nr. 111
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2009
Tijdens het «Verzamel-AO» over beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
op 4 maart 2009 (kamerstuk 27 451, nr. 110) heb ik uw Kamer toegezegd
een overzicht te geven van de belangrijkste actiepunten uit de Internationaliseringsagenda MBO(kamerstuk 27 451, nr. 102).
Daarnaast heb ik aan de heer Van der Ham toegezegd schriftelijk terug
te komen op de toepassing van «flexible fees» bij visumverleningen (in plaats van een vast tarief ongeacht de
duur van het verblijf). Uit de informatie die ik heb ingewonnen blijkt dat,
in tegenstelling tot de praktijk in veel andere landen, het tarief voor een
Nederlands visum is gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten. Ik begrijp
dat het ministerie van Justitie er daarom vooralsnog niet voor voelt de tariefstelling
te flexibiliseren.
De belangrijkste acties uit de Internationaliseringsagenda
MBO zijn de volgende.
• MBO Raad en Colo stellen een Gedragscode Internationalisering
MBO op.
Deze is erop gericht dat inkomende mobiliteit op goede en vergelijkbare
wijze wordt ondersteund door de instellingen.
• Mogelijke verlenging van het Programma Internationalisering
Beroepsonderwijs (van het ministerie van Economische Zaken, ondersteund
door de minister van OCW) is afhankelijk van besluitvorming over de inzet
van FES-middelen na 2009. In eerste instantie wordt gestreefd naar een verlenging
met 1,5 jaar.
• Het ministerie van Justitie heeft toegezegd de mogelijkheden te
verkennen om het visa beleid ten aanzien van mbo studenten in bepaalde sectoren te versoepelen. Dit betekent dat buitenlandse
studenten die in Nederland een mbo opleiding willen volgen, in de toekomst
mogelijk makkelijker en sneller een visum kunnen krijgen. Hierover
vindt op ambtelijk niveau overleg plaats met het ministerie van Justitie.
Naast versoepeling is ook van belang dat instellingen over de juiste informatie
beschikken omtrent visumverleningen.
• OCW beziet op basis van een evaluatie of het opportuun is de mogelijkheden
voor mbo’ers om met meeneembare studiefinanciering een opleiding in het buitenland te volgen uit te breiden. Het evaluatieonderzoek
zal zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer worden toegezonden met mijn beleidsreactie
waarin ik wil uitgaan van uitbreiding, maar aandacht zal (moeten) besteden
aan twee randvoorwaarden: financiële consequenties en de mogelijkheden
voor Colo om daadwerkelijk te bepalen of een opleiding in het buitenland aan
Nederlandse maatstaven voldoet.
• In aanvulling op het bestaande instrumentarium zal Colo een «Barometer stage- en leerbanenmarkt» ontwikkelen
die mbo-studenten nog beter in staat stelt de juiste keuzes te maken als het
gaat om een buitenlands verblijf. Dit voornemen is inmiddels gerealiseerd.
De barometer is beschikbaar in de vorm van een brochure en op www.colo.nl.
• OCW werkt mee aan de totstandkoming van hetEU-instrumentarium om de mobiliteit van mbo-studenten in Europa te
bevorderen, waarbij de inzet is de administratieve lasten (nieuwe uitvoeringsorganisaties
in de lidstaten, monitoring op basis van nieuwe indicatoren) te beperken.
Aanvaarde instrumenten (Europass, EQF) worden (verder) geïmplementeerd.
Haalbaar streven is dat Nederland voldoet aan de afspraak in de Aanbeveling
van de Europese Commissie en het Parlement om het EQF
per 2011 geïmplementeerd te hebben en dit eind 2012 ook te gebruiken
in alle Europass-documenten.
• OCW bevordert de deelname van Nederlandse onderwijsinstellingen
aan internationale beroepenwedstrijden (Worldskills, Euroskills). Daarnaast stimuleert OCW dat het netwerk dat rondom de organisatie
van deze beroepenwedstrijden is ontstaan (bestaande uit nationale skills-organisaties, in Europa verenigd in de European Skills Promotion Organisation ESPO) wordt benut
bij het aangaan of intensiveren van buitenlandse contacten door de instellingen.
Nederland neemt met circa 30 mbo’ers deel aan de Worldskills in Calgary (2009). SkillsNetherlands blijft actief in ESPO, ook vanwege de
volgende Euroskills in 2010, die worden gehouden
in Lissabon.
• Tijdens de gezamenlijke missie van EZ en OCW naar Turkije, eind
november 2008, heb ik een project «Duostages» voor excellente mbo-studenten uit Nederland en Turkije aangekondigd,
waarin mbo-studenten over en weer stage lopen en hun bevindingen delen. Aan SkillsNetherlands is gevraagd in samenwerking met SkillsTurkey een voorstel te doen. Dit voorstel is inmiddels
ontvangen en zal worden gehonoreerd.
• Er komen met ingang van 2009 vierproeftuinprojecten. In deze projecten worden instellingen ondersteund bij de (verdere)
ontwikkeling van hun contacten binnen en buiten Europa, met de bedoeling dat
zij hun ervaringen overdragen. Sectoren: handel, horeca, logistiek, techniek,
veiligheid / beveiliging en laagdrempelige zorg. Landen: Frankrijk, het Verenigd
Koninkrijk, Turkije en India.
Vanwege de samenhang met overige mobiliteitsprogramma’s voor het
mbo wordt dit project belegd bij het Centrum voor innovatie van opleidingen
(Cinop), dat ook de programma’s BAND met
Duitsland en Leonardo da Vinci (onderdeel van het Life
Long Learning – Programma van de EU) uitvoert.
Na een nulmeting en de publicatie daarvan in een boekje waarin ook good practices en een handreiking voor inkomende mobiliteit
worden opgenomen, zullen de mobiliteitsprojecten in 2010 en 2011 worden uitgevoerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart