen te nemen die het aanvraagproces meer stroomlijnen.
Allereerst bied ik vanaf heden de mogelijkheid voor een zogenaamde «pre-filingmeeting»
voor APA-verzoeken, waarin de belastingplichtige voorafgaand aan het APA-verzoek
met het APA/ATR-team kan overleggen. Dit biedt het voordeel dat in de voorfase
voor de belastingplichtige al duidelijk kan worden welke informatie nodig
is en welke concrete elementen in een specifieke casus van belang zijn voor
het APA-verzoek. Een dergelijke mogelijkheid bestaat op dit moment niet. Nu
is het gebruikelijk dat pas na een APA-verzoek overleg plaatsvindt tussen
belastingplichtige en de belastingdienst.
De «pre-filingmeeting» kan de administratieve last die met
een APA-verzoek samenhangt verlichten, omdat op voorhand duidelijk is welke
informatie wordt verlangd. De «pre-filingmeeting» kan daardoor
een nuttige rol vervullen. Vanzelfsprekend is een dergelijke bijeenkomst optioneel
(dus niet verplicht) en biedt belastingplichtige een mogelijkheid om met de
belastingdienst in een vroeg stadium te communiceren.
Ten tweede schrijf ik voor dat voor APA's voortaan een gezamenlijk case-managementplan
(stappenplan) tussen het APA/ATR-team en de belastingplichtige wordt opgesteld.
In dit plan zal het APA/ATR-team in samenspraak met de belastingplichtige/adviseur
vastleggen hoe het traject van afgifte van de APA zal verlopen. Hierin wordt
ook de beoogde doorlooptijd van het verzoek in overleg met belastingplichtige
vastgelegd. Een dergelijk plan heeft als voordeel dat het de belastingplichtige
zekerheid geeft over de voorziene, maar ook reële, termijn van afhandeling.
Nu geldt dat complexe fiscale structuren in de praktijk een doorlooptijd kennen
die aanzienlijk kan zijn. Dit geeft onzekerheid bij de belastingplichtige
over de afhandelingstermijn. Met het stappenplan wordt beoogd deze onzekerheid
te verkleinen. Hiermee wordt de streeftermijn van 8 weken vervangen door een
in onderling overleg afgesproken reële behandelingstermijn1. Uiteraard blijft het streven om de behandelingstermijn tot een zo
kort mogelijke duur te beperken.
Tot slot wil ik kleine bedrijven in de administratieve sfeer ondersteunen
door de werkverdeling tussen belastingdienst en belastingplichtige in een
voor de belastingplichtige gunstige zin aan te passen op het punt van de onderbouwing
van verrekenprijzen. De belastingdienst zal waar mogelijk een bijdrage leveren
aan aanlevering van vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen.
Dit moet het voor kleinere bedrijven makkelijker maken tot een aanvraag te
komen. Mij is namelijk gebleken dat met name kleine bedrijven opzien tegen
de administratieve werklast die samenhangt met een APA-aanvraag. Het spreekt
voor zich dat belastingplichtige nog steeds wel de feitelijke informatie (organisatie,
functies, risico's etc), de onderbouwing van de te hanteren verrekenprijsmethode
en de (beoogde) verrekenprijs aan dient te leveren. Ik onderzoek op dit moment
nog welke bedrijven hiervoor in aanmerking kunnen komen en hoe dit het beste
vormgegeven kan worden.
Met de hiervoor beschreven maatregelen beoog ik een impuls te geven aan
de ontwikkeling van de APA/ATR-praktijk. Door de «prefilingmeeting»
wordt de communicatie met belastingplichtige verbeterd. Het stappenplan geeft
zekerheid aan belastingplichtige over de beoogde termijn van afhandeling.
Voor kleine bedrijven wordt de administratieve last verminderd door hen te
ondersteunen bij het vinden van vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen.
Al met al verwacht ik dat door deze maatregelen het aanvraag- en afgifteproces
van APA's meer gestroomlijnd zal verlopen.
De Staatssecretaris van Financiën,
S. R. A. van Eijck