Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27472 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27472 nr. 3 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de formele wetgeving in verband met de vervanging van de gulden door de euro. Het is eerder aangekondigd in de brief van ondergetekenden van 7 april 1999 inzake de euro en de wetgeving («de wetgevingsbrief»; kamerstukken II 1998/99, 25 107, nr. 32), alsook in de brief van 7 februari 2000 (kamerstukken II 1999/2000, 27 042, nr. 1), de zogenoemde «beleidsbrief». In eerstgenoemde brief werd de aanpak van het wetgevingsproces in verband met de invoering van de euro geschetst. In laatstgenoemde brief gaven wij inhoudelijk aan hoe guldensbedragen in de wetgeving zullen worden omgezet in eurobedragen.
Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de in de beleidsbrief neergelegde voornemens, voorzover deze betrekking hebben op de wetgeving in formele zin, met twee uitzonderingen:
– tegelijk met dit wetsvoorstel wordt een afzonderlijk voorstel van rijkswet ingediend, dat strekt tot aanpassing van rijkswetten;
– zoals reeds in de beleidsbrief werd uiteengezet, zal de aanpassing van een deel van de formele wetgeving om diverse redenen niet plaatsvinden in de onderhavige verzamelwet, maar worden «meegenomen» in andere wetgevingstrajecten. Dit geldt onder meer voor de fiscale wetgeving.
Inhoudelijk bevat dit wetsvoorstel ten opzichte van de beleidsbrief geen nieuwe voorstellen. Daarom bestaat deze memorie van toelichting voor een deel uit herhalingen van relevante passages uit de wetgevings- en de beleidsbrief. Daarvoor is gekozen om deze toelichting zelfstandig leesbaar te maken.
2. Noodzaak van het wetsvoorstel
Het Europeesrechtelijk kader voor de invoering van de euro wordt, naast het Verdrag van Maastricht, in hoofdzaak gevormd door twee Verordeningen. De Verordening (EG) 974/98 van 3 mei 1998, Pb. EG L139/1, gebaseerd op artikel 109L, vierde lid-oud, (thans artikel 123) van het Verdrag, regelt dat de euro, onderverdeeld in 100 centen, de munteenheid van de deelnemende lidstaten is, en treft enkele voorzieningen voor de overgangsperiode gedurende welke ook de nationale munteenheden nog bestaan.
In dit verband is belangrijker de op artikel 235-oud (thans artikel 308) van het Verdrag gebaseerde Verordening (EG) 1103/97 van 17 juni 1997, Pb. EG L162/1, (verder: de 235-verordening). Artikel 3 van deze Verordening bevat het zogenoemde continuïteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de invoering van de euro niet ten gevolge heeft dat wijziging wordt gebracht in een rechtsinstrument. Onder rechtsinstrument wordt in dit verband verstaan: wettelijke en reglementaire bepalingen, bestuursakten, rechterlijke uitspraken, contracten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en muntstukken, alsmede andere instrumenten die rechtsgevolgen hebben. De verordening regelt voorts, dat verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die aan het einde van de overgangsperiode bestaan, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekenkoersen. De verordening geeft nauwkeurig aan, op welke wijze de omrekening moet geschieden.
Ook wetten in formele zin zijn rechtsinstrumenten in de zin van deze verordeningen. In beginsel vindt dus ook zonder uitdrukkelijke wetswijziging een omzetting van guldenbedragen in eurobedragen plaats: guldensbedragen in formele wetten moeten na 1 januari 2002 worden gelezen als de equivalente eurobedragen. Zoals in de wetgevingsbrief uiteengezet, zijn er echter twee redenen om toch tot uitdrukkelijke wetswijziging over te gaan:
a. Zonder uitdrukkelijke wetswijzigingen zouden in wetteksten nog tot in lengte van jaren guldenbedragen blijven voorkomen. De gebruikers van de wet zouden deze bedragen telkens zelf moeten omrekenen. Dat is doelmatig noch gebruiksvriendelijk.
b. Door de koers van € 1 = f 2,20371 veranderen bedragen in hele guldens bij omzetting van rechtswege in «gebroken» eurobedragen (bedragen met cijfers achter de komma). In de meeste gevallen blijkt dat geen probleem te zijn, maar in een minderheid van de gevallen wel. Zo kunnen sommige geautomatiseerde systemen geen gebroken bedragen verwerken, terwijl andere bedragen voor de praktijk gemakkelijk te onthouden moeten zijn.
3. De voorbereiding van het wetsvoorstel
De bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel gevolgde procedure is uiteengezet in de wetgevingsbrief. Daarbij is aangegeven, dat zich bij de voorbereiding van een wetsvoorstel als het onderhavige een dilemma voordoet. Vanuit het gezichtspunt van de uitvoering is het wenselijk dat de vanaf 1 januari 2002 geldende eurobedragen ruim voor die datum vaststaan, opdat voldoende tijd beschikbaar is voor de aanpassing van software, formulieren, voorlichtingsmateriaal en dergelijke. Vanuit het gezichtspunt van de wetgeving daarentegen is het juist wenselijk de betrokken wetswijzigingen zo laat mogelijk formeel vast te stellen. Dit laatste houdt verband met het gegeven, dat de te wijzigen regelgeving ook uit andere hoofde veelvuldig wordt gewijzigd. Zou het onderhavige wetsvoorstel bijvoorbeeld al begin 2000 in het Staatsblad hebben gestaan, dan zou daarin onvoldoende rekening kunnen zijn gehouden met de vele wetswijzigingen die in de loop van de jaren 2000 en 2001 nog tot stand zullen komen. Daarvoor zou dan nog een tweede aanpassingswet noodzakelijk zijn, die de eerste op een groot aantal punten zou wijzigen en aanvullen.
Gelet hierop is er voor gekozen de aanpassingwetgeving relatief laat in te dienen, maar de materiële inhoud daarvan zoveel mogelijk neer te leggen in een beleidsbrief, die nog voor de aanvang van het formele wetgevingsproces aan de beide kamers der Staten-Generaal wordt gezonden. Aldus kan de politieke besluitvorming over de omzettingsvoorstellen worden losgekoppeld van het formele wetgevingstraject en in de tijd naar voren worden gehaald.
De beleidsbrief is op 7 februari 2000 aan de Staten-Generaal gezonden. Zij is gebaseerd op een inventarisatie van alle bedragen en andere verwijzingen naar de gulden in de wet- en regelgeving op rijksniveau naar de stand van de regelgeving op 1 januari 1999. Ten behoeve van de voorbereiding van het onderhavige wetsvoorstel is deze inventarisatie geactualiseerd naar de stand van de regelgeving op 1 januari 2000. Begin 2001 zal een nieuwe actualisatieronde plaatsvinden naar de stand van 1 januari 2001; de resultaten daarvan zullen bij nota van wijziging in dit wetsvoorstel worden verwerkt. In de loop van 2001 zullen dan nog enkele actualisatieronden volgen; in ieder geval de laatste daarvan zal moeten worden verwerkt in een najaar 2001 in te dienen «bezemwetje».
De inventarisatie leverde in totaal een kleine 10 000 «treffers» op. Het overgrote deel daarvan betreft lagere regelgeving. Het onderhavige wetsvoorstel bevat ongeveer zeshonderd wijzigingen van formele wetten; dat is dus maar ongeveer 6% van het totaal! De nog tot stand te brengen verzamel-algemene maatregel van bestuur en verzamel-ministeriële regelingen zullen dus nog beduidend omvangrijker zijn dan dit wetsvoorstel.
4. Algemene aanpak bij de omzetting
Ten behoeve van een consistente omzetting van guldensbedragen in eurobedragen zijn rijksbrede richtlijnen vastgesteld, de zogenoemde «vuistregels». Deze vuistregels zijn als bijlage bij de beleidsbrief aan de Staten-Generaal overgelegd. Hoofdregel is dat bij de omzetting een omrekening plaatsvindt volgens de op Europees niveau vastgestelde regels (1 euro = f 2,20371), waarbij het resultaat wordt afgerond op hele eurocenten. Deze hoofdregel sluit aan bij de doelstelling om de financiële consequenties van de omzetting voor overheid en burgers te minimaliseren. Deze hoofdregel is reeds aangegeven in eerder genoemde wetgevingsbrief en wordt hier bevestigd.
4.2. Aanvullende regels: algemene categorieën afrondingssituaties
In slechts een relatief klein aantal gevallen (minder dan 10% van het totale aantal omzettingen) wordt een verdergaande afronding voorgesteld. Het gaat daarbij om de volgende vier algemene categorieën.
a. Bepalingen met afrondingsregels. Vrij veel wetten kennen bepalingen die inhouden dat het resultaat van een indexering of andere berekening wordt afgerond op hele guldens, dan wel op een veelvoud van 5 of 10 gulden. Voorgesteld wordt bestaande wettelijke afrondingsregels zoveel mogelijk te handhaven. Waar de doelstelling van financiële neutraliteit dit vergt, is gekozen voor afronding op kleinere eenheden.
b. Grens- en drempelbedragen. Veel regelingen kennen drempelbedragen waarboven of waaronder een bepaald recht of een bepaalde verplichting, zoals een recht op uitkering of subsidie, ontstaat. Voorgesteld wordt deze af te ronden indien de uitvoeringspraktijk dit vergt (om redenen van heldere communicatie ofwel het voorkómen van hoge automatiseringskosten) en er geen nadelige financiële gevolgen van enige omvang voor burgers of bedrijven uit voortvloeien.
c. Hanteerbaarheid van kleine bedragen. Kleine bedragen zijn soms afgerond als dit noodzakelijk is voor de uitvoerbaarheid en de hanteerbaarheid in het maatschappelijk verkeer. Hier gaat het om het gemakkelijk kunnen communiceren over of rekenen met het bedrag in kwestie. Ook hier geldt als uitgangspunt dat de afrondingen niet tot nadelige financiële gevolgen van enige omvang voor burgers of bedrijven mogen leiden.
d. Verdere verfijningen. In een aantal gevallen, waar zelfs met afronding op twee decimalen effecten van enige omvang zouden kunnen optreden, wordt voorgesteld om bedragen in meer dan twee cijfers achter de komma uit te drukken. Door toevoeging van een extra cijfer achter de komma blijft de bestaande precisie gehandhaafd.
In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt per ministerie aangegeven welke van deze vier categorieën van toepassing is op de formele wetgeving van dat ministerie.
4.3. Aanvullende beleidsbeslissingen in enkele specifieke situaties
In aanvulling op de bovengenoemde vier categorieën van afrondingsvoorstellen wordt een aantal specifieke beleidsbeslissingen voorgesteld, waarbij de hoofdregel evenmin onverkort gehandhaafd kan worden. Deze gevallen zijn in de beleidsbrief specifiek benoemd; zij worden hier herhaald voorzover zij betrekking hebben op wetgeving in formele zin die in dit wetsvoorstel wordt aangepast.
a. Boetebedragen (Ministerie van Justitie). Er zijn twee typen boetebedragen. De eerste betreft de boetecategorieën van het Wetboek van Strafrecht en een aantal bestuurlijke maximum boetebedragen in specifieke wetten. Voorgesteld wordt om deze maximumbedragen naar boven af te ronden op de helft van het huidige guldenbedrag. Het tweede type betreft de boetebedragen in de transactie- en vervolgingsrichtlijnen van het OM en in sommige andere regelgeving met bestuurlijke boeten, zoals de Wet Mulder. Dit zijn gefixeerde tarieven, die worden verkregen door de basisbedragen na indexatie af te ronden op veelvouden van f 10. Voorgesteld wordt hier om de in 2001 geldende (niet-afgeronde) basisbedragen om te zetten in euro en vervolgens af te ronden op veelvouden van vijf euro.
Diverse wetten kennen nu uiteenlopende minimumbedragen voor geldboeten. Dit minimum is overal op 5 euro gesteld; lagere boeten komen in de praktijk niet meer voor.
b. Boetebedragen Sociale Zaken (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Voorgesteld wordt om, in afwijking van het onder b gestelde en in overeenstemming met het onder c gestelde, maximum boetebedragen na omzetting rekenkundig af te ronden op hele euro's. Deze benadering sluit aan bij de hoofdregel van technische omzetting die in de sociale zekerheid strikt wordt gehanteerd. Doel hiervan is de effecten voor de burgers te minimaliseren. Ter wille van de hanteerbaarheid van de bedragen in de praktijk is gekozen voor afronding op hele euro's.
c. Huursubsidie (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer). Voorgesteld wordt om de berekening van de huursubsidie gedurende het tijdvak 1 juli 2001 tot 1 juli 2002 in guldens te blijven uitvoeren en pas vanaf 1 juli 2002 de berekening in euro's uit te voeren. Uiteraard geschiedt de uitbetaling en luiden de rechtsmiddelen vanaf 1-1-2002 wel in euro's. Er wordt dus gekozen voor toepassing van de hoofdregel (technische omzetting), maar op een ander tijdstip.
d. Indische pensioenen en oorlogsongevallenregeling (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Deze regelgeving bevat aanpassingen aan welvaartsontwikkelingen in de vorm van nominale guldenbedragen. Omzetting van die guldenbedragen in euro's zou afrondingen meebrengen die vervolgens cumuleren. Teneinde die consequentie te voorkomen wordt voorgesteld om de bepalingen met betrekking tot de aanpassingen te laten vervallen met ingang van 1 januari 2002 en alleen de op 31 december 2001 bestaande – in guldens uitgedrukte – aanspraken om te zetten in aanspraken die in euro's worden uitgedrukt. Met ingang van 1 januari 2002 kunnen die in euro's uitgedrukte aanspraken vervolgens periodiek worden aangepast aan de welvaartsontwikkeling.
Een meer uitgebreide toelichting op deze specifieke beslispunten is te vinden in de artikelsgewijze toelichting.
5. Budgettaire gevolgen en gevolgen voor de burger
Bij het formuleren van voorstellen voor de omzetting van guldenbedragen in eurobedragen is gelet op het waar mogelijk voorkómen van nadelige financiële gevolgen daarvan voor burger en bedrijfsleven. Daarnaast geldt het uitgangspunt om de hele omzettingsoperatie zo veel mogelijk budgettair neutraal te voltrekken; eventuele budgettaire effecten dienen overigens door de departementen zelf te worden opgevangen. Beide uitgangspunten zijn het best te verenigen bij een zo exact mogelijke (technische) omzetting.
In het gros van de gevallen (meer dan 90%) is dan ook volstaan met een technische omzetting. Het enige effect dat daarbij optreedt is het gevolg van de afronding op hele eurocenten. Dit levert in de regel een verwaarloosbaar effect op van maximaal een halve eurocent soms in het nadeel, soms in het voordeel van de burger.
Grotere effecten kunnen optreden wanneer een klein bedrag wordt vermenigvuldigd met een relatief grote vermenigvuldigingsfactor (bijvoorbeeld bij kilometervergoedingen en keuringstarieven). In die gevallen is het effect waar nodig beperkt door het basisbedrag in meer dan twee cijfers achter de komma uit te drukken (categorie 4 uit paragraaf 4.2).
Zeer beperkte financiële gevolgen kunnen ook optreden bij de omzetting van de kleine bedragen waar om uitvoeringstechnische redenen (hanteerbaarheid; categorie 3 uit paragraaf 4.2) afronding wordt voorgesteld op hele euro's of op eurodubbeltjes. Het effect daarvan bedraagt maximaal een halve euro per keer dat het bedrag wordt betaald of ontvangen. De inzet daarbij is geweest om waar mogelijk in het voordeel van de burger c.q. het bedrijfsleven af te ronden; een waterdichte garantie dat in individuele gevallen geen nadeel wordt ondervinden van de afronding is evenwel niet te geven. Zo kan er bijvoorbeeld in een beperkt aantal gevallen (leges e.d.) sprake zijn van een financieel nadeel (van enkele euro's) voor individuele bedrijven.
Vergelijkbare effecten kunnen optreden in die gevallen waarin bestaande wettelijke afrondingsregels – soms in aangepaste vorm – zijn gehandhaafd (categorie 1 uit paragraaf 4.2).
Zowel bij afronding op hele euro's (categorie 3) als bij handhaving van bestaande afrondingsregels (categorie 1) zijn per regeling de budgettaire effecten voor de overheid zodanig – meest in de orde van grootte van enige duizenden, soms enige tienduizenden guldens – dat zij binnen de bestaande budgetten kunnen worden opgevangen.
De afronding van grens- en drempelbedragen (categorie 2 uit paragraaf 4.2) wordt slechts voorgesteld in die gevallen dat er geen directe financiële effecten optreden, omdat het niet om te betalen of te ontvangen bedragen gaat. Een voorbeeld hiervan is de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter.
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat geen van de technische omzettingen, alsook geen van de omzettingen waarop de bovengenoemde algemene afrondingscategorieën van toepassing zijn, nadelige financiële gevolgen van enige omvang voor burger of bedrijfsleven tot gevolg heeft. Die voorstellen waar dergelijke effecten mogelijkerwijs wel optreden zijn apart beschouwd in paragraaf 4.3 genoemd en in het artikelsgwijze deel van deze toelichting afzonderlijk toegelicht.
Opgemerkt moet evenwel worden dat, gegeven het grote aantal aan te passen regelingen en het derhalve nog veel grotere aantal denkbare combinaties daartussen, niet volledig kan worden uitgesloten dat op het micro-niveau van individuele burger of bedrijf een cumulatie van (positieve en negatieve) effecten optreedt. Gegeven de geringe omvang van de prijsen/of volumemutaties per regeling is de kans op substantiële koopkrachteffecten of lastenverzwaring van enige omvang echter erg klein.
Een exacte vaststelling van deze effecten is evenwel vrijwel onmogelijk aangezien er nogal wat «koopkrachtgevoelige» bedragen jaarlijks op beleidsmatige gronden worden aangepast. Bij deze bedragen zal de omzetting in euro in de tijd samenvallen met de vaststelling van de bedragen voor het jaar 2002. Daarbij kunnen zich koopkrachteffecten voordoen, maar die zijn dan het gevolg van de beleidsmatige aanpassing en niet van de daarmee in de tijd samenvallende omzetting in euro.
Bij de invoering van de euro doen zich slechts in beperkte mate overgangsrechtelijke problemen voor. In de meeste gevallen wordt technisch omgerekend, zodat het bedrag – afgezien van de minieme verschillen die voortvloeien uit de afronding op hele eurocenten – niet wijzigt en er dus ook geen overgangsproblemen zijn. Maar ook in de gevallen waarin het bedrag wordt afgerond en materieel dus wel wijzigt, kan in de meeste gevallen de zonder bezwaar de overgangrechtelijke hoofdregel van de onmiddellijke werking worden toegepast, zodat een uitdrukkelijke voorziening niet nodig is. Onmiddellijke werking betekent, dat het nieuwe bedrag vanaf de datum van inwerkingtreding gaat gelden voor alle rechtsfeiten die na die datum voorvallen. Voor bijvoorbeeld drempelbedragen die aangeven wanneer iets moet worden gemeld of wanneer een bepaalde bevoegdheid bestaat, is dat als regel geen probleem. Ook bij bedragen die moeten worden betaald, is als regel duidelijk welk bedrag geldt: is de betalingeverplichting ontstaan voor 1 januari 2002 dan geldt het oude bedrag, anders het nieuwe bedrag. Ook in het eerste geval kan het natuurlijk voorkomen dat het bedrag pas na 1 januari 2002 daadwerkelijk wordt betaald; in dat geval moet het oude guldensbedrag technisch worden omgerekend in euro's. Dit volgt rechtstreeks uit meergenoemde Europese verordening, zodat ook daarvoor geen uitdrukkelijk voorziening meer nodig is.
In enkele gevallen is een uitdrukkelijke overgangsbepaling wel noodzakelijk of wenselijk; daarop wordt in de artikelsgewijze toelichting bij de desbetreffende bepalingen nader ingegaan.
In de bestaande wetgeving worden bedragen op allerlei verschillende manieren aangeduid: soms in cijfers (f 1000), soms in woorden (duizend gulden), soms in een combinatie van beide (10 miljoen gulden), soms met en soms zonder valuta-aanduiding, en in het laatste geval soms met het guldenteken (ƒ) en soms met de letter f of de letters fl. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de aanduiding van bedragen in de wetgeving te uniformeren. Bedragen worden voortaan consequent aangeduid in cijfers, met de valuta-aanduiding EUR (de NEN-aanduiding voor de euro). Deze regel zal te zijner tijd worden neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving.
8. Opzet van het wetsvoorstel en van de memorie van toelichting
De opzet van dit wetsvoorstel en van de memorie van toelichting wijkt enigszins af van het gebruikelijke patroon. Het wetsvoorstel is verdeeld in hoofdstukken per ministerie; ieder hoofdstuk bevat de wijzigingen van de wetten waarvan de betreffende minister de eerste ondertekenaar is. Het eerste of enige artikel van elk hoofdstuk bevat een tabel waarin alle wijzigingen zijn opgenomen die slechts de vervanging van een bedrag of het woord «gulden(s)» behelzen. Dat geeft een overzichtelijker beeld dan het honderden malen herhalen van de traditionele formulering «in artikel van wordt x vervangen door y». Andere wijzigingen zijn waar nodig in traditionele wetsartikelen opgenomen.
In de artikelsgewijze toelichting zijn de gevallen waarin alleen een technische omzetting van een bedrag plaatsvindt, niet afzonderlijk toegelicht. Wel is per hoofdstuk een overzicht opgenomen van de belangrijkste afrondingen op het terrein van het desbetreffende ministerie, voor zover betrekking hebbend op de formele wetgeving die in dit wetsvoorstel wordt gewijzigd. Dit overzicht is ontleend aan deel C van de beleidsbrief. Vervolgens zijn alle gevallen van afronding nog eens afzonderlijk toegelicht in de vorm van een tabel. Deze tabel komt overeen met de tabel uit de wettekst, met twee verschillen:
– alleen de afrondingen zijn opgenomen; de nummering van de wijzigingen in de toelichting correspondeert met de nummering in de wettekst.
– toegevoegd zijn twee extra kolommen. Eén daarvan geeft een korte aanduiding van de reden voor afronding, de andere geeft aan wat het eurobedrag zou zijn geweest indien niet zou zijn afgerond. aldus is de omvang van de afronding onmiddellijk inzichtelijk.
HOOFDSTUK 1 MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
De bedragen in de Kieswet betreffen waarborgsommen voor respectievelijk de registratie van de aanduiding van een politieke groepering en de inlevering van een kandidatenlijst. Om de duidelijkheid en herkenbaarheid van de bedragen te behouden (ook in de voorlichting aan burgers en politieke groeperingen), zonder de drempel voor het passief kiesrecht te verhogen, wordt voorgesteld om deze bedragen naar beneden af te ronden. De bedragen worden als volgt:
Huidig bedrag | Technisch omgerekend | Afrondingsvoorstel |
---|---|---|
Waarborgsom registratie politieke groepering | ||
f 1000,– | 453,78 euro | 450,– euro |
f 500,– | 226,89 euro | 225,– euro |
f 250,– | 113,45 euro | 112,50 euro |
Waarborgsom inlevering kandidatenlijst | ||
f 25 000,– | 11 344,51 euro | 11 250,– euro |
f 2 500,– | 1 134,45 euro | 1 125,– euro |
f 500,– | 226,89 euro | 225,– euro |
Specifieke beleidsbeslissing: Indonesische en Nieuw-Guinea pensioenen
De artikelen 2 en 3 bevatten wijzigingen van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps. In die wetten is onder meer geregeld de aanpassing aan de welvaartsontwikkeling van de pensioenen die zijn gegarandeerd in de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, de Garantiewet Militairen K.N.I.L. en de Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands Nieuw-Guinea. In het verleden hebben die aanpassingen voor een belangrijk gedeelte plaatsgevonden in nominale guldensbedragen en zijn daarvoor artikelleden toegevoegd aan bestaande bepalingen. Omzetting van de guldenbedragen in euro's zou telkens afrondingen vereisen die vervolgens cumuleren, waardoor het in euro's uitgedrukte eindresultaat in betekenende mate zou kunnen afwijken van de huidige in guldens luidende aanspraken.
Om die reden is er voor gekozen om alleen de op 31 december 2001 bestaande – in guldens uitgedrukte – aanspraken om te zetten in aanspraken die in euro's worden uitgedrukt en de bepalingen met betrekking tot de aanpassingen in het verleden te laten vervallen. Met ingang van 1 januari 2002 kunnen die in euro's uitgedrukte aanpraken vervolgens periodiek worden aangepast aan de welvaartsontwikkeling. Voor de zich naar verwachting slechts zeer sporadisch na 1 januari 2002 voordoende nieuwe gevallen zullen de bedragen van de aanspraken worden berekend op basis van de tot en met 31 december 2001 geldende voorschriften, waarna zij vervolgens in euro's worden vastgesteld en periodiek worden aangepast overeenkomstig de op 31 december 2001 bestaande aanspraken.
Het vervallen van de bepalingen met betrekking tot de aanpassingen in het verleden is opgenomen in het eerste lid van de voorgestelde artikelen.
In het tweede lid is de omzetting in euro's per 1 januari 2002 geregeld.
In het derde lid wordt bepaald dat de aldus in euro's luidende aanspraken worden aangepast overeenkomstig de pensioenaanpassingen van de Stichting Pensioenfonds ABP voor de overheidswerknemers in de sector Rijk, zoals ook thans al geldt. Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt het thans nog geldende vereiste dat daarvoor eerst nog een ministeriële regeling moet worden getroffen, te laten vervallen.
In het vierde lid tenslotte is de voorziening getroffen voor eventueel nog na 1 januari 2002 ontstane nieuwe aanspraken.
Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
De onroerende-zaakbelastingen (ozb) worden nu geheven naar een tarief per elke volle f 5 000 van de WOZ-waarde (artikel 220f, eerste lid, van de Gemeentewet). Dit bedrag wordt omgezet in 2268 euro, conform de met alle bij de waardebepaling betrokken partijen overeengekomen systematiek. Dit is een technische omzetting met «afbreking» van de decimalen. Hiermee wordt een kostbare aanpassing van geautomatiseerde systemen bij alle gemeenten vermeden.
Invoeringswet Financiële verhoudingswet
In artikel 5 is een regeling opgenomen voor verfijningsuitkeringen aan gemeenten, bedoeld in het Besluit verfijningen algemene uitkering 1984. In het tweede lid, juncto het vijfde lid, is een rekenformule opgenomen die moet leiden tot een maatstaf voor de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Na vermenigvuldiging met een jaarlijks vast te stellen bedrag per eenheid leidt dit tot het bedrag van de uitkering. Dit bedrag per eenheid wordt in 2002 technisch omgezet in euro's.
In de rekenformule is als rekenfactor een bedrag van één gulden opgenomen teneinde van een cijfermatige uitkomst een geldbedrag te maken. Als ook dat technisch zou worden omgezet in euro's zou de berekening een andere uitkomst krijgen, wat bij de verdere berekening van de algemene uitkering tot een foutieve uitkomst zou leiden. Het is daarom van belang dat de rekenfactor één gehandhaafd blijft. Teneinde deze foutieve uitkomst te voorkomen, is ervoor gekozen om de rekenfactor vanéén gulden te vervangen door de rekenfactor van één euro.
BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
35 | Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië | 9c | 2 | f 60 | EUR 27 | EUR 27, 23 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
50 | Gemeentewet | 220f | 1 | f 5 000 | EUR 2 268 | EUR 2 268,90 | automatisering | ||
55 | Kieswet | G 1 | 2 | eerste | duizend gulden | EUR 450 | EUR 453,78 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | |
56 | Kieswet | G 2 | 2 | eerste | vijfhonderd gulden | EUR 225 | EUR 226,89 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | |
57 | Kieswet | G 3 | 2 | eerste | tweehonderd-vijftig gulden | EUR 112,50 | EUR 113,45 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | |
58 | Kieswet | H 12 | 1 | vijfentwintigduizend gulden | EUR 11 250 | EUR 11 344,51 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | ||
59 | Kieswet | H 13 | 1 | vijfentwintighonderd gulden | EUR 1 125 | EUR 1 134,45 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | ||
60 | Kieswet | H 14 | 1 | vijfhonderd gulden | EUR 225 | EUR 226,89 | hanteerbaarheid voor burgers en politieke groeperingen. | ||
87 | Wet op de Raad van State | 40 | 2 | a | f 340 | EUR 154 | EUR 154,29 | automatisering | |
88 | Wet op de Raad van State | 40 | 2 | b | f 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | |
89 | Wet op de Raad van State | 40 | 3 | f 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | ||
106 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | a | f 2 500,– | EUR 1 250 | EUR 1134,45 | boetemaximum | |
107 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | b | eerste bedrag | f 2 500,– | EUR 1 250 | EUR 1 134,45 | boetemaximum |
108 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | b | tweede bedrag | f 5 000,– | EUR 2 500 | EUR 2 268, 90 | boetemaximum |
109 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | c | eerste bedrag | f 5 000,– | EUR 2 500 | EUR 2 268, 90 | boetemaximum |
110 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | c | tweede bedrag | f 7 500,– | EUR 3 750 | EUR 3 403,35 | boetemaximum |
111 | Wet subsidiëring politieke partijen | 16 | 1 | d | f 7 500,– | EUR 3 750 | EUR 3 403,35 | boetemaximum |
Voor een toelichting op deze wijziging zij kortheidshalve verwezen naar hetgeen hiervoor is gesteld onder «specifieke beleidsbeslissing: Indonesische en Nieuw-Guinea-pensioenen».
Bijlage 3 bij de Wet van 6 november 1997 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet, enz. en regels inzake invoering van deze wijziging (herziening verdeelstelsel Provinciefonds) bevat enige overgangsmaatregelen in verband met de herverdeling. Met het oog op de praktische hanteerbaarheid zijn de bedragen afgerond op hele euro's.
HOOFDSTUK 2 MINISTERIE VAN DEFENSIE
Specifieke beleidsbeslissing: boetebedragen
De Wet gewetensbezwaren militaire dienst kent een minimum geldboete van f 2,50. Voorgesteld wordt dit te verhogen tot EUR 5 overeenkomstig het algemene beleid met betrekking tot minimum geldboeten. Dit heeft geen directe gevolgen, nu de daadwerkelijk opgelegde boeten veelal boven het minimum liggen.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
5 | Wet gewetens-bezwaren militaire dienst | 31 | 1 | b | twee gulden en vijftig cents | EUR 5 | EUR 1,13 | minimumboete |
HOOFDSTUK 3 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
In de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Mededingingswet en de Wet op het consumentenkrediet komen grensbedragen voor die de toepasselijkheid van de regeling mede bepalen. Het gaat derhalve niet om te betalen of te ontvangen bedragen, zodat een zekere afronding geen financiële consequenties heeft. Afronding is wenselijk uit een oogpunt van presentatie en hanteerbaarheid van de getallen.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
De boetemaxima in een tweetal wetten worden, overeenkomstig het algemene beleid, naar boven afgerond op de helft van het huidige guldenbedrag.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
2 | Elektriciteitswet 1998 | 43 | 6 | f 10 000 000 | EUR 4 500 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | ||
4 | Gaswet | 32 | 7 | f 10 000 000 | EUR 4 500 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | ||
5 | Mededingingswet | 7 | 1 | b | eerste bedrag | tien miljoen gulden | EUR 4 540 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag |
6 | Mededingingswet | 7 | 1 | b | tweede bedrag | twee miljoen gulden | EUR 908 000 | EUR 907 560,43 | grensbedrag |
7 | Mededingingswet | 29 | 1 | eerste bedrag | 250 miljoen gulden. | EUR 113 450 000 | EUR 113 445 054,02 | grensbedrag | |
8 | Mededingingswet | 29 | 1 | tweede bedrag | 30 miljoen gulden | EUR 13 615 000 | EUR 13 613 406,48 | grensbedrag | |
9 | Mededingingswet | 31 | 1 | 50 miljoen gulden | EUR 22 690 000 | EUR 22 689 010,80 | grensbedrag | ||
10 | Mededingingswet | 31 | 2 | 10 miljoen gulden | EUR 4 540 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | ||
11 | Mededingingswet | 57 | 1 | f 1 miljoen | EUR 500 000 | EUR 453 780,22 | boetemaximum | ||
12 | Mededingingswet | 69 | 1 | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
13 | Mededingingswet | 71 | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |||
14 | Mededingingswet | 72 | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |||
15 | Mededingingswet | 73 | f 50 000 | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | boetemaximum | |||
16 | Mededingingswet | 74 | 1 | a | f 50 000 | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | boetemaximum | |
17 | Mededingingswet | 75 | 1 | a | f 50 000 | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | boetemaximum | |
19 | Wet Fonds economische structuurversterking | 2 | 1 | b | f 700 miljoen | EUR 318 000 000 | EUR 317 646 151,26 | grensbedrag | |
20 | Wet inzake het Agentschap der Westeuropese Unie | 7 | geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. | geldboete van de tweede categorie | EUR 2 268,90 | boetemaximum | |||
21 | Wet op het consumentenkrediet | 3 | 1 | vijftigduizend gulden | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | grensbedrag | ||
22 | Wet op het consumentenkrediet | 3 | 2 | vijftigduizend guldens | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | grensbedrag | ||
23 | Wet op het consumentenkrediet | 3 | 3 | derde | vijfduizend gulden | EUR 2 500 | EUR 2 268,90 | grensbedrag | |
24 | Wet op het consumentenkrediet | 28 | 1 | eerste | tweeduizend gulden | EUR 1 000 | EUR 907,56 | grensbedrag | |
25 | Wet op het consumentenkrediet | 28 | 2 | eerste | tweeduizend gulden | EUR 1 000 | EUR 907,56 | grensbedrag | |
26 | Wet op het consumentenkrediet | 32 | 1 | eerste | tweeduizend gulden | EUR 1 000 | EUR 907,56 | grensbedrag | |
27 | Wet op het consumentenkrediet | 45 | 4 | eerste | vijfhonderd gulden | EUR 200 | EUR 226,89 | grensbedrag |
HOOFDSTUK 4 MINISTERIE VAN FINANCIËN
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
De bestuurlijke boetemaxima in de wetgeving inzake het toezicht op financiële instellingen worden, overeenkomstig het algemene beleid, naar boven afgerond op de helft van het huidige guldenbedrag. Gefixeerde boetebedragen worden daarentegen omgezet door de bedragen om te zetten in euro en vervolgens af te ronden op veelvouden van vijf euro.
In de bijlagen bij de wetgeving inzake het toezicht op financiële instellingen komt een aantal grensbedragen ten behoeve van de categorie-indeling van normgeaddresseerden voor. Voorgesteld wordt deze bedragen om te zetten in euro en vervolgens af te ronden waarbij de volgende systematiek wordt gehanteerd. Daarbij is getracht zoveel mogelijk bij de oorspronkelijke bedragen te blijven en toch tot enigszins ronde bedragen te komen. Bedragen beneden 1 miljoen euro worden afgerond op veelvouden van 100. Bedragen van 1 miljoen tot 1 miljard euro worden afgerond op veelvouden van 1 000. Bedragen van 1 miljard euro en hoger worden afgerond op veelvouden van 10 000.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
14 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | 9c | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
15 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 1 lid 1 | eerste bedrag | f 5000 | EUR 2 270 | EUR 2268,90 | boetebedrag | |
16 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 1 lid 1 | tweede bedrag | f 10 000 | EUR 4 540 | EUR 4537,80 | boetebedrag | |
17 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | eerste bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | |
18 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | tweede bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | |
19 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | derde bedrag | f 5 000 000 | EUR 2 269 000 | EUR 2 268 901,08 | grensbedrag | |
20 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | vierde bedrag | f 5 000 000 | EUR 2 269 000 | EUR 2 268 901,08 | grensbedrag | |
21 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | vijfde bedrag | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
22 | Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 | bijlage | artikel 2 lid 1 | zesde bedrag | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
27 | Wet inzake de wisselkantoren | 23c | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
28 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
29 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
30 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
31 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
32 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
33 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | f 100 000 | EUR 45 400 | EUR 45 378,02 | grensbedrag | ||
34 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 100 000 | EUR 45 400 | EUR 45 378,02 | grensbedrag | |
35 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 200 000 | EUR 90 800 | EUR 90 756,04 | grensbedrag | |
36 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 200 000 | EUR 90 800 | EUR 90 756,04 | grensbedrag | |
37 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 500 000 | EUR 226 900 | EUR 226 890,11 | grensbedrag | |
38 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | derde bedrag | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | |
39 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 500 000 | EUR 226 900 | EUR 226 890,11 | grensbedrag | |
40 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | tweede bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | |
41 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | derde bedrag | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | |
42 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | vierde bedrag | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
43 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | eerste bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | |
44 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | tweede bedrag | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
45 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | derde bedrag | f 10 000 000 000 | EUR 4 537 800.000 | EUR 4 537 802.160,90 | grensbedrag | |
46 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie VI | eerste bedrag | f 10 000 000 000 | EUR 4 537 800.000 | EUR 4 537 802.160,90 | grensbedrag | |
47 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie VI | tweede bedrag | f 100 000 000 000 | EUR 45 378 020.000 | EUR 45 378 021.609,01 | grensbedrag | |
48 | Wet inzake de wisselkantoren | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie VII | f 100 000 000 000 | EUR 45 378 020.000 | EUR 45 378 021.609,01 | grensbedrag | ||
52 | Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 | 13c | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
53 | Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
54 | Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
55 | Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
56 | Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
59 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | 33d | 1 | eerste | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | |
60 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | 33d | 1 | tweede | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | |
61 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
62 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
63 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
64 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
65 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
66 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | ||
67 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,22 | grensbedrag | |
68 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
69 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
70 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | |
71 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | |
72 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
73 | Wet toezicht beleggingsinstellingen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | ||
74 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | 48d | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
75 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
76 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
77 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 4 000 | EUR 1 815 | EUR 1 815,12 | boetebedrag | |
78 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
79 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
80 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 1 | zesde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
81 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | f 300 000 | EUR 136 100 | EUR 136 134,06 | grensbedrag | ||
82 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 300 000 | EUR 136 100 | EUR 136 134,06 | grensbedrag | |
83 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 600 000 | EUR 272 300 | EUR 272 268,12 | grensbedrag | |
84 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 600 000 | EUR 272 300 | EUR 272 268,12 | grensbedrag | |
85 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,21 | grensbedrag | |
86 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 1 000 000 | EUR 453 800 | EUR 453 780,21 | grensbedrag | |
87 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | tweede bedrag | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
88 | Wet toezicht effectenverkeer 1995 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | f 10 000 000 | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | ||
89 | Wet toezicht kredietwezen | 90d | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
90 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
91 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
92 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
93 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
94 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
95 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | ||
96 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 100 000 000 | EUR 45 378 000 | EUR 45 378 021,61 | grensbedrag | |
97 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
98 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 1 000 000 000 | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
99 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 10 000 000 000 | EUR 4 537 800.000 | EUR 4 537 802.160,90 | grensbedrag | |
100 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 10 000 000 000 | EUR 4 537 800.000 | EUR 4 537 802.160,90 | grensbedrag | |
101 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | tweede bedrag | f 100 000 000 000 | EUR 45 378 020.000 | EUR 45 378 021.609,01 | grensbedrag | |
102 | Wet toezicht kredietwezen | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | f 100 000 000 000 | EUR 45 378 020.000 | EUR 45 378 021.609,01 | grensbedrag | ||
104 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | 93d | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
105 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | 93d | 5 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
106 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
107 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
108 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
109 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
110 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
111 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | f 10 miljoen | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | ||
112 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 10 miljoen | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
113 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 50 miljoen | EUR 22 689 000 | EUR 22 689 010,80 | grensbedrag | |
114 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 50 miljoen | EUR 22 689 000 | EUR 22 689 010,80 | grensbedrag | |
115 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 250 miljoen | EUR 113 445 000 | EUR 113 445 054,02 | grensbedrag | |
116 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 250 miljoen | EUR 113 445 000 | EUR 113 445 054,02 | grensbedrag | |
117 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | tweede bedrag | f 1 miljard | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
118 | Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | f 1 miljard | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | ||
121 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | 188d | 1 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
122 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | 188d | 5 | twee miljoen gulden | EUR 1 000 000 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
123 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 1 | eerste bedrag | f 1 000 | EUR 455 | EUR 453,78 | boetebedrag | |
124 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 1 | tweede bedrag | f 2 000 | EUR 910 | EUR 907,56 | boetebedrag | |
125 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 1 | derde bedrag | f 12 000 | EUR 5 445 | EUR 5 445,36 | boetebedrag | |
126 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 1 | vierde bedrag | f 48 000 | EUR 21 780 | EUR 21 781,45 | boetebedrag | |
127 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 1 | vijfde bedrag | f 192 000 | EUR 87 125 | EUR 87 125,80 | boetebedrag | |
128 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | eerste bedrag | f 10 miljoen | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
129 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie I | tweede bedrag | f 30 miljoen | EUR 13 613 000 | EUR 13 613 406,48 | grensbedrag | |
130 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | eerste bedrag | f 10 miljoen | EUR 4 538 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag | |
131 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | tweede bedrag | f 50 miljoen | EUR 22 689 000 | EUR 22 689 010,80 | grensbedrag | |
132 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | derde bedrag | f 30 miljoen | EUR 13 613 000 | EUR 13 613 406,48 | grensbedrag | |
133 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie II | vierde bedrag | f 150 miljoen | EUR 68 067 000 | EUR 68 067 032,41 | grensbedrag | |
134 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | eerste bedrag | f 50 miljoen | EUR 22 689 000 | EUR 22 689 010,80 | grensbedrag | |
135 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | tweede bedrag | f 250 miljoen | EUR 113 445 000 | EUR 113 445 054,02 | grensbedrag | |
136 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | derde bedrag | f 150 miljoen | EUR 68 067 000 | EUR 68 067 032,41 | grensbedrag | |
137 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie III | vierde bedrag | f 750 miljoen | EUR 340 335 000 | EUR 340 335 162,07 | grensbedrag | |
138 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | eerste bedrag | f 250 miljoen | EUR 113 445 000 | EUR 113 445 054,02 | grensbedrag | |
139 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | tweede bedrag | f 1 miljard | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
140 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | derde bedrag | f 750 miljoen | EUR 340 335 000 | EUR 340 335 162,07 | grensbedrag | |
141 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie IV | vierde bedrag | f 3 miljard | EUR 1 361 340 000 | EUR 1 361 340 648,27 | grensbedrag | |
142 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | eerste bedrag | f 1 miljard | EUR 453 780 000 | EUR 453 780 216,09 | grensbedrag | |
143 | Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 | bijlage | artikel 2 lid 1, categorie V | tweede bedrag | f 3 miljard | EUR 1 361 340 000 | EUR 1 361 340 648,27 | grensbedrag |
HOOFDSTUK 5 MINISTERIE VAN JUSTITIE
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
Er zijn twee typen boetebedragen:
a. De boetecategorieën van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht en een aantal bestuurlijke boetebedragen in specifieke wetten (bijvoorbeeld de Mededingingswet): dit zijn maxima.
b. De boetebedragen in de transactie- en vervolgingsrichtlijnen van het OM en in sommige andere regelgeving met bestuurlijke boeten, zoals de Wet Mulder: dit zijn gefixeerde tarieven.
Ad a. Geldboetecategorieën Wetboek van Strafrecht
Strafbepalingen kennen meestal geen geldboetebedragen, maar verwijzingen naar in artikel 23 WvSr opgesomde geldboetecategorieën. De maxima van deze categorieën moeten ronde bedragen blijven, omdat er zoveel mee wordt gewerkt dat iedereen in de strafrechtspraktijk deze bedragen uit het hoofd moet kennen. Voorgesteld wordt deze bedragen door twee te delen:
categorie | guldens | euro's | guldens/2 | verschil (euro's) | %verschil |
---|---|---|---|---|---|
1 | 500 | 226,89 | 250 | 23,11 | 10,19% |
2 | 5 000 | 2 268,90 | 2 500 | 231,10 | 10,19% |
3 | 10 000 | 4 537,80 | 5 000 | 462,20 | 10,19% |
4 | 25 000 | 11 344,51 | 12 500 | 1 155,49 | 10,19% |
5 | 100 000 | 45 378,02 | 50 000 | 4 621,98 | 10,19% |
6 | 1 000 000 | 453 780,22 | 500 000 | 46 219,78 | 10,19% |
Dit voorstel heeft geen directe financiële gevolgen, omdat de daadwerkelijk opgelegde boeten veelal (aanzienlijk) onder het maximum liggen. Het betekent wel een verhoging van het strafmaximum met ruim 10%. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat de maxima van de geldboetecategorieën sedert de invoering in 1981 niet meer zijn aangepast aan de geldontwaarding.
Diverse wetten koppelen voorts bevoegdheden in de strafrechtelijke sfeer aan de maximale geldboete die kan worden opgelegd. Deze grenzen komen veelal overeen met de categoriegrenzen. Derhalve wordt voorgesteld deze grensbedragen door twee te delen. Dit voorkomt dat deze bevoegdheden opeens voor meer of minder strafbare feiten gaan gelden. Bovendien is het evident, dat dergelijke bevoegdheidsgrenzen gemakkelijk te onthouden bedragen moeten zijn.
Ad b. Tarieven van de Wet Mulder en de richtlijnen OM
De Wet Mulder kent geen boetemaxima, maar gefixeerde boetetarieven. Ieder feit is ingedeeld in een tariefgroep, waarbij het nummer van de tariefgroep staat voor tien gulden. Waar de bijlage bij de wet bij een bepaalde gedraging/tariefgroep het nummer 18 vermeldt, bedraagt de boete dus 18 maal f 10,– = f 180,–. De richtlijnen van het OM volgen voor een groot aantal feiten hetzelfde systeem.
Het is gewenst dat deze bedragen enigermate afgerond blijven. Het opleggen van een boete van 27,23 euro (f 60,–; in 1998 veruit het meest voorkomende bedrag voor de meest voorkomende overtreding, te weten overschrijding van de maximum snelheid tot en met 15 km/u) doet merkwaardig aan. Bovendien moet de politieagent op straat snel uit het hoofd kunnen uitrekenen welk bedrag bij welke tariefgroep hoort.
Deze boetebedragen worden – in principe – tweejaarlijks achteraf aangepast aan de geldontwaarding. Daarbij wordt uitgegaan van onafgeronde bedragen, die vervolgens rekenkundig worden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van tien gulden. Indien dus bijvoorbeeld een boetebedrag na indexatie uitkomt op f 78,21, wordt de boete f 80,–. De volgende indexatie wordt echter weer toegepast op het bedrag van f 78,21, niet op het bedrag van f 80,–. Zolang het geïndexeerde bedrag lager blijft dan f 85,–, blijft de boete dus f 80,– uiteraard behoudens verhogingen om beleidsmatige redenen.
Het is zowel om praktische als principiële (zoveel mogelijk beleidsneutrale invoering van de euro) redenen wenselijk zoveel mogelijk bij deze systematiek te blijven aansluiten, met dien verstande dat, om te grote veranderingen te vermijden, wordt afgerond op veelvouden van vijf euro. Voorgesteld wordt derhalve om:
a. de in 2001 geldende niet-afgeronde basisbedragen om te zetten in euro;
b. het resultaat af te ronden op veelvouden van vijf euro, waarbij de afronding rekenkundig geschiedt, tenzij dit een reële verlaging van de boete oplevert.
Bij strikt rekenkundige afronding zouden reële verlagingen kunnen optreden doordat de afronding in euro's naar beneden uitvalt, terwijl zij bij de laatste indexatie in guldens net naar boven was uitgevallen. Dit houdt een te groot budgettair risico in. Uit gegevens van het Centraal Justitieel Incassobureau blijkt namelijk dat de spreiding van de geïnde boeten over de tariefgroepen zeer ongelijkmatig is. Zo was in 1998 één tariefgroep (f 60,–) verantwoordelijk voor bijna een derde van het totaal aantal boeten. Bij strikt rekenkundige afronding zou de afronding bij deze tariefgroep naar beneden kunnen uitvallen, met als gevolg een financiële derving die al snel in de miljoenen loopt. Bovendien zou door reële verlagingen de tariefopbouw kunnen worden verstoord: de boete voor overschrijding van de maximumsnelheid met 20 km/u zou gelijk kunnen worden aan die voor een overschrijding met 10 km/u, bijvoorbeeld.
Nu verlagingen worden uitgesloten leidt het voorstel tot een financiële opbrengst. De omvang daarvan kan nog niet worden bepaald, nu nog niet bekend is hoe de niet-afgeronde bedragen in 2001 zullen luiden.
Niet alle richtlijnen van het OM werken met het tariefgroepensysteem. Met name hogere (meer dan f 700,–) boetebedragen vallen er buiten. Voorgesteld wordt deze boetebedragen in principe af te ronden op veelvouden van vijf euro. De financiële gevolgen daarvan zijn gering, omdat deze boeten veel minder vaak worden opgelegd dan de lagere boeten voor verkeersovertredingen en dergelijke.
In diverse wetten komen minimumgeldboeten voor, variërend van vijftig cent tot 5 gulden. Voorgesteld wordt dit minimum voor de gehele wetgeving zoveel mogelijk uniform op 5 euro te stellen. Dit heeft geen gevolgen voor de praktijk; lagere boeten worden in de praktijk niet meer opgelegd.
De bedragen die een grens bepalen ten aanzien van de afdoeningsmogelijkheden, zoals transactie en HALT, zijn steeds naar boven afgerond. Dit is gunstig voor de burger, omdat in meer zaken getransigeerd kan worden. Bij een transactie is de burger niet verplicht daarmee in te stemmen. De gang naar de rechter wordt met deze afronding niet (extra) belemmerd.
Civiele competentiegrens kantonrechter
De huidige bovengrens voor civiele zaken bij de kantonrechter bedraagt f 10 000,– = 4538,– euro. Voorgesteld wordt deze grens te verhogen tot 5000,– euro; een dergelijke grens moet gemakkelijk te onthouden zijn. Een en ander betekent een geringe toename van het aantal kantongerechtszaken.
Boek 8 BW en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
In boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en het besluit gebaseerd op de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen komen aansprakelijkheidlimieten voor. Daarbij gaat het om zeer grote grensbedragen. Voorgesteld wordt een kleine afronding toe te passen. Overleg met de verzekeraars heeft geleerd, dat deze minimale afrondingen niet tot premieverhoging zullen leiden.
De bedragen in de Wet op de Kansspelen en de daarop gebaseerde regelgeving zijn omgezet in voor de praktijk hanteerbare grenzen en drempels. Daarnaast komen ook de nodige bedragen (waaronder grens- en drempelbedragen) voor in de vergunningen voor met name loterijen. Over de aanpassing van die bedragen vindt nog overleg plaats met de vergunninghouders en zal tevens het wettelijk voorgeschreven advies van het College van toezicht op de kansspelen worden gevraagd.
Hanteerbaarheid van kleine bedragen
Bij de relatie tussen vervangende hechtenis en de hoogte van de boete is het bedrag waarvoor men bij niet-betaling een dag moet zitten naar boven afgerond f 50,–, wordt 25,– euro). Dit brengt mee dat een veroordeelde die zijn geldboete in euro's niet betaalt, minder dagen hoeft te zitten. Daardoor vermindert ook het beslag op de celcapaciteit enigszins.
Bij de griffierechten is met het oog op de geautomatiseerde verwerking en de hanteerbaarheid gekozen voor afronding op hele euro's. Doordat rekenkundig is afgerond, zijn de financiële effecten beperkt.
In het strafrecht is uitgangspunt dat in overgangssituaties de voor de verdachte meest gunstige bepaling wordt toegepast (artikel 1 lid 2 WvSv.). Bij strafverhoging bijvoorbeeld zijn dat de oude bepalingen. Bij de omzettingen van gulden naar euro vindt een strafverhoging plaats. Om te voorkomen dat dit zo wordt uitgelegd dat in overgangssituaties na 1 januari 2002 de geldboeten nog in guldens zouden moeten worden opgelegd, zal in de verzamelwet een overgangsbepaling worden opgenomen, inhoudende dat de boete steeds in euro's wordt opgelegd. Wel zal daarbij dan het «oude», dus technisch omgezette maximum gelden.
Ter aanpassing van de bedragen genoemd in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zou, zoals aangekondigd in de brief van de Minister van Justitie van december 1998 (Kamerstukken II 1998/99) een afzonderlijk wetsvoorstel worden ingediend. Dit wetsvoorstel is inmiddels ingediend: Kamerstukken II 1999/2000, 26 823, nrs. 1–3.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
1 | Algemene wet bestuursrecht | 8:41 | 3 | a | 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | automatisering | |
2 | Algemene wet bestuursrecht | 8:41 | 3 | b | 225 | EUR 102 | EUR 102,10 | automatisering | |
3 | Algemene wet bestuursrecht | 8:41 | 3 | c | 450 | EUR 204 | EUR 204,20 | automatisering | |
4 | Beroepswet | 22 | 2 | a | 170 | EUR 77 | EUR 77,14 | automatisering | |
5 | Beroepswet | 22 | b | 340 | EUR 154 | EUR 154,29 | automatisering | ||
6 | Beroepswet | 22 | c | 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | ||
7 | Beroepswet | 22 | 3 | 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | ||
8 | Burgerlijk Wetboek Boek 1 | 339 | 1 | eerste | 10 000 | EUR 4 500 | EUR 4 537,80 | bevoegdheidsgrens | |
9 | Burgerlijk Wetboek Boek 1 | 339 | 1 | tweede | 20 000 | EUR 9 000 | EUR 9 075,60 | bevoegdheidsgrens | |
10 | Burgerlijk Wetboek Boek 1 | 345 | 3 | 1 500 | EUR 700 | EUR 680,67 | bevoegdheidsgrens | ||
11 | Burgerlijk Wetboek Boek 1 | 441 | 2 | 1 500 | EUR 700 | EUR 680,67 | bevoegdheidsgrens | ||
12 | Burgerlijk Wetboek Boek 2 | 131 | 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | moet overeenkomen met art. 38 Wet RO | |||
13 | Burgerlijk Wetboek Boek 2 | 241 | 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | moet overeenkomen met art. 38 Wet RO | |||
15 | Burgerlijk Wetboek Boek 6 | 190 | 1 | b | 1 263, 85 | EUR 500 | EUR 573,51 | terug naar ECU-bedrag richtlijn | |
16 | Burgerlijk Wetboek Boek 8 | 114 | 4 | vijfhonderd gulden | EUR 227 | EUR 226,89 | bevoegdheidsgrens | ||
17 | Faillissementswet | 81 | 1 | tweede | honderd gulden | EUR 45 | EUR 45,38 | hanteerbaarheid | |
18 | Faillissementswet | 81 | 1 | derde | honderd gulden | EUR 45 | EUR 45,38 | hanteerbaarheid | |
19 | Faillissementswet | 281d | 1000 | EUR 4 500 | EUR 453,78 | bevoegdheidsgrens | |||
20 | Invoeringswet Wetboek van Strafrecht | 20 | honderd gulden | een geldboete van de eerste categorie | EUR 45,38 | boetemaximum | |||
21 | Invoeringswet Wetboek van Strafrecht | 21 | driehonderd gulden | een geldboete van de eerste categorie | EUR 136,13 | boetemaximum | |||
22 | Pachtwet | 132 | f 3 500,– | EUR 1 750 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens | |||
24 | Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen | 30 | 7 | f 6 000 | EUR 2723 | EUR 2 722,68 | hanteerbaarheid | ||
25 | Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften | 2 | 3 | tweede | zevenhondervijftig gulden | EUR 340 | EUR 340,34 | boetemaximum | |
26 | Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften | 14 | 1 | f 150 | EUR 70 | EUR 68,07 | boetemaximum | ||
27 | Wet administratief- rechtelijke handhaving verkeersvoorschriften | 23 | 2 | tien gulden | EUR 5 | EUR 4,54 | belangrijke communicatieve waarde | ||
28 | Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften | 25 | vijfentwintig gulden | EUR 12 | EUR 11,34 | belangrijke communicatieve waarde | |||
29 | Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften | 27 | 8 | f 50 | EUR 23 | EUR 22,69 | belangrijke communicatieve waarde | ||
30 | Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie | 24 | 2 | a | f 340 | EUR 154 | EUR 154,29 | automatisering | |
31 | Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie | 24 | 2 | b | f 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | |
32 | Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie | 24 | 3 | f 675 | EUR 306 | EUR 306,30 | automatisering | ||
33 | Wet installaties Noordzee | 8 | tienduizend gulden | een geldboete van de tweede categorie | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |||
39 | Wet op de economische delicten | 51 | 1 | 2 | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | bevoegdheidsgrens | |
40 | Wet op de justitiele documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag | 4 | 3 | Tweehonderdvijftig gulden | EUR 125 | EUR 113,45 | bevoegdheidsgrens | ||
41 | Wet op de Kansspelen | 3 | 1 | tienduizend gulden | EUR 4500 | EUR 4 537,80 | herkenbaar grensbedrag | ||
42 | Wet op de Kansspelen | 7b | 4 | een en twintigduizend vierhonderd guldenEUR 9 750 | EUR 9 710,90 | wettelijke afrondingsnorm | |||
43 | Wet op de Kansspelen | 7c | 1 | eerste bedrag | zevenhonderd gulden | EUR 320 | EUR 317,65 | wettelijke afrondingsnorm | |
44 | Wet op de Kansspelen | 7c | 1 | tweede bedrag | tweeduizendachthonderd gulden | EUR 1 270 | EUR 1 270,58 | wettelijke afrondingsnorm | |
45 | Wet op de Kansspelen | 7e | 3 | honderd gulden | EUR 50 | EUR 45,38 | wettelijke afrondingsnorm | ||
46 | Wet op de Kansspelen | 28 | 1 | eerste | vijfduizend gulden | EUR 2 300 | EUR 2 268,90 | herkenbaar grensbedrag | |
47 | Wet op de Kansspelen | 28 | tweede | tienduizend gulden | EUR 4 500 | EUR 4 537,80 | herkenbaar grensbedrag | ||
48 | Wet op de Kansspelen | 32 | 1 | tienduizend gulden | EUR 5000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
49 | Wet op de Kansspelen | 32 | 2 | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | boetemaximum | ||
50 | Wet op de Kansspelen | 34 | 1 | tien miljoen gulden | EUR 4 500 000 | EUR 4 537 802,16 | herkenbaar grensbedrag | ||
51 | Wet op de rechterlijke organisatie | 38 | aanhef | eerste bedrag | 3500 | EUR 1 750 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens | |
52 | Wet op de rechterlijke organisatie | 38 | tweede bedrag | 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | bevoegdheidsgrens | ||
53 | Wet op de rechterlijke organisatie | 38 | 2 | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | bevoegdheidsgrens | ||
54 | Wet op de rechterlijke organisatie | 39 | f 3 500 | EUR 1 750 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens | |||
55 | Wet op de rechterlijke organisatie | 42 | 1e bedrag | f 3 500 | EUR 1 750 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens | ||
56 | Wet op de rechterlijke organisatie | 42 | 2e bedrag | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | bevoegdheidsgrens | ||
57 | Wet op de rechterlijke organisatie | 44 | 2 | 2 | vijftig gulden | EUR 25 | EUR 22,69 | bevoegdheidsgrens | |
58 | Wet op de rechterlijke organisatie | 69 | 2 | f 3 500 | EUR 1 750 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens | ||
59 | Wet op de rechtsbijstand | 34 | 2 | eerste bedrag | f 16 000 | EUR 7 500 | EUR 7 260,48 | wettelijke afrondingsregel | |
60 | Wet op de rechtsbijstand | 34 | 2 | tweede bedrag | f 23 000 | EUR 10 500 | EUR 10 436,94 | wettelijke afrondingsregel | |
61 | Wet op de rechtsbijstand | 35 | 1 | f 30 | EUR 13,50 | EUR 13,61 | wettelijke afrondingsregel | ||
62 | Wet op de rechtsbijstand | 35 | 5 | a | f 5 | EUR 1 | EUR 2,27 | wettelijke afrondingsregel | |
63 | Wet op de rechtsbijstand | 35 | b | f 5 | EUR 1 | EUR 2,27 | communicatieve waarde | ||
64 | Wet op de rechtsbijstand | 35 | c | f 5 | EUR 1 | EUR 2,27 | wettelijke afrondingsregel | ||
65 | Wet op de rechtsbijstand | 46 | 2 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
66 | Wet op de rechtsbijstand | 46 | 3 | f 170 | EUR 77 | EUR 77,14 | moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
67 | Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen | 35 | 2 | vijftig gulden | EUR 25 | EUR 22,69 | bevoegdheidsgrens | ||
68 | Wet particuliere beveligingsorganisaties en recherchebureaus | 15 | 1 | vijfentwintig duizend gulden | EUR 12 500 | Eur 11 344,51 | boetemaximum | ||
69 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | a | f 315 | EUR 143 | EUR 142,94 | hanteerbaarheid | |
70 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | b | f 170 | EUR 77 | EUR 77,14 | hanteerbaarheid | |
71 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | c | eerste bedrag | f 475 | EUR 216 | EUR 215,55 | hanteerbaarheid |
72 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | c | tweede bedrag | f 10 000 | EUR 4 538 | EUR 4 537,80 | hanteerbaarheid |
73 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | c | derde bedrag | f 25 000 | EUR 11 345 | EUR 11 344,51 | hanteerbaarheid |
74 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | d | eerste bedrag | f 25 000 | EUR 11 345 | EUR 11 344,51 | hanteerbaarheid |
75 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | d | tweede bedrag | f 7 485 | EUR 3 397 | EUR 3 396,54 | hanteerbaarheid |
76 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | d | derde bedrag | f 1 795 | EUR 815 | EUR 814,54 | hanteerbaarheid |
77 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | d | vierde bedrag | f 10 | EUR 5 | EUR 4,54 | hanteerbaarheid |
78 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | e | eerste bedrag | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid |
79 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | e | tweede bedrag | f 7 485 | EUR 3 397 | EUR 3 396,54 | hanteerbaarheid |
80 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | e | derde bedrag | f 1 795 | EUR 815 | EUR 814,54 | hanteerbaarheid |
81 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | e | vierde bedrag | f 10 | EUR 5 | EUR 4,54 | hanteerbaarheid |
82 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | eerste bedrag | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid |
83 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | tweede bedrag | f 7 485 | EUR 3397 | EUR 3 396,54 | hanteerbaarheid |
84 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | derde bedrag | f 1 795 | EUR 815 | EUR 814,54 | hanteerbaarheid |
85 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | vierde bedrag | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid |
86 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | vijfde bedrag | f 7 485 | EUR 3397 | EUR 3 396,54 | hanteerbaarheid |
87 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | zesde bedrag | f 1 795 | EUR 815 | EUR 814,54 | hanteerbaarheid |
88 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | f | zevende bedrag | f 10 | EUR 5 | EUR 4,54 | hanteerbaarheid |
89 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 2 | g | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid | |
90 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | a | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid | |
91 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | b | f 170 | EUR 77 | EUR 77,14 | hanteerbaarheid | |
92 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | c | eerste bedrag | f 635 | EUR 288 | EUR 288,15 | hanteerbaarheid |
93 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | c | tweede bedrag | f 10 000 | EUR 4538 | EUR 4,54 | hanteerbaarheid |
94 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | c | derde bedrag | f 25 000 | EUR 11 345 | EUR 11 344,51 | hanteerbaarheid |
95 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | d | eerste bedrag | f 25 000 | EUR 11 345 | EUR 1 134,45 | hanteerbaarheid |
96 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | d | tweede bedrag | f 9 350 | EUR 4243 | EUR 4 242,85 | hanteerbaarheid |
97 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | d | derde bedrag | f 1 795 | EUR 815 | EUR 814,54 | hanteerbaarheid |
98 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | d | vierde bedrag | f 10 | EUR 5 | EUR 4,54 | hanteerbaarheid |
99 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 2 | 3 | e | f 475 | EUR 216 | EUR 215,55 | hanteerbaarheid | |
100 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 4 | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid | |||
101 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 9 | 1 | f 785 | EUR 356 | EUR 356,22 | hanteerbaarheid | ||
102 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 9 | 3 | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid | ||
103 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 9 | 4 | f 400 | EUR 182 | EUR 181,51 | hanteerbaarheid | ||
104 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 10 | 1 | eerste bedrag | f 155 | EUR 70 | EUR 70,34 | hanteerbaarheid | |
105 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 10 | tweede bedrag | f 315 | EUR 143 | EUR 142,94 | hanteerbaarheid | ||
106 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | a | f 55 | EUR 25 | EUR 24,96 | hanteerbaarheid | |
107 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | b | eerste bedrag | f 95 | EUR 43 | EUR 43,11 | hanteerbaarheid |
108 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | b | tweede bedrag | f 200 | EUR 91 | EUR 90,76 | hanteerbaarheid |
109 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | c | eerste bedrag | f 170 | EUR 77 | EUR 77,14 hanteerbaarheid | |
110 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | c | tweede bedrag | f 200 | EUR 91 | EUR 90,76 hanteerbaarheid | |
111 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | c | derde bedrag | f 1 000 | EUR 454 | EUR 453,78 hanteerbaarheid | |
112 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | d | eerste bedrag | f 240 | EUR 109 | EUR 108,91 | hanteerbaarheid |
113 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | d | tweede bedrag | f 1 000 | EUR 454 | EUR 453,78 | hanteerbaarheid |
114 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | d | derde bedrag | f 3 000 | EUR 1361 | EUR 1 361,34 | hanteerbaarheid |
115 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | e | eerste bedrag | f 315 | EUR 143 | EUR 142,94 | hanteerbaarheid |
116 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | e | tweede bedrag | f 3 000 | EUR 1361 | EUR 1 361,34 | hanteerbaarheid |
117 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | f | eerste bedrag | f 170 | EUR 77 | EUR 77,14 | hanteerbaarheid |
118 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 11 | 2 | f | tweede bedrag | f 450 | EUR 204 | EUR 204,20 | hanteerbaarheid |
119 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 13 | 4 | f 315 | EUR 143 | EUR 142,94 | hanteerbaarheid | ||
120 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 13 | 6 | f 235 | EUR 107 | EUR 106,64 | hanteerbaarheid | ||
121 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 13 | 7 | f 25 | EUR 11 | EUR 11,34 | hanteerbaarheid | ||
122 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 13 | 8 | f 25 | EUR 11 | EUR 11,34 | hanteerbaarheid | ||
123 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 14 | 1 | f 155 | EUR 70 | EUR 70,34 | hanteerbaarheid | ||
124 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 14 | 3 | f 155 | EUR 70 | EUR 70,34 | hanteerbaarheid | ||
125 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 17 | 1 | eerste bedrag | f 810 | EUR 368 | EUR 367,56 | hanteerbaarheid | |
126 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 17 | 1 | tweede bedrag | f 205 | EUR 93 | EUR 93,02 | hanteerbaarheid | |
127 | Wet tarieven in burgerlijke zaken | 17 | 1 | derde bedrag | f 410 | EUR 186 | EUR 186,05 | hanteerbaarheid | |
163 | Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds | 22 | 1 | ten hoogste twee duizend gulden | de tweede categorie | EUR 907,56 | boetemaximum | ||
164 | Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie | 5 | 1 | f 0,50 | EUR 5 | EUR 0,23 | minimumboete | ||
165 | Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie | 5 | 2 | eerste | f 1 000 | EUR 500 | EUR 453,78 | boetemaximum | |
166 | Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie | 5 | 3 | eerste | f 1 000 | EUR 500 | EUR 453,78 | boetemaximum | |
167 | Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie | 5 | 3 | tweede | f 10 000 | EUR 5000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |
168 | Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering | 466 | 2 | f 400 | EUR 180 | EUR 181,51 | bevoegdheidsgrens | ||
172 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 2 | vijf gulden | EUR 5 | EUR 2,27 | minimumboete | ||
173 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 1e categorie | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | boetemaximum | |
174 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 2e categorie | vijfduizend gulden | EUR 2500 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | |
175 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 3e categorie | tienduizend gulden | EUR 5000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |
176 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 4e categorie | vijfentwintig duizend gulden | EUR 12 500 | EUR 11 344,51 | boetemaximum | |
177 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 5e categorie | honderdduizend gulden | EUR 50 000 | EUR 45 378,02 | boetemaximum | |
178 | Wetboek van Strafrecht | 23 | 4 | 6e categorie | één miljoen | EUR 500 000 | EUR 453 780,22 | boetemaximum | |
179 | Wetboek van Strafrecht | 24a | 1 | eerste | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | bevoegdheidsgrens | |
180 | Wetboek van Strafrecht | 24a | 1 | tweede | honderd gulden | EUR 50 | EUR 45,38 | bevoegdheidsgrens | |
181 | Wetboek van Strafrecht | 24b | 1 | vijfentwintig gulden | EUR 10 | EUR 11.34 | boetemaximum | ||
182 | Wetboek van Strafrecht | 24b | 2 | vijftig gulden | EUR 20 | EUR 22,69 | boetemaximum | ||
183 | Wetboek van Strafrecht | 24c | 3 | vijftig gulden | EUR 25 | EUR 22,69 | boetemaximum | ||
184 | Wetboek van Strafrecht | 74 | 2 | vijf gulden | EUR 5 | EUR 2,27 | minimumboete | ||
185 | Wetboek van Strafrecht | 74c | 2 | zevenhonderd-vijftig gulden | EUR 350 | EUR 340,34 | boetemaximum | ||
186 | Wetboek van Strafrecht | 77f | 3 | vijfduizend gulden | EUR 2500 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
187 | Wetboek van Strafrecht | 77l | 1 | eerste bedrag | vijf gulden | EUR 5 | EUR 2,27 | boetemaximum | |
188 | Wetboek van Strafrecht | 77l | 1 | tweede bedrag | vijfduizend gulden | EUR 2500 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | |
189 | Wetboek van Strafrecht | 77l | 7 | vijfentwintig gulden | EUR 15 | EUR 11,34 | boetemaximum | ||
190 | Wetboek van Strafvordering | 489 | 1 | b | f 250 | EUR 115 | EUR 113,45 | bevoegdheidsgrens | |
191 | Wetboek van Strafvordering | 558 | 1 | f 500 | EUR 250 | EUR 226,89 | bevoegdheidsgrens | ||
192 | Wetboek van Strafvordering | 558a | 1 | c | f 500 | EUR 250 | EUR 226,89 | bevoegdheidsgrens |
Artikel 6:113 BW bepaalt, dat in guldens te betalen bedragen worden afgerond op veelvouden van vijf cent. Nu met de komst van de euro ook de (euro)cent terugkeert, kan deze bepaling vervallen.
HOOFDSTUK 6 MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Specifieke beleidsbeslissing: boetebedragen
Boetebedragen zijn standaard vervangen door verwijzingen naar de geldboetecategorieën uit het Wetboek van Strafrecht. Dit betreft zowel de straf- als de tuchtrechtelijke boetebedragen.
LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
2. | Herver-kavelingswet Walcheren 1947 | 17 | 2 | ten hoogste duizend gulden | de eerste categorie | EUR 453,78 | boetemaximum | ||
9. | Jachtwet | 50 | f 3 500,– | EUR 1750 | EUR 1588,23 | bevoegdheidsgrens | |||
10. | Landbouwkwaliteitswet | 13 | 1 | b | tot ten hoogste 10 000 gulden | van de derde categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht | EUR 4537,80 | boetemaximum | |
11. | Mestoffenwet | 13 | 1 | b | tot ten hoogste 30 000 gulden | van de vierde categorie | EUR 13 613,41 | boetemaximum | |
21. | Nertsen-Ziektenwet | 4 | 1 | ten hoogste vijfhonderd gulden | de eerste categorie | EUR 226,89 | boetemaximum | ||
22. | Runderhor-zelwet | 5 | 1 | ten hoogste vijfhonderd gulden | de eerste categorie | EUR 226,89 | boetemaximum | ||
23. | Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 | 10 | 1 | ten hoogste tienduizend gulden | de derde categorie | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
28. | Wet omtrent dragen der kosten openbare verpachtingen | 2 | 2 | ten hoogste duizend gulden | de eerste categorie | EUR 453,78 | boetemaximum | ||
29. | Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 | 16 | 1 | c | ten hoogste vijf duizend gulden | de tweede categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht | EUR 2 268,90 | boetemaximum | |
30. | Wet tot wering van besmettelijke dierziekten bij knaagdieren | 4 | 1 | ten hoogste vijfhonderd gulden | de eerste categorie | EUR 226,89 | boetemaximum | ||
31. | Zaaizaad- en plantgoedwet | 88 | 2o | d | tot ten hoogste tienduizend gulden | van de derde categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht | EUR 4 537,80 | boetemaximum |
HOOFDSTUK 7 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Bepalingen met afrondingsregels
Waar een regeling zelf aangeeft hoe na indexering van bedragen de uitkomst wordt afgerond – bijvoorbeeld rekenkundig op een hele gulden – zal rekenkundig worden afgerond op een halve euro als de uitvoeringsorganisatie met een «gebroken» eurobedrag kan werken. Als dat niet mogelijk is, zal op een hele euro worden afgerond.
Grote (grens)bedragen worden overeenkomstig de afrondingsregels niet afgerond, tenzij in de uitvoering geen gebroken euro-bedragen kan worden gehanteerd of voor betrokkenen de inzichtelijkheid wordt aangetast.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
De geldboetemaxima zijn, overeenkomstig het algemene beleid naar boven afgerond op de helft van het huidige guldenbedrag.
Wetgeving inzake studiefinanciering
De Wet op de studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming studiekosten worden niet door de verzamelwet aangepast. Deze wetten zullen namelijk worden ingetrokken per 1 september 2000, onderscheidenlijk 1 augustus 2001. De wetten die voor deze wetten in de plaats treden – de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten – bevatten reeds bedragen die zijn uitgedrukt in euro's en, in overgangsbepalingen voor de periode tot 1 januari 2002, bedragen in guldens.
De Les- en cursusgeldwet zal per 1 augustus 2002 worden gewijzigd bij de hierboven genoemde Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Bij die wijziging zullen de nodige aanpassingen in verband met de invoering van de euro worden aangebracht. Aanpassing van de Les- en cursusgeldwet via de verzamelwet kan daarom achterwege blijven.
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
1 | Mediawet | 39g | 3 | a | f 2 500 | EUR 1 250 | EUR 1 134,45 | Boetemaximum | |
2 | Mediawet | 39g | 3 | b | eerste bedrag | f 2 500 | EUR 1 250 | EUR 1 134,45 | Boetemaximum |
3 | Mediawet | 39g | 3 | b | tweede bedrag | f 5 000 | EUR 2 500 | EUR 2 268,90 | Boetemaximum |
4 | Mediawet | 39g | 3 | c | eerste bedrag | f 5 000 | EUR 2 500 | EUR 2 268,90 | Boetemaximum |
5 | Mediawet | 39g | 3 | c | tweede bedrag | f 7 500 | EUR 3 750 | EUR 3 403,35 | Boetemaximum |
6 | Mediawet | 39g | 3 | d | f 7 500 | EUR 3 750 | EUR 3 403,35 | Boetemaximum | |
8 | Mediawet | 109e | 1 | tweede | f 50 000 | EUR 22 689 | EUR 22 689,01 | Grensbedrag | |
9 | Mediawet | 135 | 1 | eerste bedrag | f 200 000,– | EUR 100 000 | EUR 90 756,04 | Boetebedrag | |
10 | Mediawet | 135 | 1 | tweede bedrag | f 50 000,– | EUR 25 000 | EUR 22 689,01 | Boetebedrag | |
16 | Wet op de expertisecentra | 129 | 5 | f 500,– | EUR 225 | EUR 226,89 | Hanteerbaarheid kleine bedragen | ||
17 | Wet op de expertisecentra | 153 | 1 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | ||
18 | Wet op de expertisecentra | 157 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | |||
23 | Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek | 7.67 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | Moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | |||
24 | Wet op het primair onderwijs | 4 | 7 | eerste | f 39 000 | EUR 17 700 | EUR 17 697,42 | Grensbedrag | |
25 | Wet op het primair onderwijs | 4 | 7 | zesde | f 1 000 | EUR 450 | EUR 453,78 | Wettelijke afrondingsregel | |
26 | Wet op het primair onderwijs | 135 | 5 | f 500,– | EUR 225 | EUR 226,89 | Hanteerbaarheid kleine bedragen | ||
27 | Wet op het primair onderwijs | 166 | 1 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | ||
28 | Wet op het primair onderwijs | 171 | 1 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | ||
29 | Wet op het specifiek cultuurbeleid | 5 | 1 | f 10 000 | EUR 4 500 | EUR 4 537,80 | Drempelbedrag | ||
30 | Wet op het specifiek cultuurbeleid | 6 | f 10 000 | EUR 4 500 | EUR 4 537,80 | Drempelbedrag | |||
31 | Wet op het specifiek cultuurbeleid | 7 | f 10 000 | EUR 4 500 | EUR 4 537,80 | Drempelbedrag | |||
32 | Wet op het voortgezet onderwijs | 118b | 1 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | ||
33 | Wet op het voortgezet onderwijs | 127 | 6 | eerste | f 39 000,– | EUR 17 700 | EUR 17 697,42 | Grensbedrag | |
34 | Wet op het voortgezet onderwijs | 127 | 6 | tweede | f 1 000 | EUR 450 | EUR 453,78 | Wettelijke afrondingsregel | |
35 | Wet op het voortgezet onderwijs | 268 | 1 | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag | ||
36 | Wet op het voortgezet onderwijs | 272 | 1 | derde | f 250 000,– | EUR 113 500 | EUR 113 445,05 | Grensbedrag |
HOOFDSTUK 8 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
In de wet- en regelgeving van SZW wordt als algemene beleidslijn de hoofdregel gevolgd dat guldenbedragen technisch worden omgezet in euro.
Bepalingen met afrondingsregels
Daar waar thans in de wet- en regelgeving sprake is van bedragen in hele guldens worden deze rekenkundig afgerond op hele eurobedragen.
Bedacht moet worden dat veel in de SZW-regelgeving opgenomen bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling worden geïndexeerd, waarbij het nieuwe bedrag in de plaats treedt van het bedrag dat in de formele wet staat vermeld. De vaststelling van de bedragen zoals die gelden met ingang van 1 januari 2002 zal in euro geschieden bij ministeriële regeling; de formele wet hoeft derhalve niet te worden aangepast. De laatstelijk voor 1–1-2002 geldende bedragen in guldens zullen op de gebruikelijke wijze worden geïndexeerd, waarna de uitkomst technisch wordt omgezet in euro. Het gaat hierbij onder andere om bedragen krachtens de Wet minimumloon, de wetgeving inzake de overhevelingstoeslag, Abw, IOAW, IOAZ, WIK, AKW, AOW en de Wet financiering loopbaanonderbreking.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen Sociale Zaken
Voorgesteld wordt om de maximum boetebedragen rekenkundig af te ronden op hele eurobedragen. Door aan te sluiten bij de door SZW gekozen algemene beleidslijn om zoveel mogelijk technisch om te zetten en daar waar in de wet- en regelgeving sprake is van hele guldens rekenkundig af te ronden op hele eurobedragen wordt de eenheid in de omzettingen binnen de sociale zekerheid gewaarborgd.
Voorts geldt ook voor de SZW-wetgeving, dat het gaat om boetebedragen die recent, te weten in 1996 (sociale verzekeringswetten), 1998 (Algemene bijstandswet c.a.) en 1999 (Arbeidsomstandighedenwet) zijn ingevoerd, hetgeen betekent dat op dit terrein geen aanleiding bestaat om de maximum boetebedragen te verhogen. Tenslotte is het gewenst in de sociale zekerheidswetgeving dezelfde lijn te volgen als in de fiscale wetgeving. Mede gelet hierop wordt met dit voorstel tevens aangesloten bij de gekozen systematiek ten aanzien van maximum boetbedragen in de fiscaliteit.
SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
1. | Algemene bijstandswet | 14a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
2. | Algemene bijstandswet | 20 | 3 | a | eerste bedrag | f 15 000,– | EUR 6 807 | EUR 6 806,70 | grensbedrag |
3. | Algemene bijstandswet | 20 | 3 | a | tweede bedrag | f 60 000,– | EUR 27 227 | EUR 27 226,81 | grensbedrag |
4. | Algemene Kinderbijslagwet | 17a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
5. | Algemene nabestaandenwet | 39 | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
6. | Algemene Ouderdomswet | 17c | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
7. | Arbeidsomstandighedenwet | 34 | 4 | 1° | 10 000 gulden | EUR 4 538 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |
8. | Arbeidsomstandighedenwet | 34 | 4 | 2° | 25 000 gulden | EUR 11 345 | EUR 11 344,51 | boetemaximum | |
9. | Coördinatiewet sociale verzekering | 6 | 1 | v | f 300 | EUR 136 | EUR 136,13 | grensbedrag | |
10. | Coördinatiewet sociale verzekering | 6 | 1 | y | f 5000 | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | grensbedrag | |
11 | Coördinatiewet sociale verzekering | 6 | 1 | z | f 4000 | EUR 1 815 | EUR 1 815,129 | grensbedrag | |
14 | Coördinatiewet sociale verzekering | 12 | 2 | vijf gulden | EUR 5 | EUR 2,27 | minimumboete | ||
15. | Mijnwerkersinvaliditeitswet | 9 | vierhonderdduizend gulden | EUR 181 512 | EUR 181 512,08 | hanteerbaarheid | |||
16. | Pensioen- en spaarfondsenwet | 23c | 1 | twee miljoen gulden | EUR 907 560 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
17. | Toeslagenwet | 14a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
18. | Werkloosheidswet | 27a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
19. | Wet arbeids-ongeschiktheidsverzekering zelfstandigen | 48 | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
20. | Wet arbeids-ongeschiktheidsverzekering zelfstandigen | 72a | 2 | f 1200,– | EUR 545 | EUR 544,54 | grensbedrag | ||
21. | Wet arbeids-ongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten | 40 | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
22 | Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling | 21 | 1 | twee miljoen gulden | EUR 907 560 | EUR 907 560,43 | boetemaximum | ||
24. | Wet financiering volksverzekeringen | 32 | 4 | f 250 miljoen | EUR 113 445 050 | EUR 113 445 045,02 | drempel | ||
25. | Wet inkomensvoorziening kunstenaars | 17 | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
26. | Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen | 20a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
27. | Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers | 20a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
28. | Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag | 14 | 9 | eerste | f 1,30 | EUR 0,60 | EUR 0,59 | wettelijke afrondingsregel | |
29. | Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag | 14 | 9 | eerste | f 0,65 | EUR 0,30 | EUR 0,29 | wettelijke afrondingsregel | |
30 | Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten | 46 | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
31. | Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering | 29a | 1 | f 5000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum | ||
32. | Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering | 71a | 3 | f 1000,– | EUR 454 | EUR 453,78 | boetemaximum | ||
33. | Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering | 71a | 4 | f 10 000,– | EUR 4 538 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
34. | Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering | 75e | 5 | f 25 000,– | EUR 11 345 | EUR 11 344,51 | boetebedrag | ||
35 | Wet voorzieningen gehandicapten | 5 | 1 | a | f 100 000,– | EUR 45 378 | EUR 45 378,02 | grensbedrag | |
36 | Wet voorzieningen gehandicapten | 8 | 1 | f 45 000,– | EUR 20 420 | EUR 20 420,11 | grensbedrag | ||
37 | Wet voorzieningen gehandicapten | 10a | 1 | b | f 45 000,– | EUR 20 420 | EUR 20 420,11 | grensbedrag | |
49. | Ziektewet | 38 | 4 | eerste | f 1000,– | EUR 454 | EUR 453,78 | boetemaximum | |
50. | Ziektewet | 38a | 6 | eerste | f 1000,– | EUR 454 | EUR 453,78 | boetemaximum | |
51. | Ziektewet | 45a | 1 | f 5 000,– | EUR 2 269 | EUR 2 268,90 | boetemaximum |
HOOFDSTUK 9 MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Artikel 27 kent een drempelbedrag voor de berekening van rente. Thans is deze drempel f 100,–. Een drempel als deze moet naar zijn aard een rond bedrag zijn. De drempel wordt omgezet in een drempel van EUR 50. Op grond van deze wet zijn tot op heden geen schadevergoedingen uitbetaald. Er loopt een aantal claims. In het voor het Rijk ongunstigste geval waarin alle claims volledig worden gehonoreerd, kost het nieuwe drempelbedrag het Rijk maximaal f 100,–.
Artikel 21f, tiende lid, van de Ontgrondingenwet kent een drempelbedrag voor de teruggave van teveel betaalde heffing. Thans is deze drempel f 500. Een drempel als deze moet naar zijn aard een rond bedrag zijn. De drempel wordt omgezet in een drempel van EUR 250. Gezien het geringe aantal teruggaven in het algemeen en het nog geringere aantal teruggaven waarin een dergelijk verhoudingsgewijs gering bedrag wordt teruggegeven, zijn de financiële gevolgen verwaarloosbaar.
Artikel 12b bevat een sterk verouderd bedrag als competentiegrens voor de kantonrechter. Dit bedrag wordt opgetrokken tot het bedrag dat wordt opgenomen in de Wet op de rechterlijke organisatie (EUR 5000). Hiervan zijn nauwelijks financiële gevolgen te verwachten.
Artikel 185, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kent een (onder)grensbedrag voor de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar of houder van een motorrijtuig dat betrokken is bij een verkeersongeval. Thans is deze drempel f 500. Een drempel als deze moet naar zijn aard een rond bedrag zijn. De drempel wordt omgezet in een drempel van EUR 250. Gezien het verwaarloosbare aantal motorvoertuigen met een waarde van minder dan EUR 250 dat aan het verkeer deelneemt, heeft deze wijziging geen noemenswaardige financiële gevolgen.
In artikel 10 is een bedrag van f 10 000 000,– van verplichtingen ten laste van het infrastructuurfonds waarboven vooraf de Tweede Kamer moet worden geïnformeerd. Dit is een groot grensbedrag dat in overeenstemming met de vuistregels zonder financiële gevolgen kan worden omgezet in EUR 4 500 000. Dit betekent dus dat de Kamer over iets kleinere verplichtingen moet worden geïnformeerd.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
In verschillende wetten komen strafmaxima voor. Deze worden conform de vuistregels vervangen door een verwijzing naar de toepasselijke boetecategorieën in het Wetboek van Strafrecht.
Het tuchtrechtelijk boetebedrag in artikel 28 (maximum) is ontleend aan de tweede boetecategorie in het Wetboek van Strafrecht. Er is geen reden die relatie los te laten bij de invoering van de euro. De maximum boete wordt daarom EUR 2500 (thans f 5 000). Omdat het om een maximum gaat zijn er geen financiële gevolgen.
Postwet en Telecommunicatiewet
Hierin komen maxima voor bestuurlijke boeten voor. Overeenkomstig de algemene lijn voor boetemaxima worden de guldenbedragen door twee gedeeld. De afronding heeft geen financiële gevolgen omdat het een maximumboete betreft.
Spoorwegwet en Wet op de waterhuishouding
In de Spoorwegwet en de Wet op de waterhuishouding zijn nog in nominale guldensbedragen uitgedrukte boetemaxima vervangen door verwijzing naar de dichstbijgelegen boetecategorie.
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
1 | Deltaschadewet | 27 | 4 | honderd gulden | EUR 50 | EUR 45,38 | wettelijke afrondingsregel | ||
2 | Loodsenwet | 28 | 1 | b | vijfduizend gulden | EUR 2 500 | EUR 226,89 | boetemaximum | |
9 | Ontgrondingenwet | 21f | 10 | f 500 | EUR 250 | EUR 226,89 | drempelbedrag teruggave | ||
10 | Postwet | 15b | 2 | een miljoen gulden | EUR 500 000 | EUR 453 780,22 | boetemaximum | ||
11 | Spoorwegwet | 54 | 2 | eerste | f 10 000 | EUR 5000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |
12 | Spoorwegwet | 55 | 2 | eene boete van honderd tot twee duizend gulden | een geldboete van de tweede categorie | EUR 907,56 | boetemaximum | ||
13 | Spoorwegwet | 56 | 1 | eene boete van tien tot drie honderd gulden | een geldboete van de eerste categorie | EUR 136,13 | boetemaximum | ||
14 | Telecommunicatiewet | 15.4 | 1 | een miljoen gulden | EUR 500 000 | EUR 453 780,22 | boetemaximum | ||
15 | Telecommunicatiewet | 15.4 | 2 | een miljoen gulden | EUR 500 000 | EUR 453 780,22 | boetemaximum | ||
17 | Waterstaatswet 1900 | 12b | 2 | f 3 500 | EUR 5 000 | EUR 1 588,23 | bevoegdheidsgrens; moet overeenkomen met artikel 38 RO | ||
18 | Wegenverkeerswet 1994 | 185 | 3 | eerste bedrag | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | drempelbedrag | |
19 | Wegenverkeerswet 1994 | 185 | 3 | tweede bedrag | vijfhonderd gulden | EUR 250 | EUR 226,89 | drempelbedrag | |
20 | Wet Infrastructuurfonds | 10 | 2 | f 10 miljoen | EUR 4 500 000 | EUR 4 537 802,16 | grensbedrag |
Het nieuwe artikel 28d van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is opgenomen in de Wet van 26 november 1998, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293) (Stb. 687). Nu niet zeker is of laatstgenoemde wet voor 1 januari 2002 in werking treedt, is een «indien-bepaling» noodzakelijk.
HOOFDSTUK 10 MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ten aanzien van de financiële en budgettaire consequenties van de afronding van bij VWS in beheer zijnde wet- en regelgeving is het van belang om te onderscheiden of de budgettaire consequenties van een bepaalde regeling neerslaan in de rijksbegroting of in de premie-sector. Immers, waar de budgettaire kosten van eventuele afrondingen in een begrotingsgefinancierde regeling neerslaan in de rijksbegroting, dienen afrondingen van premiegefinancierde regelingen te worden opgevangen binnen het budgettair Kader Zorg (BKZ).
In een aantal gevallen laten de financiële consequenties van een afronding voor de burger of de budgettaire gevolgen van een wijzigingsvoorstel voor de premie-sector of de rijksbegroting zich niet of slechts met een zekere bandbreedte bepalen. Dit is bijvoorbeeld het geval waar het gaat om de loon- en inkomensgrenzen bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, artikel 3c, eerste lid en artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Deze worden jaarlijks bij ministeriële regeling herzien. In artikel 3a, derde lid, is bepaald dat deze naar boven worden afgerond op een veelvoud van f 100,–. Voorgesteld wordt om dit om te zetten in EUR 50 teneinde hanteerbaarheid van de grensbedragen te behouden. Mede vanwege de getrapte doorwerking van een aanpassing van deze afrondingseenheid, is het niet goed mogelijk om exact aan te geven wat hiervan de financiële consequenties voor burgers en de budgettaire effecten voor de premie-sector zullen zijn.
Het merendeel van de VWS-regelgeving kan technisch (1:1) worden afgerond. Daarnaast wordt voorgesteld om in afwijking van deze hoofdregel bij de volgende categorieën een andere wijze van afronden te hanteren.
Bepalingen met afrondingsregels
Een voorbeeld van een afrondingsregel wordt gevormd door het al eerder genoemde artikel 3a, derde lid, van de Ziekenfondswet. In dit artikel is bepaald dat de indexering van de loongrens en de inkomensgrens naar boven wordt afgerond op een veelvoud van f 100,–. Zoals reeds opgemerkt wordt voorgesteld om deze eenheid om te zetten in EUR 50. Andere voorbeelden worden gevormd door de artikelen 31b, tweede lid, en 31h, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de artikelen 28b, tweede lid, en 28h van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers. Deze bepalingen strekken tot afronding naar boven op hele guldens. Voorgesteld wordt om voortaan af te ronden naar de bovenliggende hele euro.
Hanteerbaarheid van kleine bedragen/griffierechten
Bij de griffierechten (wetten voor oorlogsgetroffenen) is met het oog op de geautomatiseerde verwerking en de hanteerbaarheid gekozen voor (uniforme) afronding op hele euro. Daarbij is, net als in de huidige situatie, aangesloten bij artikel 8:41 Awb
In artikel 14a, derde lid, van de Ziekenfondswet wordt een bedrag van f 25 000 000,– genoemd, boven welk bedrag mutaties in de rijksbijdragen moeten worden voorgehangen bij het parlement. Er is voor gekozen het desbetreffende bedrag naar beneden af te ronden tot EUR 11 000 000. Door de afronding naar beneden worden mutaties in rijksbijdragen iets eerder voorgehangen dan wanneer het hogere – niet afgeronde – grensbedrag zou gelden.
In de wetten voor buitengewone pensioenen voor verzetsdeelnemers en zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt voorgesteld het bedrag van de minimum grondslag alsmede de vrijstellingsbedragen die betrekking hebben op de vermindering in verband met eigen inkomsten uit vermogen naar boven af te ronden. Dit houdt verband met het huidige geautomatiseerde systeem dat op dit punt slechts met hele bedragen kan werken. Doordat naar boven wordt afgerond leidt de afronding niet tot nadelige financiële gevolgen voor de pensioengerechtigden.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
In de Wet afbreking zwangerschap stonden voor strafrechtelijke boeten nog (maximum) geldbedragen genoemd. Deze bedragen worden vervangen door verwijzingen naar de geldboetecategorieën uit het Wetboek van Strafrecht.
Overeenkomstig paragraaf 4.3, onder a, van het algemeen deel van deze memorie worden in de Infectieziektenwet, de Wet geneesmiddelenprijzen en de Warenwet de maximumbedragen voor bestuurlijke boeten afgerond op de helft van het huidige guldenbedrag.
Wetten buitengewoon pensioen voor verzetsdeelnemers en zeelieden-oorlogsslachtoffers
Ten aanzien van de drie wetten, betreffende buitengewone pensioenen voor verzetsdeelnemers en zeelieden-oorlogsslachtoffers, wordt het volgende opgemerkt.
Bezien is of voor de pensioengerechtigden geen significante daling van het pensioen optreedt. Voor de pensioengerechtigden aan wie vóór 1 januari 2002 reeds een beschikking ten aanzien van de pensioengrondslag is gegeven, geldt dat de in die beschikking opgenomen (hele) guldenbedragen op 1 januari 2002 van rechtswege worden omgezet in euro-bedragen. Uitgaande van het streven dat de doelgroep in beginsel geen nadeel moet ondervinden, zullen deze bedragen door de desbetreffende uitvoeringsinstantie naar boven worden afgerond op de dichtstbijzijnde hele euro. Voor het overige worden vrijwel alle bedragen technisch omgezet (dus 1:1). Zoals eerder opgemerkt zullen alleen de minimum grondslag alsmede de vrijstellingsbedragen die betrekking hebben op de vermindering i.v.m. eigen inkomsten uit vermogen, in het voordeel van de pensioengerechtigden worden afgerond. De voorgestelde wijzigingen zullen dan ook niet leiden tot een noemenswaardig nadeel voor de individuele pensioengerechtigden.
Deze wijzigingen zijn besproken met de uitvoeringsinstantie, die positief op de voorgestelde wijzigingen heeft gereageerd.
Een aantal van de in de wetten voor oorlogsgetroffenen, de Ziekenfondswet en de Wet op de medische keuringen opgenomen bedragen worden periodiek bij ministeriële regeling geïndexeerd. Hierdoor treedt het nieuwe, in de ministeriële regeling opgenomen, bedrag in de plaats van het in de formele wet vermelde bedrag. Dit laatste bedrag is daardoor uitgewerkt en behoeft derhalve niet meer te worden gewijzigd. Per 1 januari 2002 zal ofwel het op dat moment geldende, in de ministeriële regeling opgenomen bedrag worden omgezet in een eurobedrag, ofwel, indien per 1 januari 2002 wordt geïndexeerd, het nieuwe geïndexeerde bedrag bij ministeriële regeling in euro worden vastgesteld.
VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
1 | Infectieziektenwet | 32 | 1 | 200 gulden | EUR 100 | EUR 90,76 | boetemaximum | ||
2 | Infectieziektenwet | 32 | 2 | 200 gulden | EUR 100 | EUR 90,76 | boetemaximum | ||
3 | Infectieziektenwet | 32 | 3 | 200 gulden | EUR 100 | EUR 90,76 | boetemaximum | ||
7 | Warenwet | 32a | 2 | f 10 000 | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
8 | Wet afbreking zwangerschap | 15 | ten hoogste vijftigduizend gulden | de vijfde categorie | EUR 22 689,01 | boetemaximum | |||
9 | Wet afbreking zwangerschap | 16 | 1 | ten hoogste vijftigduizend gulden | de vijfde categorie | EUR 22 689,01 | boetemaximum | ||
10 | Wet afbreking zwangerschap | 17 | ten hoogste honderdduizend gulden | de vijfde categorie | EUR 45 378,02 | boetemaximum | |||
11 | Wet afbreking zwangerschap | 18 | 1 | ten hoogste tienduizend gulden | de derde categorie | EUR 4 537,80 | boetemaximum | ||
12 | Wet afbreking zwangerschap | 18 | 2 | ten hoogste vijfentwintig duizend gulden | de vierde categorie | EUR 11 344,51 | boetemaximum | ||
13 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 8 | 7 | eerste bedrag | tweeduizend zevenhonderd gulden | EUR 1 226 | EUR 1225,21 | automatisering | |
30 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 2 | eerste bedrag | vijtienhonderd gulden | EUR 681 | EUR 680,67 | grensbedrag | |
31 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 2 | tweede bedrag | zevenhonderd-vijftig gulden | EUR 341 | EUR 340,34 | grensbedrag | |
32 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 3 | eerste | duizend gulden | EUR 454 | EUR 453,78 | grensbedrag | |
33 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 3 | tweede, eerste bedrag | duizend guldenEUR 454 EUR 453,78 | grensbedrag | |||
34 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 3 | tweede, tweede bedrag | duizend gulden | EUR 454 | EUR 453,78 | drempelbedrag | |
35 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 20 | 4 | zevenhonderd en vijftig gulden | EUR 341 | EUR 340,34 | drempelbedrag | ||
38 | Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 | 38 | 3 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
39 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 2 | eerste bedrag | f 1500 | EUR 681 | EUR 680,67 | automatisering | |
40 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 2 | tweede bedrag | f 750 | EUR 341 | EUR 340,34 | automatisering | |
41 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 3 | aanhef | eerste | f 1000 | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
42 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 3 | aanhef | tweede, eerste bedrag | f 1000 | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
43 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 3 | aanhef | tweede volzin, tweede bedrag | f 1000 | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
44 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 23 | 4 | f 750 | EUR 341 | EUR 340,34 | automatisering | ||
46 | Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet | 45 | 3 | f 50 | EUR 27 | EUR 22,69 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
47 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 7 | 3 | eerste bedrag | tweeduizend zevenhonderd gulden | EUR 1 226 | EUR 1 225,51 | automatisering | |
64 | Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers | 20 | 2 | eerste bedrag | vijftienhonderd gulden | EUR 681 | EUR 680,67 | automatisering | |
65 | Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers | 20 | 2 | tweede bedrag | zevenhonderd vijftig gulden | EUR 341 | EUR 340,34 | automatisering | |
66 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 20 | 3 | aanhef | eerste | éénduizend gulden | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
67 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 20 | 3 | aanhef | tweede, eerste bedrag | duizend gulden | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
68 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 20 | 3 | aanhef | tweede, tweede bedrag | duizend gulden | EUR 454 | EUR 453,78 | automatisering |
69 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 20 | 4 | zevenhonderd vijftig gulden | EUR 341 | EUR 340,34 | automatisering | ||
72 | Wet buitengewoon pensioen zeeliedenoorlogsslachtoffers | 34 | 3 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
75 | Wet geneesmiddelenprijzen | 11 | 1 | f 100 000,– | EUR 50 000 | EUR 45 378,02 | boetemaximum | ||
76 | Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg | 48 | 1 | c | tienduizend gulden | EUR 5 000 | EUR 4 537,80 | boetemaximum | |
78 | Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 | 56 | 3 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
79 | Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 | 44 | 3 | f 60 | EUR 27 | EUR 27,23 | automatisering; moet overeenkomen met artikel 8:41 Awb | ||
80 | Ziekenfondswet | 3a | 3 | honderd gulden | EUR 50 | EUR 45,38 | wettelijke afrondingsregel | ||
81 | Ziekenfondswet | 14a | 3 | f 25 000 000,– | EUR 11 000 000 | grensbedrag |
HOOFDSTUK 11 MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
In artikel 15.26 van de Wet milieubeheer wordt het drempelbedrag voor het ontvangen van schadevergoeding in het voordeel van de burger afgerond.
Specifieke beleidsbeslissing: Huursubsidiewet
Bij ministerie van VROM was de belangrijkste vraag welke gevolgen de invoering van de euro voor de Huursubsidiewet zou kunnen hebben. Onderstaand worden de gevolgen benoemd als gevolg van de invoering van de euro per 1 januari 2002.
Als gevolg van de overschakeling van gulden op euro kunnen tijdens het lopende subsidietijdvak (1 juli 2001 tot 1 juli 2002) relevante verschillen in de uitkomst van de berekening van het bedrag van de huursubsidie ontstaan door het werken met twee valuta's. Dit is vooral een gevolg van tussentijdse afrondingen van bedragen, die tijdens de berekening plaatsvinden. Nagenoeg gelijke uitkomsten van de berekening van huursubsidie voor en na de invoering van de euro kunnen alleen worden gegarandeerd indien in de wijze van berekening in guldens geen verandering komt en het resultaat van de berekening, een guldenbedrag, zonder afronding overeenkomstig de door de EU vastgestelde omrekenkoers in euro's wordt omgerekend.
Indien de berekening met ingang van 1 januari 2002 in euro's wordt uitgevoerd en de huidige afrondingsregel op hele guldens naar boven wordt vervangen door een afrondingsregel in hele of desnoods halve euro's naar boven, gaat dit de rijksoverheid enkele miljoenen guldens kosten. Indien in de wijze van berekening in guldens geen verandering komt is het nadelig financieel gevolg te verwaarlozen.
Bovendien moet het in euro berekende bedrag overeenkomen met vergelijkbare situaties waarvan de beschikking vóór 1 januari 2002 is genomen. Ook dan nog kan niet helemaal worden uitgesloten dat zich bijzondere situaties voordoen waarin onbedoelde gevolgen voor de subsidieontvanger optreden, bijvoorbeeld dat nieuwe aanvragers begin 2002 niet voor subsidie in aanmerking komen omdat het inkomen of vermogen daarvoor te hoog is. Indien in de wijze van achterliggende berekening in guldens zowel voor als na 1 januari 2002 geen verandering komt zal, behoudens thans niet te voorziene incidentele gevallen, hiervan geen sprake zijn.
Alle gegevens die door de aanvrager in guldens zijn aangeleverd, zouden in euro's moeten worden omgezet alvorens daarmee gerekend kan worden. Dit zou meebrengen dat halverwege het subsidietijdvak 1 juli 2001 tot 1 juli 2002 de gehele automatisering van guldens op euro's zou moeten overschakelen. Ook valt dit nog samen met de invoering van een nieuw vervangend automatiseringssysteem (EOS), welke volgens de huidige inzichten op 1 juli 2002 zal plaatsvinden. Met het oog hierop is het niet wenselijk om te investeren in een gehele aanpassing van het automatiseringssysteem dat vervolgens tot 1 juli 2002 zal worden gebruikt, te meer omdat een dergelijke aanpassing altijd gepaard zal gaan met extra risico's voor de continuïteit van de subsidieverlening.
Om al deze redenen wordt het beleidsmatig wenselijk geacht de berekening van de huursubsidie gedurende het gehele tijdvak 1 juli 2001 tot 1 juli 2002 in guldens te blijven uit voeren, dus ook in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2002, en pas op 1 juli 2002, bij het begin van het subsidietijdvak 1 juli 2002 tot 1 juli 2003, de berekening in euro's uit te voeren. Uiteraard geschiedt de uitbetaling en luiden de rechtsmiddelen wel vanaf 1 januari 2002 in euro's. Er wordt dus gekozen voor toepassing van de hoofdregel (technische omzetting), maar op een ander tijdstip.
Specifieke beleidsbeslissing: Boetebedragen
Tot slot bevat artikel 9, tweede lid, van de Reconstructietwet Midden-Delfland de mogelijkheid tot het opleggen van een boete bij overtreding van ten hoogste duizend gulden. Bij wet van 11 februari 1988 houdende herziening van enige wetten in verband met de indeling van strafbare feiten in geldboetecategorieën, (Stb. 1988, 77) zijn boetebedragen ingedeeld in geldboetecategorieën. Deze wet bevatte tevens de herziening van een boetebedrag bij overtreding van duizend gulden in artikel 24, tweede lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën. Dit boetebedrag is toen gewijzigd in een geldboete van de tweede categorie. In lijn met deze wijziging zal de mogelijkheid tot het opleggen van een geldboete bij overtreding van ten hoogste duizend gulden in de Reconstructietwet Midden-Delfland nu vervangen worden door de mogelijkheid tot het opleggen van een geldboete van de tweede categorie bij overtreding.
VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nr | Wet | artikel | lid | onderdeel | volzin | huidige tekst | nieuwe tekst | niet afgerond bedrag | reden afronding |
40 | Huursubsidiewet | 36 | 4 | f 500 | EUR 250 | EUR 226,89 | boetemaximum | ||
41 | Reconstructiewet Midden-Delfand | 9 | 2 | ten hoogste duizend gulden | van de tweede categorie | EUR 453,78 | boetemaximum | ||
45 | Wet milieubeheer | 15.26 | 2 | b | f 500 | EUR 225 | EUR 226,89 | grensbedrag |
In verband met de in het algemeen gedeelte van dit hoofdstuk van deze toelichting uiteengezette problematiek van de Huursubsidiewet worden uit die wet enkele afrondingsregels geschrapt. Tevens wordt een grondslag geboden voor het berekenen van de huursubsidie in guldens voor het subsidietijdvak dat eindigt op 30 juni 2002.
Ook uit de Huurwet wordt een afrondingsregel geschrapt. De reden daarvan is dat deze methodiek aansluit op die welke in de huurregelgeving is opgenomen voor de maximale huurprijsgrens van woonruimte. Net als voor huurders van woonruimte, waarvoor voor de geldende huurprijs ook geen afrondingsregel geldt, zal het ontbreken van een afrondingsregel voor huurders van onder de Huurwet vallende gebouwde onroerende zaken geen probleem vormen, omdat bij die categorie huurders betaling in contanten uitzondering zal zijn. De huurders zullen er niet op achteruitgaan, in tegendeel. De verhuurders zullen precies datgene (en niet meer) ontvangen wat zij met hun huurders zijn overeengekomen. Per saldo zal de burger dus geen nadeel ondervinden.
HOOFDSTUK 12 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Ingevolge deze wet worden een aantal geldboetebedragen gewijzigd. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geldt bij wijzigingen van strafrechtelijke geldboetebedragen de algemene overgangsregel, dat de voor de verdachte meest gunstige bepalingen worden toegepast. Voor wijzigingen van bestuurlijke of tuchtrechtelijke geldboetebedragen bestaat niet zo'n algemene overgangsregel. Daarom wordt voorgesteld de strafrechtelijke overgangsregel daarop van overeenkomstige toepassing te verklaren.
In sommige gevallen is de bevoegdheid van de rechter om van een bepaalde zaak kennis te nemen, afhankelijk van financiële grenzen. Enkele van die grenzen worden in het onderhavige wetsvoorstel afgerond en dus materieel gewijzigd. De onderhavige overgangsbepaling stelt buiten twijfel, dat deze wijzigingen niet kunnen leiden tot onbevoegdheid van de rechter of niet-ontvankelijkheid van een vordering in een reeds aanhangige zaak waarin de rechter op het tijdstip van aanhangig maken bevoegd was.
De bepaling geldt voor alle soorten zaken. Onder het tijdstip van «aanhangig maken» wordt in het strafrecht verstaan het tijdstip van uitbrengen van de dagvaarding, in civiele zaken het tijdstip van het uitbrengen van de dagvaarding of het indienen van het verzoekschrift, in bestuursrechtelijke zaken het tijdstip van indienen van het beroepschrift.
Door afronding worden de voor een beroep bij de administratieve rechter te betalen griffierechten, alsook de bij een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te stellen zekerheid, gewijzigd. In verband daar mee is bepaald dat het tijdstip van indienen van het beroepschrift bepalend is voor het verschuldigde griffirecht, respectievelijk de te stellen zekerheid. dit geldt dus ook, als het beroep voor 1 januari 2002 is ingesteld, maar het griffierecht na 1 januari 2002 wordt betaald. Dat impliceert, dat nog gedurende enige weken na 1 januari 2002 betalingen in guldens, dan wel betalingen van gebroken eurobedragen (namelijk het in euro's omgerekende oude guldensbedrag) moeten worden verwerkt. Dit is administratief enigszins bezwaarlijk, maar een en ander zou slechts kunnen worden vermeden door een regeling die meebrengt dat het griffierecht voor een reeds aanhangig beroep zou wijzigen. Dat is uiteraard niet redelijk. Wel wordt door de voorgestelde regeling de periode waarin nog «oude» betalingen moeten worden verwerkt zo kort mogelijk gehouden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27472-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.