27 450
Architectuurbeleid 2001–2004

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2001

Op 15 februari jongstleden ontvingen Minister Pronk en ik een advies van de VROM-raad over de architectuurnota Ontwerpen aan Nederland, architectuurbeleid 2001–2004. Gezien onze portefeuilleverdeling zal ik reageren op het advies. De behandeling van de architectuurnota in de Tweede Kamer is inmiddels achter de rug. Mede aan de hand van de uitkomsten van dat debat is deze reactie op het advies van de VROM-raad geschreven.

Allereerst dank ik de Raad voor zijn advies, dat ik als een bevestiging en ondersteuning zie van het bestaande beleid. Van zowel de Raad voor Cultuur als de Raad voor het Landelijk Gebied als de VROM-raad heb ik waardevolle inzichten aangereikt gekregen, die ik met genoegen een plaats zal geven bij de uitvoering van de architectuurnota.

De VROM-raad gaat in zijn advies met name in op de Grote Projecten. Het eerste deel van het advies richt zich op een aantal voorwaarden dat de Raad van belang acht voor het slagen van de Grote Projecten. Deze voorwaarden – goed opdrachtgeverschap, publieke discussie, het inzetten van cultuur bij de inrichting van Nederland, aandacht voor ontwerpen op hogere schaalniveaus, een goede projectprocedure en aandacht voor Belvedere – zijn van belang voor het welslagen van de Grote Projecten. De VROM-raad vraagt daarvoor terecht aandacht.

Het tweede deel van het advies van de Raad betreft de inhoudelijke uitwerking van enkele Grote Projecten en een aanbeveling om er een tiende Groot Project aan toe te voegen: balansgebieden. De adviezen van de Raad sluiten goed aan bij de gedachtevorming die heeft plaats gevonden bij het ontwikkelen van het architectuurbeleid. Het betoog van de VROM-raad draagt bij aan het aanscherpen van de uitwerking van de Grote Projecten.

Hieronder zal ik het advies punt voor punt doorlopen.

Projectprocedure: met alle betrokkenen naar visievorming

De Raad adviseert om de in de architectuurnota aangekondigde projecten volgens de indicatieve planvormingprocedure uit te voeren.

In de indicatieve planvormingprocedure zit een aantal elementen die zeer belangrijk en bruikbaar zijn bij het in gang zetten van de Grote Projecten. Het eerst scheppen van een goed overlegklimaat en een goede samenwerkingsstructuur, het van meet af aan betrekken van het ontwerp bij de discussie en het niet meteen maken van procedurele afspraken zijn zaken die zeker nagestreefd zullen worden bij het organisatieproces van de Grote Projecten. Een aantal van de Grote Projecten zijn «rijdende treinen» waarover reeds enige tijd geleden procedurele afspraken zijn gemaakt. Terugkomen op reeds gemaakte afspraken met andere overheden en marktpartijen is niet mogelijk. De rijksoverheid moet immers ook als een betrouwbare partner blijven opereren. Echter, waar mogelijk zal bij de benoemde projecten getracht worden zo veel als mogelijk in te spelen op het verwezenlijken van een indicatieve planvormingprocedure.

Belvedere

De Raad vraagt terecht aandacht voor een goede instrumentele koppeling tussen de architectuurnota en de nota Belvedere.

Zoals in de nota Ontwerpen aan Nederland staat aangegeven zal op meerdere niveaus de afstemming tussen Belvedere en Ontwerpen aan Nederland worden bevorderd:

• Stimuleren van samenwerking tussen het Stimuleringsfonds voor de Architectuur en het Belvedere-uitvoeringsbureau;

• Stimuleren van samenwerking tussen de Stuurgroep Belvedere en het Platform Architectuurbeleid;

• Over het onderwerp «architectuur en ruimtelijke ordening» zullen samenwerkingsverbanden worden aangegaan, onder meer met Belvedere;

• Het architectuurbeleid zal zich nog uitdrukkelijker positioneren als facetbeleid en ook bij de uitvoering van het beleid afstemming en samenwerking zoeken met andere rijksnota's die raakvlakken hebben met het architectuurbeleid, zoals onder meer Belvedere.

Er vindt nu overleg plaats met de stuurgroep Belvedere om bovenstaande intenties in goede instrumenten om te zetten. In de uitvoering van beide nota's zal verdere vervlechting van het architectuurbeleid met het cultuurhistorisch beleid worden nagestreefd.

Deltametropool

Het pleidooi van de VROM-raad voor een goede afstemming over de Deltametropool tussen het architectuurbeleid en de Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening neem ik ter harte. Bij de uitwerking van het project Deltametropool wordt nu al nauw samengewerkt tussen de Rijksplanologische Dienst en het atelier van de Rijksbouwmeester. Op deze wijze zal de langetermijnontwerpopgave ook in de Vijfde Nota worden geborgd.

Zuiderzeelijn

De Raad adviseert de Minister en mij om de Rijksbouwmeester in korte «ontwerpeffectrapportages» de Tweede Kamer inzicht te laten geven in de ruimtelijke gevolgen van de besluitvorming.

Onder de term «ontwerpeffectrapportages» versta ik het visualiseren en verbeelden van ruimtelijke ingrepen ten behoeve van besluitvorming. Daar ben ik een groot voorstander van. Grote Projecten waarvan het ontwerp zich voor besluitvorming in de Tweede Kamer leent, zoals bijvoorbeeld de Deltametropool en een eventuele Zuiderzeelijn, zullen visueel worden verbeeld. Ook sta ik positief tegenover de aanbeveling van de Raad dat de Rijksbouwmeester betrokken dient te zijn bij het vormgeven van het besluitvormingsproces om zo de gewenste kwaliteit van het project in termen van vormgeving en ruimtelijke inpassing in het cultuurlandschap te garanderen.

Openbare ruimte in revisie

Aan de opmerking van de VROM-raad om bij het project Openbare Ruimte in Revisie ook de openbaarheid van de groene ruimte buiten de steden te betrekken wil ik in zoverre tegemoet komen dat dit onderwerp bij de uitwerking van de Vijfde Nota zal worden betrokken. Voor het project zelf ben ik van mening dat dit vooral betrekking moet hebben op de openbare ruimte in de steden. De transformatieopgave in het bestaande stedelijk gebied is zo omvangrijk (zie de Nota Mensen, Wensen, Wonen) dat extra aandacht voor het publieke domein daarbij meer dan gerechtvaardigd is.

Een eigen huis

De Raad beveelt aan om het particulier opdrachtgeverschap er niet toe te laten leiden dat de woning geïsoleerd gezien wordt van de omgeving. Deze aanbeveling zal worden uitgewerkt in een deelproject van het project Openbare Ruimte in Revisie. Hierin wordt de relatie tussen particulier opdrachtgeverschap en de openbare leefomgeving gelegd. Daarnaast vraag ik in de Verstedelijkingsgesprekken met de bestuurlijke partners specifiek aandacht voor de samenhang tussen particulier opdrachtgeverschap en de (stedelijke) woonomgeving en wil ik door een essaywedstrijd onder architecten uit te schrijven aandacht vragen voor deze samenhang. Ook vragen als de wenselijke mate van woondifferentiatie in woonmilieus en toegankelijkheid voor bepaalde groepen (met name lagere inkomens) kunnen in deze essays aan de orde worden gesteld.

Voorts acht de Raad de ontwikkeling richting meer particulier opdrachtgeverschap van groter belang dan het opleggen van een harde taakstelling voor de periode 2005–2010. Ik deel de opvatting van de Raad hierover niet.

In de nota Ontwerpen aan Nederland en de nota Mensen, Wensen, Wonen heb ik, zoals de Raad opmerkt, aangegeven dat de doelstelling om circa eenderde van de nieuwbouw vanaf 2005 via particulier opdrachtgeverschap te realiseren een streefgetal is. Echter, alleen het in gang zetten van een ontwikkeling vind ik onvoldoende. Ook heb ik aangegeven dat de vraag van de burger leidend is en dat, indien er een manifeste vraag naar particulier opdrachtgeverschap is, daar ook met voorrang invulling aan moet worden gegeven.

De bedenkingen die de Raad heeft bij particulier opdrachtgeverschap voor wat betreft de hogere kosten kan ik niet geheel delen. In principe hoeft particulier opdrachtgeverschap niet tot hogere kosten voor de burger te leiden. Uit de praktijk blijkt dat het zeer wel mogelijk is relatief goedkope woningen via particulier opdrachtgeverschap te bouwen. Uit onderzoek blijkt tevens dat burgers aangeven juist vanwege een gunstige prijs-kwaliteitverhouding particulier opdrachtgeverschap te verkiezen boven projectmatige seriebouw. Naast een breed scala van maatregelen op het vlak van kennisoverdracht – die ik wil faciliteren –, alsmede via bestuurlijke maatregelen, zal ik door verkenning van wettelijke maatregelen, zoals de in de Nota Op Grond van Nieuw Beleid voorgestelde Grondexploitatiewet, onderzoeken in hoeverre er mogelijkheden bestaan om particulier opdrachtgeverschap juridisch en in (grond-)politieke zin ruimer mogelijk te maken.

Balansgebieden, een vergeten ontwerpopgave

De Raad adviseert om een selectie van overgangsgebieden van stad naar land en balansgebieden aan de lijst van Grote Projecten toe te voegen.

Enkele van de Grote Projecten uit de architectuurnota omvatten overgangsgebieden van stad en land en balansgebieden, te weten: de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Deltametropool en de reconstructie van de zandgebieden. Aan de overgang tussen stad en land en de balansgebieden zal in deze drie Grote Projecten extra aandacht worden geschonken, met name bij het project Deltametropool. Het is hiermee niet noodzakelijk hier een apart Groot Project van te maken.

Het belang van goed opdrachtgeverschap

Om de voorbeeldfunctie van het Rijk als opdrachtgever te versterken, stelt de Raad voor om hiertoe een Rijkslandschapsarchitect te benoemen.

Op 14 december 1999 is een motie (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 663, nr. 9) van het kamerlid Schoenmakers c.s. aangenomen voor het instellen van een landschapsintendant. De functie van landschapsintendant komt overeen met de Rijkslandschapsarchitect zoals die in het advies van de VROM-raad wordt voorgesteld.

Het kabinet geeft invulling aan de intenties zoals verwoord in de motie, maar niet in de vorm van een rijkslandschapsarchitect of landschapsintendant. Dat kan namelijk ongewenste effecten opleveren, zoals een verkokering van het beleid, terwijl het architectuurbeleid juist integraal beleid probeert te bevorderen. In de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur en in Ontwerpen aan Nederland stelt het kabinet een reeks maatregelen voor die tegemoet komen aan de intenties van de motie. Ten eerste wordt gestimuleerd dat elke ingreep in het landschap gepaard gaat met een integraal landschapsontwerp. In het Tweede Structuurschema Groene Ruimte zullen toetsingscriteria worden opgesteld voor de beoordeling van provinciale plannen. Voorts zal het opstellen en uitvoeren van een landschapsontwikkelingsplan door gemeenten worden gestimuleerd, onder meer door een gerichte subsidieregeling. Het planvormingsproces voor landschapsstrategieën zal worden ondersteund. Tot slot zal geïnvesteerd worden in goed opdrachtgeverschap, onder meer door het opzetten van leergangen voor opdrachtgevers in het landelijk gebied.

Bij de kamerbehandeling van 19 februari jongstleden heeft de Tweede Kamer gevraagd naar de stand van zaken van de motie Schoenmakers. Staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft de reeks maatregelen gemeld, die het kabinet voornemens is te nemen om tegemoet te komen aan de intenties van de motie, zoals hierboven staat beschreven.

In aanvulling op bovengenoemde maatregelen zal, in overleg met de Rijksbouwmeester, worden bekeken hoe deskundigheid op het gebied van landschapsarchitectuur en infrastructuur kan worden versterkt bij de Rijksgebouwendienst, in casu het atelier van de Rijksbouwmeester. Dit sluit aan bij de opdrachten die de Rijksbouwmeester nu al krijgt. Zo is de Rijksbouwmeester al gevraagd om advies over de mogelijke Zuiderzeelijn, de HSL, het routeontwerp van de A 12, de Deltametropool, de reconstructie van de zandgebieden en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ondersteunende deskundigheid op het gebied van infrastructuur en landschapsarchitectuur is hiervoor essentieel.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven