nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Waterstaatswet 1900 in verband met de instelling van de Commissie
van advies inzake de waterstaatswetgeving.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage,
14 november 2000
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wederom wenselijk is een
college van advies van het Rijk in zaken van wetgeving op het gebied van de
waterstaatszorg in te stellen en dat het in verband met artikel 79 van de
Grondwet, in samenhang met de Kaderwet adviescolleges, noodzakelijk is daartoe
wettelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Waterstaatswet 1900 wordt na paragraaf 3 een paragraaf ingevoegd,
luidende:
§ 3a. Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving
Artikel 5a
1. Er is een Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving die tot
taak heeft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren
over de inhoud en structuur van de wetgeving op het gebied van de waterstaatszorg.
2. De Commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 6 andere leden.
ARTIKEL II
Paragraaf 3a van de Waterstaatwet 1900 vervalt met ingang van 1 januari
2005.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. Indien het Staatsblad
waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2000,
treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari
2001.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,