nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
Onderhavig wetsvoorstel beoogt de artikelen 87h, zesde lid, en 106e, zesde
lid, van de Wet geluidhinder technisch aan te passen. Deze artikelen maken
onderdeel uit van een aantal nieuwe bepalingen in de Wet geluidhinder die
zien op de aanleg of wijziging van een hoofdweg of een landelijke railweg
in de zin van de Tracéwet.
Artikel 106e ziet op de toepasselijke normstelling voor de geluidsbelasting
vanwege railverkeerslawaai in niet-saneringssituaties. Artikel 106f van de
Wet geluidhinder ziet op de toepasselijke normstelling voor de geluidsbelasting
vanwege spoorweglawaai in saneringssituaties.
Reeds op grond van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer
is er met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen dan woningen sprake
van een saneringssituatie vanwege railverkeerslawaai, indien de geluidsbelasting
op de gevel van deze andere geluidsgevoelige gebouwen op 1 juli 1987 hoger
was dan 60 dB(A). Dit betekent dat er met betrekking tot de andere geluidsgevoelige
gebouwen sprake is van een niet-saneringssituatie als deze geluidsbelasting
op dat tijdstip lager was dan of gelijk was aan 60 dB(A). Zoals in de memorie
van toelichting bij het voorstel van wet, houdende wijziging van de Tracéwet
(eerste tranche) (kamerstukken II 1998/99, 26 343, nr. 3, blz. 31) reeds
is aangegeven, is niet beoogd deze situatie te wijzigen in geval van de aanleg
of wijziging van een hoofdweg of landelijke railweg in de zin van de Tracéwet.
In artikel 106f is de saneringssituatie voor andere geluidsgevoelige gebouwen
op de juiste wijze beschreven. In artikel 106e, zesde lid, is de niet-saneringssituatie
met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen echter per abuis beschreven
als de situatie waarin op 1 juli 1987 de geluidsbelasting op de gevel van
deze gebouwen lager was dan of gelijk was aan 65 dB(A). In artikel 87h, zesde
lid, wordt deze niet-saneringssituatie op dezelfde foutieve wijze beschreven.
Onderhavig wetsvoorstel beoogt deze technische onvolkomenheid te herstellen
en te bepalen dat er met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen in
geval van geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai sprake is van een niet-saneringssituatie
als de geluidsbelasting op de gevel van deze andere geluidsgevoelige gebouwen
op 1 juli 1987 lager was dan of gelijk was aan 60 dB(A).
Inwerkingtreding
Beoogd wordt deze wetswijziging in werking te laten treden met terugwerkende
kracht tot en met het tijdstip waarop de wet, houdende wijziging van de Tracéwet
(eerste tranche) in werking is getreden. Reden daarvoor is dat de regeling
van de artikelen 87h, zesde lid, en 106e, zesde lid, in combinatie met artikel
106f, achtste lid, van de Wet geluidhinder verwarring kan doen ontstaan. In
de artikelen 87h, zesde lid, en 106e, zesde lid, wordt namelijk bepaald dat
de voorkeursgrenswaarde voor geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai met
betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen 55 dB(A) is, als de geluidsbelasting
op 1 juli 1987 lager was dan of gelijk was aan 65 dB(A) (bedoeld was 60 dB(A),
geen saneringssituatie). In artikel 106f, achtste lid, wordt echter vervolgens
bepaald dat de voorkeursgrenswaarde voor geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai
met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen 60 dB(A) is als de geluidsbelasting
op 1 juli 1987 hoger was dan 60 dB(A) (saneringssituatie). Als er met andere
woorden op 1 juli 1987 sprake was van een geluidsbelasting van 63 dB(A) is
het niet duidelijk of de voorkeursgrenswaarde 55 dB(A) of 60 dB(A) is.
De in het wetsvoorstel opgenomen inwerkingtredingsbepaling zorgt er voor dat
het met terugwerkende kracht duidelijk is welke normstelling van toepassing
is.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk