nr. 68a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 23 juni
2000 en het nader rapport d.d. 26 september 2000, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2000, no. 00.003382, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag
inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals
gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.
Met het Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli
1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, (hierna: het verdrag)
wordt beoogd de operationele capaciteit van de luchtmachten van de European
Air Group (EAG) te verbeteren. Aanvankelijk bestond het samenwerkingsverband
alleen tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Zij hebben het verdrag
door middel van een Protocol aangepast en een aantal staten verzocht toe te
treden.
De toelichtende nota laat een aantal vragen onbeantwoord welke hierna
aan de orde zullen worden gesteld.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 mei 2000,
nr. 00.003382, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 23 juni 2000, nr. WO7.00.0208/II, bied ik U hierbij
aan.
1. Het verdrag gold in eerste instantie slechts tussen Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk. Na aanpassing van het verdrag door middel van een Protocol
hebben deze landen Italië en recentelijk ook Nederland, België,
Duitsland en Spanje gevraagd toe te treden. De doelstelling van de EAG is
het verbeteren van de operationele capaciteit van de betrokken luchtmachten
om operaties uit te voeren bij het nastreven van gemeenschappelijke belangen.1 De EAG draagt onder andere bij aan de defensiesamenwerking
in Europa en versterkt tevens de Europese bijdrage aan de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO).
a. Met termen als «gemeenschappelijke belangen» en «defensiesamenwerking»
wordt onvoldoende duidelijk gemaakt welke functie de EAG heeft of waaruit
de taak van de EAG bestaat. Daarbij zou de relatie toegelicht moeten worden
tot het veel grotere NAVO-verband, in het bijzonder ook in het licht van de
artikelen 1, tweede lid, en 2 van het verdrag.
b. Daarnaast zou in de toelichtende nota aandacht moeten worden besteed
aan de keuze van de genoemde landen, waarbij ingegaan zou moeten worden op
de vraag waarom juist deze landen zijn gevraagd toe te treden en niet ook
andere Europese NAVO-leden.
De Raad van State adviseert de toelichtende nota op voornoemde punten
aan te vullen.
1a. Gelet op het advies van de Raad van State is paragraaf 2 (De
EAG) aangepast.
1b. Zoals door de Raad is geadviseerd, is aan het eind van paragraaf 1
(Inleiding) een alinea toegevoegd.
2a. In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt militair personeel genoemd.
In de toelichtende nota wordt niet ingegaan op de definitie van deze term.
Het is daarom onduidelijk of het gaat om militairen in de zin van artikel
1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Omdat in het
verdrag, net als in voornoemde wet, verschillende arbeidsrechtelijke onderwerpen
worden geregeld, zoals de regeling van de tandarts- en ziektekosten, en deze
van invloed zijn op de rechtspositie van de betrokkenen, dient hierover in
de toelichtende nota duidelijkheid te worden geschapen.
b. Hetzelfde geldt voor het burgerpersoneel genoemd in artikel 6, eerste
lid, onderdeel b, dat bij de EAG betrokken is. De afbakening en rechtspositie
van deze groep zouden eveneens duidelijk dienen te worden gemaakt in de toelichtende
nota.
c. In artikel 6, tweede lid, staan de afhankelijke personen («dependants»)
vermeld waaronder vallen de «spouse» en kinderen. De Engelse term
«spouse» staat voor wettige echtgenoot of echtgenote. In het Nederlands
recht wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de relatie van de militair
en diens partner. Door slechts te verwijzen naar de «spouse» als
typering voor de term «afhankelijke», wordt gesuggereerd dat andere
familierechtelijke relaties die erkend zijn in het Nederlands recht, niet
onder dit begrip geschaard kunnen worden. Om hierover duidelijkheid te hebben
dient in de toelichtende nota hierop te worden ingegaan.
2a, 2b, 2c. Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven; de eerste alinea
van paragraaf 3 (Het Verdrag) is uitgebreid.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Defensie, verzoeken mij te
machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de
gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen