27 458
Snellere installatie Tweede Kamer

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 januari 2001

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 6 december 2000 overleg gevoerd met minister De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brieven van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake snellere installatie Tweede Kamer van 13 oktober en 7 november 2000 (27 458, nrs. 1 en 2).

Een notitie van de commissie voor de Geloofsbrieven d.d. 14 november 2000 is als bijlage bij dit verslag gevoegd.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Rehwinkel (PvdA) geeft aan dat bij de discussie, die rondom de monarchie is ontstaan, vooral van belang is de vraag hoe de ministeriële verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van politici in het algemeen kunnen worden versterkt. In dit licht kan in zijn algemeenheid geconstateerd worden dat na Tweede-Kamerverkiezingen politici onvoldoende verantwoordelijkheid nemen en er zelfs gesproken kan worden van een oorverdovende stilte. Aan dat gebrek aan verantwoording en debat dient derhalve verandering te komen en wel in de lijn van de motie-Kolfschoten die begin jaren zeventig breed door de Kamer is ondersteund. Conform die motie zal na de verkiezingen de nieuw gekozen Tweede Kamer zo snel mogelijk bijeen dienen te komen voor een debat met hopelijk als resultaat de voordracht van een informateur of formateur. Daarnaast dient er tijdens de formatie met bepaalde regelmaat informatie door de informateur/formateur aan de Kamer te worden verschaft. De heer Rehwinkel verbindt aan dit alles wel de voorwaarde dat de zorgvuldigheid daarbij nooit in het gedrang raakt.

Zowel door het kabinet als door met name de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven zijn onlangs belangrijke suggesties gedaan ter inkorting van de benoemings- en installatieprocedure inzake de Tweede Kamer. Centrale vraag voor laatstgenoemde commissie is of er in dezen niet meer gebruik kan worden gemaakt van moderne communicatiemiddelen ofwel ICT in plaats van de «postkoets». Is de minister bereid te bezien of creatief gebruik van fax en e-mail alsmede flexibeler werktijden de beoogde versnelling kunnen bewerkstelligen, ook waar het gaat om de informatievoorziening van de stembureaus aan de hoofdbureaus en vervolgens aan het centraal stembureau?

In artikel N 12 van de Kieswet staat dat de burgemeester zorgt voor de onverwijlde overbrenging van de tellingen naar de hoofdstembureaus, terwijl artikel O 4 van dezelfde wet aangeeft dat de voorzitter van het hoofdstembureau terstond de gegevens doorgeeft aan het centraal stembureau. Dit roept de vraag op of gemeentes ook daadwerkelijk tot spoed kunnen worden gedwongen. Onder verwijzing naar haar eigen notitie moet het naar de mening van de commissie mogelijk zijn dat het centraal stembureau de uitslag in de loop van de vrijdag na de verkiezingen vaststelt in plaats van maandagmiddag. In de loop van de ochtend van dezelfde vrijdag zou de commissie dan haar controlewerkzaamheden kunnen verrichten en afronden zodat zij de verificatie betreffende enkele gemeentes die middag in gang kan zetten, zodat, blijkens ervaring tot nu toe, binnen 24 uur uitsluitsel kan worden verkregen. Hieruit voortvloeiend zou naar het oordeel van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven de Kamer in nieuwe samenstelling op de maandagavond dan wel de dinsdag na de verkiezingen bijeen kunnen komen en kan zij direct na de beëdiging van de nieuwe leden vergaderen en besluiten. Daarbij gaat zij ervan uit dat het grondwettelijk mogelijk is dat op dezelfde dag de Kamer in nieuwe samenstelling en de Kamer in oude samenstelling bijeenkomen.

Om in staat te zijn reeds maandag te beslissen over de toelating van de nieuwe leden moeten ruim van tevoren de noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen. Er zal door de griffie een draaiboek worden opgesteld waarin alle te verrichten handelingen en verplichtingen alsmede het daarbij behorende tijdpad zijn opgenomen. Indien peilingen daartoe aanleiding geven, kan de griffie reeds voor de verkiezingen contacten leggen met mogelijk nieuw in de Kamer te kiezen politieke partijen en zonodig adviseren inzake het tijdig treffen van de noodzakelijke voorzieningen.

In zijn advies geeft de Kiesraad aan dat het aanbeveling verdient om artikel 2, derde lid, van het Reglement van orde aan te passen, zodat niet de Kamer in oude samenstelling behoeft te beslissen over de toelating van alle 150 leden. De heer Rehwinkel kan zich ook goed vinden in het door de voorzitter en de griffier van de Tweede Kamer geuite standpunt dat er altijd de mogelijkheid is om van het RvO af te wijken, hetgeen in het geval van Gramsbergen destijds ook is gebeurd.

De heer Te Veldhuis (VVD) zal allereerst sprekend in zijn hoedanigheid van voorzitter van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven ingaan op enkele technische aspecten om vervolgens als woordvoerder namens zijn fractie enkele politiekinhoudelijke opmerkingen te maken.

Refererend aan de visie van de Kiesraad dat wanneer de verkiezingen eerder in de week dan op woensdag worden gehouden, dit heel veel problemen die een snellere installatie in de weg staan, zou oplossen, dringt zich de vraag op waarom bijvoorbeeld voortaan niet op maandag verkiezingen kunnen worden gehouden. Op die manier is er op vrijdag een nieuwe Kamer, ervan uitgaande dat de door de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven geschetste lijn kan worden gevolgd. Los daarvan, meent genoemde commissie dat door het gebruik van moderne communicatiemiddelen en door het feit dat de medewerkers van de Tweede Kamer tegenwoordig werken op flexibele tijden, in ieder geval versnelling van de procedure binnen dit huis mogelijk is.

In zijn notitie (27 458, nr. 1) schrijft de minister dat de Kiesraad de uitslag van de Tweede-Kamerverkiezingen niet eerder dan op de vijfde dag na de stemming kan vaststellen. De heer Te Veldhuis brengt hier tegenin dat de desbetreffende Kieswet nog is geconcipieerd in de tijd van de postkoets en dat inmiddels sprake is van een tijdperk van ICT en snelle media. Zo er al op woensdag wordt gestemd, moet het naar het oordeel van de commissie technisch mogelijk zijn om onder andere door creatief gebruik van fax en e-mail de uitslag zorgvuldig vast te stellen in de loop van vrijdag in plaats van pas op maandag om 17.00 uur. Aanpassing op dit punt van de Kieswet en voorzover nodig van het Reglement van orde verdient dan ook aanbeveling. De techniek moet in dit verband namelijk ondergeschikt zijn aan de politieke wens tot versnelling.

De heer Te Veldhuis heeft kennisgenomen van het voornemen van de minister om de stembureaus tijdens verkiezingen langer open te houden, te weten tot 21.00 uur. Welke consequenties zal dit hebben voor de snelheid van het vaststellen van de uitslag? Bij een versnelling zal er dan in ieder geval 's nachts doorgewerkt moeten worden. Kan het doel dat de minister met het langer openhouden van de stembureaus beoogt, ook niet worden bereikt door op een modernere manier te stemmen, bijvoorbeeld per telefoon of e-mail? De heer Te Veldhuis refereert in dit verband aan het voornemen van de vaste commissie voor BZK om zelf een rondetafelgesprek met experts op het gebied van nieuwe media te organiseren, teneinde na te gaan of de eerste proef met nieuwe media die minister Van Boxtel wil houden in maart 2003 bij de Provinciale Statenverkiezingen, bespoedigd kan worden.

Politiekinhoudelijk gezien laat naar het oordeel van de heer Te Veldhuis de onderhavige poging tot versnelling van de installatieprocedure overigens onverlet de instandhouding van het instituut koninklijk huis en de bevoegdheden die het nu heeft.

Indien een meerderheid van de Kamer zich uitspreekt voor het een week na de verkiezingen of zoveel eerder als mogelijk houden van een debat over de voordacht van een formateur dan wel een informateur aan de koningin, zal de fractie van de heer Te Veldhuis zich er niet tegen verzetten, hoewel zij er niet echt behoefte aan heeft. In het geval de uitslag van de verkiezingen volledig duidelijk is, is namelijk ook al te voorspellen wat de voordracht zal zijn. In het geval die uitslag niet duidelijk is, zal een dergelijk debat niet meer zijn dan een absolute schijnvertoning ofwel een «fakediscussie», aangezien geen enkele fractie zich dan achter haar kaarten zal laten kijken. Zo er na de verkiezingsuitslag door sommige partijen in een bepaalde richting wordt gedacht wat betreft een formateur of een informateur, dan mag worden aangenomen dat de desbetreffende politieke «verlovingskandidaten» daarover zelf in beslotenheid zullen spreken in plaats van dat ze er voor het eerst in genoemd debat in openbaarheid over zullen gaan praten. In zo'n debat zullen de partijen die in wezen reeds zijn afgewezen, slechts nog mokken en stoken in de nieuwe liefdesrelatie. Het wordt dan niet meer dan een circus van de jaloezie en een tragedie van de afgewezenen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) meent dat, los van allerlei andere politieke afwegingen, het een uitstekend uitgangspunt is om, met inachtneming van het zorgvuldigheidsprincipe, te streven naar verkorting van de installatieprocedure voor de Tweede Kamer. Dit houdt tevens in dat zij er op dit moment heel weinig voor voelt om zware politieke uitspraken te doen over de vraag of en wanneer er na de Tweede Kamerverkiezingen een debat moet worden gehouden over de voordracht van een informateur/formateur. Overigens staat op grond van de huidige wet- en regelgeving sowieso de Kamer niets in de weg om de eerste keer wanneer zij na de verkiezingen bij elkaar komt, hierover van gedachten te wisselen. Daarbij komt dat, gelet op de ervaringen tot nu toe, aan het vooroverleg toch ook een zekere waarde moet worden toegedicht, zodat vervolgens wellicht niet eens echt sprake meer is van een open debat. Het echter op dit alles nu vooruitlopen, is in feite niet meer dan een non-discussie.

Verder verbaast mevrouw Van der Hoeven zich over de opmerking van de heer Te Veldhuis dat wanneer een meerderheid zich zou uitspreken voor zo'n debat, hij zich er niet tegen zal verzetten. Feit is dat een partij die meerderheid al dan niet zelf creëert, in de zin dat zij niet lijdzaam moet toekijken maar al of niet meedoet.

Met betrekking tot genoemde verkorting van de installatieprocedure stelt de minister in zijn notitie dat het niet mogelijk is dat de Kiesraad de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen eerder dan op de vijfde dag na de stemming vaststelt. Mevrouw Van der Hoeven zou graag beargumenteerd zien waarom wat dat betreft geen versnelling mogelijk is. Ook zij meent dat, zoals onder andere gesuggereerd in het rapport van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven, door gebruikmaking van flexibele werktijden en van nieuwe communicatiemiddelen die termijn wel degelijk verkort kan worden. Verder vraagt zij de minister zorg te dragen voor een adequate dataverzameling en -verwerking, zijnde de basisvoorwaarde voor genoemde versnelling.

De termijn voor de procedures die de Kamer moet volgen voor de toelating van nieuwe leden kan, mede onder verwijzing naar het zo-even genoemde rapport, wel degelijk ook verkort worden.

Daarnaast zou een optie zijn om de woensdag van de verkiezingen te vervroegen naar maandag of dinsdag. Is de minister bereid die mogelijkheid te onderzoeken?

De opmerking van de Kiesraad over het moment van aftreden van de Kamer in oude samenstelling is naar het oordeel van mevrouw Van der Hoeven terecht. Het mag inderdaad niet de bedoeling zijn dat dit gebeurt op de eerste of tweede dag na de verkiezingen.

Ook kan zij zich iets voorstellen bij de suggestie van dezelfde Kiesraad om de procedure die onder de nieuwe regeling noodzakelijk is om de toelating tijdig te kunnen afhandelen, een wettelijke basis te geven. Voorkomen moet echter wel worden dat de gehele procedure en detail wettelijk voorgeschreven en geregeld gaat worden, want anders valt de Kamer weer in haar eigen zwaard. Wat dat betreft dient de middenweg gekozen te worden.

Mevrouw Van der Hoeven is het ermee eens dat de Kamer in nieuwe samenstelling moet kunnen beslissen over de toelating van nieuwe leden die zijn gekozen op omstreden zetels.

Indien de nieuwe Kieswet in werking zal treden voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen, zullen daartoe bepaalde tijdslimieten in acht moeten worden genomen. Is de minister nu reeds in staat enig inzicht te geven in dat tijdpad? Daarnaast is mevrouw Van der Hoeven benieuwd te vernemen welke consequenties de onderhavige wijziging ten aanzien van de Tweede Kamer heeft voor het vaststellen van de uitslag en het moment van aantreden van de raden en de staten.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) zegt wat betreft de installatieprocedure voor de Tweede Kamer te kiezen voor een zorgvuldig en tegelijkertijd snel traject. Daarbij is het van belang dat ook het voortraject in orde is. In dat licht is zij blij verrast door de in de notitie van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven gedane suggesties ter versnelling van de formaliteiten tussen de werkzaamheden van de stembureaus en de vaststelling van de uitslag door het centraal stembureau, zodat reeds op vrijdag in plaats van maandag alle relevante stukken bij de Tweede Kamer kunnen worden bezorgd. Wel dient er de garantie te zijn dat er bij het doorgeven van gegevens via e-mail of fax geen mankementen optreden.

Het houden van verkiezingen in Nederland op woensdag is klaarblijkelijk een traditie, terwijl geconstateerd moet worden dat in bijna alle andere landen de verkiezingen op zondag plaatsvinden. Zonder meteen te willen pleiten voor de zondag, zou het wellicht goed zijn om de mogelijkheid van vervroeging nader te bestuderen, juist met het oog op de zo nagestreefde snellere installatie.

De heer Rosenmöller (GroenLinks) beschouwt de gedachtewisseling over de vraag of met inachtneming van de zorgvuldigheid zo snel mogelijk na de verkiezingen gekomen kan worden tot installatie van de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling als een zeer belangwekkende en meent dat deze ook zeker niet los gezien kan worden van de politieke context. Vergeten mag daarbij overigens niet worden dat deze discussie voortvloeit uit de eerdere vraag of met betrekking tot het formatieproces de Kamer voort moet gaan op de weg zoals die de afgelopen jaren is gevolgd. Verschillende fracties binnen de Kamer hebben in dat licht reeds een aantal vernieuwingen voorgesteld, waarbij de heer Rosenmöller in het bijzonder refereert aan het door zijn fractie in 1994 genomen initiatief om informateurs naar de Kamer te laten komen om informatie te geven over het lopende informatieproces.

In de kern is de vraag of het formatie- of informatieproces begint bij de gekozen volksvertegenwoordiging dan wel dat het vooral het instituut van de Koning is dat in dezen het voortouw heeft. Conform de huidige constellatie worden na de verkiezingen de fractievoorzitters door hare majesteit ontvangen voor advies. Weliswaar kunnen ze bij die gelegenheid in politieke zin aangeven hoe ze de uitslag van de verkiezingen interpreteren en analyseren, maar met betrekking tot de informatie of formatie kunnen ze eigenlijk nauwelijks iets zeggen. Naar het oordeel van de heer Rosenmöller is dat in termen van het afleggen van verantwoording een lastige zaak, hetgeen niet het geval is wanneer de Kamer in dezen het voortouw heeft. Het laatste sluit overigens niet uit dat er dan vooroverleg zal plaatsvinden, waarop de heer Te Veldhuis duidde. Het zou niet dienstig zijn wanneer dat vooroverleg zich beperkte tot de partners die op dat moment denken met elkaar rond de tafel te willen gaan zitten. Dat vooroverleg zou er veeleer op neer dienen te komen dat bepaalde aangewezen woordvoerders namens de fracties dan wel de fractievoorzitters zelf ter voorbereiding van het eigenlijke debat de koppen bij elkaar steken.

Het houden van verkiezingen op woensdag is voor de heer Rosenmöller geen absoluut gegeven, zodat een andere dag bespreekbaar is, hoewel zijn directe voorkeur dan niet uitgaat naar de zondag, juist met het oog op de tradities die Nederland kent en uit respect voor de mensen die de zondag een andere invulling willen geven.

De heer Van den Berg (SGP) hecht er allereerst aan te benadrukken er niets voor te voelen om de positie van het instituut Koning, ook niet in het kader van de kabinetsformatie ter discussie te stellen of er op welke wijze dan ook afbreuk aan te doen.

Los van de politieke context is het zinvol en relevant om erover na te denken of de periode waarbinnen de Kamer in nieuwe samenstelling aantreedt, kan worden verkort, zonder dat daarbij de zorgvuldigheid in gevaar komt. Ten aanzien van dat laatste moet gerealiseerd worden dat bij gebruik van nieuwe communicatiemiddelen en technieken allerlei vragen, ook technische, kunnen rijzen. Het is dan ook van belang dat het gehele proces van gegevensverwerking ook nadien goed te controleren en te herleiden is.

In zijn advies geeft de Kiesraad te kennen in de toelichting van de minister van BZK te missen een afweging van het belang van een relatief beperkte verkorting van de termijn enerzijds tegen het belang van een zorgvuldige procedure omtrent de vaststelling van de uitslag en toelating van de nieuwe leden anderzijds. De Kiesraad stelt niet op voorhand overtuigd te zijn dat deze afweging zou moeten uitvallen in het voordeel van een verkorting van de termijn. Wat is de reactie van de minister hierop?

De vraag of het afstappen van de woensdag als vaste verkiezingsdag soelaas zal bieden wat betreft de beoogde versnelling waagt de heer Van den Berg te betwijfelen, aangezien de daaropvolgende periode altijd een zondag bevat. Hij neemt althans niet aan en zou er in ieder geval afstand van nemen dat die dag van rust met het oog op genoemde versnelling voortaan als werkdag door welk orgaan dan ook zal worden gebruikt, laat staan dat de zondag als verkiezingsdag zou worden aangemerkt.

Naar wel mag worden aangenomen, zal de huidige minister de door zijn voorganger gedane toezegging aan de Kamer om in het kader van de wijziging van de Kieswet de ondersteuningsverklaring voor zittende politieke partijen te laten vervallen, gestand doen. De heer Van den Berg krijgt dan ook graag de bevestiging van de minister dat een en ander ook tijdig aan de Kamer zal worden voorgelegd.

De heer Schutte (RPF/GPV) meent dat wanneer de aanleiding van de onderhavige discussie er puur in gelegen zou zijn dat de Kamer snel kan beslissen over de voordracht van een formateur, daarin een niet al te groot belang aan zou mogen worden toegekend. In zijn opvatting is het staatshoofd in dezen namelijk nog steeds de meest geëigende persoon, zeker zolang in Nederland geldt dat voor de verkiezingen geen helderheid wordt geboden over mogelijke coalitieverhoudingen.

Los hiervan is het streven naar een snellere installatie van de Tweede Kamer legitiem en is het een kwestie die op zijn eigen merites beoordeeld dient te worden, uiteraard met inachtneming van het zorgvuldigheidscriterium. Als er één rechtsstelsel is waarbij zorgvuldigheid kenmerkend moet zijn en blijven, is dat het kiesstelsel. Hoewel er allerlei theoretische modellen kunnen worden ontwikkeld ten behoeve van die versnelling, moet toch beseft worden dat de realiteit daarvan nog wel eens pleegt af te wijken. Een dergelijke procedure moet uiteindelijk vorm worden gegeven door vele duizenden mensen in Nederland en zelfs daarbuiten. Er behoeft niet veel te gebeuren waardoor er problemen ontstaan. De kans op vergissingen wordt groter naarmate het tempo hoger wordt en derhalve de druk waaronder gewerkt moet worden ook toeneemt.

Waar de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven pleit voor een creatief gebruik van fax en e-mail, wijst de heer Schutte erop dat niet een blindelings vertrouwen in de techniek moet worden gesteld aangezien de praktijk uitwijst dat die techniek nog wel eens faalt, met alle gevolgen van dien. Het risico van een onvolledige Kamer is ook binnen de huidige opzet aanwezig, maar wordt natuurlijk groter naarmate de installatieprocedure sneller zal verlopen. Juist degenen die groot belang hechten aan een snelle samenstelling van de Kamer om zodoende te komen tot een voordracht van een formateur, zullen ook waarde moeten hechten aan een volledige Kamer op dat moment.

De heer Schutte onderschreef het uitgangspunt in de brief van de minister dat de Kiesraad de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen niet eerder dan op de vijfde dag na de stemming kan vaststellen. Het streven van de Kamer zelf om de vervolgprocedure in te korten, is met inachtneming van het zorgvuldigheidscriterium bespreekbaar.

Ten slotte wijst hij het ter discussie stellen van de zondag als verkiezingsdag met grote stelligheid van de hand.

Antwoord van de minister

De minister geeft te kennen zich in zijn beantwoording nu buitengewoon beperkt te voelen door het feit dat hij en zijn ambtenaren niet eerder dan tijdens dit algemeen overleg in kennis zijn gesteld van de notitie van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven en de brief van de griffier der Tweede Kamer aan de vaste commissie voor BZK over dit onderwerp. Hij wenst er mede met het oog op de zorgvuldigheid nu dan ook niet inhoudelijk op in te gaan, daar hij niet in de gelegenheid is geweest beide stukken te bestuderen en er met anderen over te overleggen.

De minister onderschrijft als zodanig de algemene overweging dat het resultaat van Tweede Kamerverkiezingen, wanneer eenmaal ordentelijk vastgesteld, behoort te leiden tot een zo spoedig mogelijke installatie van de Kamer in nieuwe samenstelling. Zoals door de Kiesraad reeds betoogd, is in de adviesaanvraag niet aan de orde geweest de afweging tussen verkorting en zorgvuldigheid, omdat die afweging in het geheel niet gemaakt moet worden. De uitslag zal namelijk in ieder geval zorgvuldig moeten worden vastgesteld. Nederland is gezegend met een kiessysteem dat in hoge mate betrouwbaar is en er is dan ook geen enkele reden om daar als zodanig verandering in aan te brengen. Zonder inhoudelijk iets te willen zeggen over de notitie van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven, wenst de minister zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de kwaliteit van de wetgeving wel te stipuleren, maar er niet over te peinzen om nu als het ware op de rug van die commissie voorstellen tot versnelling te doen waarvan hij niet met redelijke zekerheid en met steun van de experts kan vaststellen of ze tot het beoogde resultaat leiden. Uiteraard zal hij zich nog over die notitie verstaan met in ieder geval de Kiesraad en de VNG en zal hij vervolgens zo snel mogelijk met een reactie daarop komen.

Het ligt inderdaad in het voornemen van het kabinet om het sluitingstijdstip van de stembureaus te bepalen op 21.00 uur. Zoals in het advies van de Kiesraad aangegeven, worden op dezelfde avond van de verkiezingen de stemmen geteld en de aantallen door de burgemeester doorgegeven aan de hoofdstembureaus. De donderdag daaropvolgend wordt door de hoofdstembureaus gebruikt om onduidelijkheden, die er doorgaans veel zijn, na te gaan bij de gemeentes. Op de tweede dag na de stemming (vrijdag) vergaderen de hoofdstembureaus om de uitslag voor hun kieskring vast te stellen. Op dezelfde dag worden de afschriften van de processen-verbaal door de voorzitters van de hoofdstembureaus naar de voorzitter van de Kiesraad gezonden, die vervolgens op vrijdagmiddag begint met het berekenen van de uitslag. Laatstgenoemd proces gaat in het weekend door. Op maandagochtend gaat de Kiesraad terug naar gemeentes of hoofdstembureaus om opheldering te vragen over onduidelijkheden die nog gebleken zijn. Op maandagmiddag stelt de Kiesraad vervolgens de uitslag vast.

De kunst bij verkiezingen is dat er snel maar vooral betrouwbaar gecommuniceerd wordt, dat er niet gefraudeerd kan worden, dat er geen dwang kan worden uitgeoefend bij het uitbrengen van een stem en dat iedereen die stemt ook degene is die zelf stemt. Bij gebruik van fax en e-mail moet dit alles wel geborgd zijn, teneinde onverkwikkelijke situaties te voorkomen. Inschakeling van nieuwe communicatiechnieken die op zichzelf kunnen leiden tot versnelling van de procedure dient derhalve met grote waarborgen omgeven te zijn.

Waar binnenkort in de ministerraad een voorstel tot wijziging van de Kieswet aan de orde komt, wil de minister er zich voor beijveren dat een voorstel tot snellere installatie van de Tweede Kamer daarbij betrokken wordt. Dat voorstel zal vervolgens naar de Raad van State worden gestuurd. De inspanningen zijn er op gericht om na het kerstreces zo snel mogelijk het wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen, zodat het vóór of kort na de zomer door de Staten-Generaal kan worden afgehandeld.

Met betrekking tot het politiekinhoudelijke aspect wijst de minister erop dat bij zijn weten tot nu toe bij kabinetsformaties er nog nooit een fractie geweest is die er enig bezwaar tegen had om op de dag na de verkiezingen in eigen kring te vergaderen over een advies aan het staatshoofd. Dat advies wordt dan doorgaans door de voorzitters van de fracties van de Kamer in oude samenstelling toegelicht bij de Koningin. In wezen verzet niets zich er tegen dat die voorzitters donderdagmiddag een politiek debat met elkaar voeren in de Tweede Kamer. Feit blijft overigens wel dat er dan geen sprake kan zijn van een echte uitspraak van de Kamer in nieuwe samenstelling.

De minister bevestigt aan het adres van de heer Van den Berg dat hij de door zijn voorganger gedane toezegging aan de Kamer om in het kader van de wijziging van de Kieswet het vereiste van ondersteuningsverklaringen voor zittende politieke partijen te laten vervallen, gestand zal doen. Dit voorstel is eveneens opgenomen in het eerder genoemde wetsvoorstel.

De minister heeft zich tot nu toe het hoofd niet zo gebroken over de woensdag als verkiezingsdag, aangezien hem die dag nog steeds als praktisch voorkomt. Overigens valt het wel op dat waar in Nederland uit geloofsovertuiging veelal bezwaren worden geuit tegen de zondag als verkiezingsdag, er in andere landen met geloofsovertuigingen waar wel op zondag gestemd wordt, dergelijke bezwaren niet gehoord worden. Zo verkiezingen op maandag ertoe zouden leiden dat het proces binnen een week afgerond kan worden, laat dit onverlet dat het debat in de Kamer zelf niet eerder dan na het weekend zal kunnen worden gehouden. Dus in die zin wordt niet echt tijdwinst behaald.

Aangezien voor het vaststellen van de uitslag en het moment van aantreden van de raden en de staten een kortere termijn geldt dan ten aanzien van de procedure voor de Tweede Kamer, gaat de minister ervan uit dat de problematiek waarop mevrouw Van der Hoeven duidde, in dezen niet echt knellend is.

Nadere gedachtewisseling

De heer Rehwinkel (PvdA) verzoekt de minister de mogelijkheden van het per e-mail, fax en dergelijke uitbrengen van de stem nader te onderzoeken en verkennen, zeker in het licht van het experiment Kiezen op afstand.

De heer Te Veldhuis (VVD) benadrukt dat waar de Tweede Kamer zich uiteraard met inachtneming van het zorgvuldigheidscriterium ten volle inzet om de eigen toelatingsprocedure te versnellen, er van degenen die betrokken zijn bij de verkiezingsuitslagprocedure daaraan voorafgaand, eenzelfde inspanning mag worden verlangd.

Naar het oordeel van de heer Te Veldhuis is wat betreft een snellere verwerking van de stemmen niet zozeer sprake van een tegenstelling tussen conventionele en moderne technieken als wel van een combinatie van beide.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) meent dat leidend principe in dezen is en blijft een snelle, zorgvuldige en correcte verkiezings- en installatieprocedure, ondersteund door de techniek, waarbij zij zich er van bewust is dat er op het gebied van die techniek inmiddels meer mogelijk moet zijn om tot die beoogde versnelling te komen.

Verder is zij benieuwd te vernemen of in dezen wijziging van de Kieswet voldoende is dan wel of er andere wetten gewijzigd moeten worden en er eventueel ingegrepen moet worden in gemeentelijke verordeningen.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) benadrukt dat, afgezien van het gehele voortraject tot deze discussie, voorop dient te staan de wens van veel fracties in deze Kamer om de installatie van de Kamer in nieuwe samenstelling te bespoedigen. Zij spreekt de hoop uit dat in het vervolg van het verdere traject de houding van de minister zodanig zal zijn dat die wens door hem zal worden erkend en gerespecteerd, ook in de zin dat instrumenten worden gevonden om die wens tot uitvoering te brengen, uiteraard met inachtneming van de zorgvuldigheid.

De heer Van den Berg (SGP) is er verheugd over dat ook de minister de zorgvuldigheid als een absolute voorwaarde stelt bij een snellere installatieprocedure. In die zin ziet hij met belangstelling en vertrouwen de nadere voorstellen van het kabinet terzake tegemoet.

De minister wijst erop dat inmiddels in 80% van de stemlokalen gebruik wordt gemaakt van stemcomputers. Evident is overigens wel dat naarmate de tijd wordt gereduceerd, het oplossen van een probleem minder gemakkelijk wordt, waarbij gerefereerd kan worden aan de recente ervaringen in Florida.

Moderne communicatiemiddelen, zoals e-mail en fax, worden al zoveel mogelijk gebruikt waar het gaat om de verwerking van stemuitslagen. Uitgangspunt blijft evenwel dat er gecertificeerde en geautoriseerde uitslagen op tafel komen.

Of de nu beoogde voorgestelde wijzigingen van de Kieswet voldoende zijn in dezen, is niet onomwonden vast te stellen. Het is mogelijk dat er in het kader van de algemene plaatselijke verordeningen nog iets veranderd moet worden, hetgeen dan overigens binnen de competentie van de desbetreffende gemeentes valt.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

De Gier

Den Haag, 14 november 2000

NOTITIE VAN DE COMMISSIE VOOR DE GELOOFSBRIEVEN

betreffende de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden, Kamerstuk 27 458, snellere installatie Tweede Kamer

I Voorafgaande opmerkingen

a. In deze notitie wordt voorbijgegaan aan tijdschema's beginnend met verkiezingsdata die liggen in het weekend. Uitgegaan wordt dus van woensdag als verkiezingsdag.

b. In deze notitie wordt ervan uitgegaan dat politieke partijen en ook de individuele gekozenen alles doen wat vooraf mogelijk is om de papieren behorende bij de benoemdverklaring (tezamen de geloofsbrieven vormend) tijdig gereed te hebben. Dit kan meestal al geregeld worden vóór de verkiezingen, met een ruime marge voor de gehoopte uitslag. Ook degenen die onverhoeds met voorkeurstemmen worden gekozen, zullen het belang onderkennen van het tijdig gereed hebben van hun papieren.

c. Er wordt op vertrouwd dat de griffie nieuwe partijen ruimhartig en zeer tijdig bijstaat met de formaliteiten.

II Versnelling van de formaliteiten tussen de werkzaamheden stembureaus en de vaststelling van de uitslag door het Centraal Stembureau reeds op vrijdag in plaats van op maandag; ICT i.p.v. «postkoets»

De brief van de minister gaat er in wezen vanuit dat in het traject tot aan de Kamerprocedure geen enkele versnelling te vinden is en dat uitsluitend de Kamerprocedures versneld kunnen worden. Dat is verbazingwekkend, juist omdat tegenwoordig werken op flexibele tijden en gebruik van moderne communicatiemiddelen veel meer mogelijk moeten maken dan 50 of 100 jaar geleden. Creatief gebruik van fax en e-mail alsmede flexibele werktijden, ook in avond- en nachturen geeft echter de mogelijkheid dat het Centraal Stembureau reeds in de loop van de vrijdag de uitslag vaststelt in plaats van pas op maandag om 17.00 uur. Dit schema zou er als volgt uit kunnen zien:

– alle tellingen van alle stembureaus zijn gereed in de nacht van woensdag op donderdag;

– de burgemeester verricht nog die nacht de vaststelling als bedoeld in art. N11 van de Kieswet (optelling van alle stemmen in zijn gemeente per kandidaat);

– de burgemeester zorgt voor de letterlijk (art. N 12) onverwijlde overbrenging naar de hoofdstembureaus. Dit vergt dat in de loop van de nacht van woensdag op donderdag de gegevens worden gefaxt of ge-emaild en dat ook in die nacht iemand per auto de processen-verbaal etc. vanuit de gemeente brengt naar de 20 hoofdstembureaus;

– de hoofdstembureaus houden zitting eind donderdagmiddag na de verkiezing (en niet zoals de Kieswet nu in artikel O1 voorschrijft, om 10 uur op de tweede dag na de stemming), of desnoods op donderdagavond.

– de voorzitter van het hoofdstembureau geeft letterlijk terstond (art. O4), dus nog die donderdagavond of -nacht, per fax of e-mail de gegevens door aan het Centraal Stembureau en laat de processen-verbaal van alle stembureaus in zijn gebied nog die nacht per auto naar de Tweede Kamer brengen.

– Het Centraal Stembureau (= de Kiesraad) komt op vrijdag halverwege de middag bijeen en stelt de uitslag van de verkiezing vast. Het omvangrijke rekenwerk en de voorafgaande data-invoer moet met een goede organisatie, met voldoende computerapparatuur en met voldoende mensen in een ééndaagse projectorganisatie uitvoerbaar zijn.

– Het Centraal Stembureau bezorgt op vrijdag alle relevante stukken waaronder de kennisgevingen aan de benoemde leden (geloofsbrieven) bij de Tweede Kamer.

III Versnelling van de werkzaamheden van de commissie voor de geloofsbrieven

a. Alle processen-verbaal (van de ongeveer 10 000 stembureaus) kunnen in dit scenario op vrijdagochtend vroeg in het Kamergebouw aanwezig zijn (N.B. het gebouw is 24 uur per dag open) zodat meteen de controlewerkzaamheden kunnen beginnen.

b. Blijkens ervaring is het met ruime ambtelijke steun (ca 25 personen) mogelijk de controle in de ochtenduren af te ronden.

c. Er pleegt behoefte te bestaan aan verificatie betreffende, of aanvulling vanuit, enkele gemeenten. Dit kan op vrijdagmiddag in gang gezet worden en blijkens ervaring kan binnen 24 uur uitsluitsel verkregen worden. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat geregeld is dat alle gemeenten die vrijdag bereikbaar zijn.

d. Het verslag van de commissie voor de Geloofsbrieven kan zaterdagmiddag door de commissie in concept besproken worden.

e. Nadat de geloofsbrieven in de loop van de maandagochtend en begin-middag zijn ingeleverd door de benoemde leden en gecontroleerd ter griffie (zie onderdeel IV) komt de commissie nog die maandag bijeen voor het vaststellen van het rapport als bedoeld in art.19, lid 2, RvO.

f. De kamer in oude samenstelling komt aan het eind van de maandagmiddag bijeen om te beslissen over de toelating van de benoemde leden (art. 2, lid 3, RvO). Tevens is dit de laatste bijeenkomst van de oude Kamer.

g. Op dinsdag (maar zo nodig al op maandagavond) komt de Kamer in nieuwe samenstelling bijeen, en kan desgewenst direct na de beëdiging van de nieuwe leden vergaderen en besluiten.1

h. Het verdient aanbeveling te bezien of artikel 2 derde lid RvO aanpassing behoeft naar geval (zoals de afgelopen verkiezingen) niet aanstonds beslist kan worden over toelating van alle 150 leden. Dit kan zich voordoen bij een fout in de procedure à la Gramsbergen en als een of meer benoemden niet (op tijd) hun complete geloofsbrieven (kunnen) insturen.

IV Procedures die ter griffie verricht moeten worden betreffende de geloofsbrieven (zowel tijdig vooraf als na ontvangst van de benoemingsbrieven)

Om in staat te zijn reeds maandag te kunnen beslissen over de toelating van de nieuwe leden moeten ruim van tevoren de noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen. Er zal een draaiboek moeten worden opgesteld waarin alle te verrichten handelingen en verplichtingen alsmede het daarbij behorende tijdpad zijn opgenomen. Voor elke verkiezing zal dit draaiboek moeten worden geactualiseerd en zo nodig aangepast.

Dit draaiboek wordt door de fracties ruim voor de datum van de verkiezingen ter kennis gebracht van alle potentiële kamerleden (zowel nieuwe als zittende leden). De kandidaten en/of hunfracties kunnen tijdig alle noodzakelijke voorzieningen treffen.

Indien peilingen daartoe aanleiding geven kan de Griffie reeds voor de verkiezingen contacten leggen met mogelijk nieuw in de Kamer te kiezen politieke partijen, en zonodig adviseren inzake het tijdig treffen van de noodzakelijke voorzieningen.

De (nieuwe) leden dienen ter griffie de volgende formaliteiten te verrichten:

a. tekenen voor in ontvangst nemen van benoemingsbesluit (de besluiten worden immers niet aan de benoemden toegezonden maar conform artikel V1 aan de benoemde uitgereikt)

b. tekenen voor aanvaarding lidmaatschap

c. tekenen verklaring openbare betrekkingen

(voor niet zittende leden)

d. overleggen uittreksel uit basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente waar benoemde als inzittende is ingeschreven waaruit blijkt

1. woonplaats

2. datum en plaats van geboorte

3. nationaliteit (Nederlanderschap)

N.B. De gemachtigde van het benoemde lid dat in het buitenland woonplaats heeft legt een uitreksel uit het geboorteregister over waaruit datum en plaats van de geboorte blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap.

Noot: Indien leden verzuimen de bovenstaande formaliteiten tijdig te verrichten kunnen zij niet als lid worden toegelaten. De Kamer zal dan op maandag moeten besluiten tot toelating van 150 leden minus X. Wel kan de volgende vergaderdag na beëdiging van de nieuwe Kamer door middel van een volgend verslag van de (nieuwe) commissie voor de geloofsbrieven opnieuw tot toelating en beëdiging van leden worden overgegaan.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD), De Swart (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF/GPV), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Bakker (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks ), Poppe (SP), Essers (VVD), Nicolaï (VVD).

XNoot
1

Dat wil zeggen: op maandagavond kan alleen door de nieuwe Kamer worden vergaderd en beraadslaagd indien het mogelijk wordt geoordeeld op dezelfde dag TWEE KAMERS te hebben. Er zijn geen dwingende regels aangetroffen die dat uitsluiten. Die lijn doortrekkkend zou overigens ook bij tussentijds ontslag op één dag zowel het afscheid als de beëdiging van het nieuwe lid kunnen plaatsvinden. De Kamer zou dan op een dag uit meer dan 150 leden bestaan, zij het niet op het zelfde tijdstip.

Naar boven