nr. 62
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2000
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 1 november 2000. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 december
2000.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
de op 21 december 1998 te Genève totstandgekomen Wijzigingen van de
Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige
levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer
(ATP) (Trb. 2000, 114).1
Een toelichtende nota bij deze verdragswijzigingen treft U eveneens hierbij
aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
TOELICHTENDE NOTA
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).
De onderhavige wijzigingen betreffen de op 1 september 1970 te Genève
tot stand gekomen Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf
onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij
dit vervoer (het zogenoemde ATP-verdrag; zie Trb. 1972, 112 en, laatstelijk,
Trb. 1998, 71). De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) heeft
de tekst van de voorgestelde wijzigingen op 21 december 1998 van de «Working
Party on the Transport of Perishable Foodstuffs of the Inland Transport Committee»
van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties ontvangen
en deze op 27 juli 1999 aan de Overeenkomstsluitende Partijen medegedeeld.
Het wijzigingsvoorstel heeft betrekking op artikel 18 van het verdrag.
Dat artikel bevat de regels voor het wijzigen van het verdrag en de bijlage,
alsmede de termijnen voor het aanvaarden en het van kracht worden van de wijzigingen.
De voorgestelde wijziging ziet allereerst op het bekorten van de termijnen
in het derde en het vijfde lid, onder b, tweede gedachtestreepje, van negen
naar zes maanden, en in het zesde lid van zes naar drie maanden. Dit betekent
dat, wanneer partijen ingevolge het tweede lid, onder b, van artikel 18 hebben
kennisgegeven dat het voornemen bestaat om een wijzigingsvoorstel te aanvaarden,
maar dat aan de voor die aanvaarding noodzakelijke voorwaarden nog moet worden
voldaan, zij na afloop van de zes maanden na de datum van de kennisgeving
van de SGVN nog eens zes maanden de tijd hebben om hun eventueel bezwaar tegen
de wijziging in te dienen. Mocht in deze periode van in totaal 12 maanden
geen bezwaar zijn gemaakt, dan zal de wijziging na afloop van die termijn
geacht worden te zijn aanvaard en drie maanden erna voor alle partijen bij
het verdrag van kracht worden. Door de termijnen te bekorten zal in de nieuwe
situatie de wijziging reeds na 15 maanden in werking kunnen treden, in plaats
van 21 maanden zoals thans geregeld.
Verder heeft de voorgestelde wijziging betrekking op een uitbreiding van
het zesde lid van artikel 18, met de bepaling dat een partij die een wijzigingsvoorstel
indient daarbij kan aangeven dat de wijziging niet drie maanden na de datum
van aanvaarding ervan, maar op een later tijdstip van kracht wordt.
De Nederlandse regering heeft overeenkomstig het gestelde in artikel 18,
tweede lid, onder b, van het verdrag de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties in kennis gesteld van haar voornemen om de door de werkgroep voorgestelde
wijzigingen van artikel 18, waarvoor thans de goedkeuring wordt gevraagd,
te aanvaarden, onder vermelding dat zij hiertoe pas kan overgaan nadat aan
de noodzakelijke voorwaarden hiervoor is voldaan.
De wijzigingen zullen voor wat het Koninkrijk betreft, evenals het verdrag
zelf, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen