Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27479 nr. 1;68 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27479 nr. 1;68 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2000
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 1 november 2000.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 december 2000.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999 (Trb. 2000, 105).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Op 27 juni 1995 hebben de Ministers van Defensie van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de «Franco-British European Air Group» ingesteld.
Op 1 januari 1998 is de naam van het samenwerkingsverband gewijzigd in de «European Air Group» (Europese groep van luchtmachten; EAG). Hiermee werd de ontwikkeling tot uitdrukking gebracht van een binationale tot een multinationale organisatie. Deze samenwerking is vastgelegd in het op 6 juli 1998 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de European Air Group (hierna te noemen het Verdrag).
Teneinde het volledige lidmaatschap van de EAG voor andere staten mogelijk te maken is het Verdrag gewijzigd bij het op 16 juni 1999 te Londen totstandgekomen Wijzigingsprotocol (hierna te noemen het Protocol). Staten kunnen het lidmaatschap van de EAG verkrijgen door, na hiertoe te zijn uitgenodigd, een akte van toetreding bij de depositaris van het Verdrag (het Verenigd Koninkrijk) te hebben neergelegd. Nadat het Verenigd Koninkrijk namens de EAG eerder reeds Italië had uitgenodigd lid te worden van het samenwerkingsverband, werden op 4 juli 1999 tevens Nederland, België, Duitsland en Spanje hiertoe uitgenodigd.
De gevraagde goedkeuring heeft derhalve betrekking op een toetreding van het Koninkrijk der Nederlanden tot het Verdrag, zoals gewijzigd.
In beginsel staat lidmaatschap open voor alle staten die lid zijn van de West Europese Unie. De oprichters van de EAG hebben echter om pragmatische redenen alleen de genoemde landen uitgenodigd om de kern te gaan vormen van deze organisatie teneinde de EAG tot wasdom te laten komen met een beperkt aantal landen dat kwalitatief en kwantitatief in Europees verband voorop loopt.
De EAG is een multilateraal samenwerkingsverband tussen een aantal luchtmachten van Europese landen en draagt in die zin bij aan de defensiesamenwerking in Europa. Zij dient te worden beschouwd als een organisatie die «zaken mogelijk maken». Verder is zij een complementaire organisatie ten opzichte van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), met dien verstande dat er geen structurele of institutionele relaties tot de NAVO bestaan. In het licht van de Europese Veiligheid en Defensie Identiteit en het NAVO «Defence Capabilities Initiative» is de EAG echter wel opgericht met het oogmerk om de Europese dimensie binnen het NAVO-bondgenootschap te versterken.
De doelstelling van de EAG is het verbeteren van de operationele capaciteit van de betrokken luchtmachten om operaties uit te voeren bij het nastreven van gemeenschappelijke belangen. Dit gebeurt primair door activiteiten die de samenwerking bevorderen met betrekking tot bijvoorbeeld oefeningen, studies en overleg.
Twee initiatieven hebben geleid tot het streven naar een meer doelmatige en effectieve inspanning door middel van internationale militaire samenwerking. De eerste heeft betrekking op de Europese Veiligheid en Defensie Identiteit (EVDI) die in het kader van de Europese Unie is geformuleerd. Aangezien de EVDI-doelstellingen door Nederland worden ondersteund en de EAG die doelstellingen heeft overgenomen, kan toetreding tot de EAG worden beschouwd als een Nederlandse steun aan de EVDI. Het tweede initiatief past in het NAVO «Defence Capabilities Initiative» (DCI) waarbij kernpunten als interoperabiliteit en verwerving van nieuwe, of uitbreiding van bestaande «kritieke» capaciteiten worden nagestreefd. Hiermee bestaat tussen het DCI en de EAG een directe relatie.
Ten aanzien van de doelstelling om de operationele capaciteiten van de deelnemende luchtmachten te verhogen, gelden in EAG-verband de volgende concrete taken:
– het uitvoeren van oefeningen;
– het op elkaar afstemmen van procedures die in de verschillende landen worden gebruikt;
– het streven naar standaardisatie van onderhoudsmiddelen;
– het vergaren van een dieper inzicht van de operationele capaciteit van de andere deelnemende landen.
Deelname aan de EAG past in het Nederlandse streven naar internationale samenwerking waarbij interoperabiliteit en doelmatigheid voorop staan. Daarbij kan de Koninklijke Luchtmacht profiteren van de complementariteit van middelen en elementen die de deelnemers aan de EAG kunnen leveren en dient het lidmaatschap derhalve te worden gezien in het licht van het praktische operationele nut.
Het Verdrag regelt de instelling van een samenwerkingsverband van de luchtmachten van de aangesloten landen onder de naam EAG. Aansturing vindt plaats door een Stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken. Artikel 6 van het Verdrag bevat een bepaling met betrekking tot het personeel van de EAG dat onder nationaal bevel zal blijven staan. Met het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde militair personeel wordt voor Nederland verstaan de militair in werkelijke dienst zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (Amar; Stb. 1982, 279) en met het in onderdeel b genoemde burgerpersoneel de ambtenaar zoals bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard; Stb. 1993, 350).
Het op 19 juni 1951 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (het NAVO-Statusverdrag; Trb. 1951, 114) is op de rechtspositie van het personeel van de EAG van toepassing. In overeenstemming met de in het Statusverdrag van 1951 opgenomen definities wordt onder het in artikel 6, tweede lid, van het EAG-verdrag gehanteerde begrip «gezinsleden» verstaan de wettelijke echtgenotes/echtgenoten en de kinderen. Dit betekent derhalve dat andere binnen het Nederlandse recht erkende familierechtelijke relaties niet onder het begrip «gezinslid» vallen.
Het Verdrag kent aan de EAG geen (internationale) rechtspersoonlijkheid toe. Ook is niet voorzien in de mogelijkheden eenheden onder bevel van de EAG te stellen.
De EAG zal opereren op basis van een gemeenschappelijk budget waaraan de deelnemende staten gelijkelijk zullen bijdragen. Momenteel nemen naast het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de uitgenodigde staten reeds de facto deel aan de EAG. Nederland draagt derhalve een zevende deel van de kosten. Gezien de omstandigheid dat de EAG is gesitueerd op een bestaande installatie van de Britse Luchtmacht, blijft het totale budget van de EAG beperkt; voor het jaar 2000 is dit begroot op 95 000,- Britse ponden. Daarnaast heeft Nederland permanent twee officieren van de Koninklijke Luchtmacht bij de EAG geplaatst.
Verder bevat het Verdrag ten behoeve van de dagelijkse uitvoering van werkzaamheden bij de EAG bepalingen over onder meer de locatie van de EAG, de bevelsstructuur en gezagsverhoudingen, de personeelsaangelegenheden, de logistieke ondersteuning en de beveiliging alsmede de gebruikelijke bepalingen omtrent geschillenbeslechting.
Ten aanzien van de behandeling van gerubriceerd materiaal zijn de binnen de Noord- Atlantische Verdragsorganisatie overeengekomen regels en procedures van toepassing verklaard. Deze regels en procedures zijn vastgelegd in het NAVO-document CM (55) 15 (derde uitgave, 15 oktober 1997). Dit document regelt de nadere uitvoering van de algemene beleidsbepalingen die zijn vastgelegd in het op 6 maart 1997 te Brussel totstandgekomen Verdrag tussen de Partijen bij Noord-Atlantisch verdrag inzake de beveiliging van gegevens (Trb. 1998, 187).
Het Verdrag bevat twee bijlagen. In bijlage A wordt de logistieke en administratieve ondersteuning aan de EAG opgesomd. Die ondersteuning is als volgt onderverdeeld:
• ondersteuning die door het Verenigd Koninkrijk gratis wordt verstrekt;
• ondersteuning die door het Verenigd Koninkrijk wordt verstrekt, maar waarvan de kosten door de aangesloten landen op basis van een verdeelsleutel worden gedragen. Ingevolge de bij het Protocol van 16 juni 1999 gewijzigde bijlage B, waarin de verdeelsleutel is vastgelegd, worden die kosten gelijk verdeeld over de aangesloten landen;
• ondersteuning waarvan de kosten door de aangesloten landen zelf worden gedragen.
De in de bijlagen vastgelegde regeling is in samenwerkingsvormen als de onderhavige gebruikelijk. De bijlagen maken een integrerend onderdeel uit van het Verdrag en zijn gelet op hun inhoud aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden.
Het Verdrag zal, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27479-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.