Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27505 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27505 nr. 6 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 januari 2003
Tijdens het Algemeen Overleg over het Nederlandse vestigingsklimaat met uw Vaste Commissie voor Financiën op 18 december 2002 heb ik u toegezegd u nader schriftelijk te informeren over een aantal onderwerpen.
Zoals toegezegd doe ik u toekomen een overzicht van de afgedane verzoeken onderverdeeld naar rulingsoort en APA's/ATR's in de periode van 1 januari 2002 tot 1 december 2002 (bijlage 1). Cijfers over het gehele jaar 2002 zullen worden opgenomen in het Beheersverslag 2002 van de Belastingdienst.
Tijdens het genoemde overleg heb ik u uitgenodigd voor een bezoek aan het APA/ATR-team van de Belastingdienst in Rotterdam. U heeft aangegeven daarop graag te willen ingaan. Graag zou ik van u vernemen wanneer u het APA/ATR-team wilt bezoeken.
Tijdens de behandeling van de Najaarsnota is aan mijn Minister gevraagd naar de rol van de Belastingdienst bij de verslechterde financiële positie van pensioenfondsen.
De Belastingdienst heeft daarin geen rol gespeeld. De belastingwetgeving in Nederland bevordert juist het pensioensparen. De premies zijn aftrekbaar, de aanspraken zijn bij de pensioengerechtigden vrijgesteld, de aangroei bij het fonds is onbelast en pas als de pensioenuitkeringen gaan vloeien vindt heffing plaats. Vandaar ook dat Nederland als een van de weinige landen in Europa, ook na de recente verliezen in de beleggingssfeer, bijna volledig gedekte pensioenaanspraken heeft.
Voorzover pensioenfondsen hebben besloten tot terugstortingen is dit niet gebeurd op aandrang van de Belastingdienst. Bij de beoordeling of een pensioenlichaam in aanmerking komt voor de vrijstelling van vennootschapsbelasting toetst de Belastingdienst of doel en werkzaamheden van het fonds overeenkomen met de wettelijke eisen. De hoogte van de winst die pensioenfondsen op hun beleggingen maken is niet van invloed op deze beoordeling.
Daarbij wijs ik u graag op het volgende. In een brief van 18 december 20021 heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informatie gegeven over de stand van zaken rond de dekkingsgraden van pensioenfondsen. In dit overzicht wordt ook aandacht besteed aan terugstortingen door pensioenfondsen. Uit het overzicht blijkt dat 138 fondsen (met in totaal 480 000 deelnemers) een onderdekking hebben en dat slechts 3 van deze 138 fondsen in de afgelopen vijf jaar een terugstorting hebben gedaan. De PVK komt tot de conclusie dat de oorzaak van de onderdekking is gelegen in het berekenen van lagere dan kostendekkende premies en dat dit door de beursontwikkeling zichtbaar is geworden.
Zoals toegezegd informeer ik u over de positie van Duitsland en België met betrekking tot de aanpassing van de belastingvrijstelling voor de proviandering en bevoorrading van binnenschepen.
In Duitsland gold tot 1 januari 2003 een BTW-nultarief voor de levering van gasolie en smeermiddelen aan uitgaande binnenschepen. Voor de proviandering en bevoorrading van binnenschepen en de levering van boordbenodigdheden aan exploitanten van binnenschepen geldt (en gold) geen BTW-nultarief en moet (en moest) dus gewoon BTW worden voldaan. Het Duitse Ministerie van Financiën heeft mij in oktober van 2002 bericht dat zij de bijzondere regeling met betrekking tot het BTW-nultarief voor de levering van gasolie en smeermiddelen ook zou beëindigen. Uit de brief van 23 december 2002 van het Duitse Ministerie van Financiën blijkt dat Duitsland de regeling inderdaad per 1 januari 2003 heeft ingetrokken. Deze brief heb ik bij dit antwoord gevoegd.2 Het Belgische Ministerie van Financiën heeft mij eveneens vorig jaar bericht dat zij het BTW-nultarief voor de levering van gasolie en smeermiddelen, de proviandering en bevoorrading van binnenschepen met een ingangsdatum van 1 januari 2003 heeft aangepast. Het bericht van het Belgische Ministerie van Financiën waaruit de aanpassing blijkt heb ik bij mijn antwoord gevoegd (bericht genummerd T/129/2002 en de aanschrijving ET100 967 van 17 september '01).2 Tot 1 januari 2003 gold in België een BTW-nultarief voor de levering van gasolie en smeermiddelen, en de proviandering en bevoorrading van binnenen buitenlandse binnenschepen. Dit BTW-nultarief is ingetrokken met uitzondering van leveringen van gasolie en smeermiddelen aan binnenschippers, die over een speciale Belgische vergunning beschikken. Deze vergunning geldt voor Belgische binnenschippers die minder dan 5 binnenschepen exploiteren, die afzien van ieder recht op aftrek van BTW en die forfaitair in de inkomstenbelasting belast worden. Over andere kosten dan diesel en smeerolie betalen deze binnenschippers volledig BTW, die zij niet kunnen terugvorderen van de Belgische belastingdienst (bijvoorbeeld de BTW op de kosten van de bevoorrading). Deze Belgische regeling is goedgekeurd als een uitzondering op de Zesde BTW-richtlijn, omdat België deze regeling als een vereenvoudigings c.q. anti-misbruikmaatregel bij de tot standkoming van de 6e BTW-richtlijn in 1977 bij de Europese Commissie heeft aangemeld en daarvoor een goedkeuring heeft gekregen.
Voor de levering van boordbenodigdheden aan binnenschepen voor de binnenlandse commerciële vaart, de levering van binnenschepen en het onderhoud, de verhuur en de bevrachting van binnenschepen voor de binnenlandse commerciële vaart gold en geldt in België een BTW-nultarief. Dit nultarief is eveneens goedgekeurd als een uitzondering op de 6e BTW-richtlijn, omdat België deze regeling als vereenvoudigings- c.q. anti-misbruikbepaling bij de tot standkoming van de 6e BTW-richtlijn in 1977 bij de Europese Commissie heeft aangemeld en daarvoor een goedkeuring heeft gekregen.
De situatie met betrekking tot de vrijstelling van accijns in België en Duitsland is een andere en deze heb ik reeds geschetst in mijn antwoord op de vragen van de heer Hofstra (Kamerstukken II 2002–3003, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 454, blz. 955 tot en met 957). In België werd en wordt geen vrijstelling van accijns verleend in het kader van de proviandering in de binnenvaart. Uit de aard der zaak zijn er dan ook geen officiële mededelingen inzake de afschaffing. In Duitse accijnswetgeving is evenmin in een dergelijke vrijstelling voorzien. Duitsland kent nog wel een bepaling in zijn douanewetgeving op grond waarvan het brengen van een goed naar een andere lidstaat in sommige gevallen als een uitvoer wordt aangemerkt. Op basis van deze bepaling wordt ook het brengen van proviand en scheepsbenodigdheden naar een andere lidstaat als uitvoer aangemerkt, waardoor de facto een mogelijkheid tot accijnsvrijstelling wordt gecreëerd. Deze mogelijkheid is echter beperkt tot de voorraden welke aan boord van het binnenschip zullen worden verbruikt en voorts is deze regeling slechts van toepassing voorzover na de proviandering (het aan boord nemen van de goederen) in Duitsland geen haven meer wordt aangedaan. Bij eerdere gelegenheden heeft het Duitse Ministerie van Financiën bevestigd dat de regeling – mede door de gestelde voorwaarden – slechts beperkt toepassing vindt.
Concluderend zou ik het volgende willen opmerken. Zoals ik eerder in mijn beantwoording van de vragen van de heer Hofstra heb aangegeven zijn er Europees-rechtelijk geen mogelijkheden om het BTW-nultarief te handhaven. Uit de van Duitsland en België verkregen informatie blijkt dat deze landen – net als Nederland – hun wetgeving conform de regels van het Europese recht hebben aangepast. De positie van Duitsland en België op dit gebied geven mij dan ook geen aanleiding om een eventuele handhaving van het BTW-nultarief – in strijd met het Europese recht – te overwegen. Ter zake van de accijnsvrijstelling zijn de beleidsmatige gronden die in het verleden aanleiding zijn geweest tot de afschaffing daarvan nog onverkort van toepassing. De situatie in de buurlanden geeft mij geen aanleiding om deze afschaffing te heroverwegen.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Specificatie afgedane verzoeken naar rulingsoort en APA's/ATR's van 1 januari 2002 tot 1 december 2002
Aantallen | ||||
---|---|---|---|---|
Nieuw (afgegeven) | Verlengd (afgegeven) | Afgewezen | Ingetr./buiten behandeling | |
Rulings | ||||
Houdster | 35 | 1 | 2 | 7 |
Financiering | 5 | 1 | 1 | 3 |
Royalty | 2 | – | 1 | 2 |
Cost-plus/sales minus | 16 | 2 | 7 | 8 |
Vaste inrichting financiering | – | – | – | 1 |
Informeel Kapitaal | – | 1 | – | – |
Overig | 50 | 1 | 19 | 10 |
Subtotaal | 108 | 6 | 30 | 31 |
APA | 11 | – | 20 | 27 |
ATR | 129 | – | 51 | 34 |
Totaal | 248 | 6 | 101 | 92 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27505-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.