nr. 25a
A
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 11 april 2000 en het nader rapport d.d. 11 september 2000, aangeboden
aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies
van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2000, no. 00.001439, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de
Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de
Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag
inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije, met Protocol; Sofia,
6 oktober 1999 (Trb. 2000, 4), met toelichtende nota.
Het verdrag heeft tot doel de wederzijdse investeringen tussen Nederland
en Bulgarije te beschermen en daarmee het doen van dergelijke investeringen
te bevorderen. Het verdrag heeft de voor investeringsverdragen gebruikelijke
inhoud en opbouw en vervangt een tussen Nederland en Bulgarije in 1988 gesloten
investeringsverdrag (hierna: het oude verdrag).1
De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor goedkeuring van
het verdrag, maar plaatst daarbij evenwel de volgende kanttekening.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 maart 2000,
nr. 00.001439, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk
zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 11 april 2000, nr. W10.00.0101/II/K, bied
ik u hierbij aan.
1. Ingevolge artikel 6, tweede lid, onder c, dient de schadeloosstelling
in geval van nationalisering of onteigening van de investering gelijk te zijn
aan de redelijke marktwaarde van de betrokken investering. Uit de toelichtende
nota op het tegelijk met dit verdrag bij de Raad aanhangig gemaakte verdrag
tussen Nederland en El Salvador (Trb. 1999, 197), waarover de Raad heden eveneens
advies uitbrengt, blijkt dat gewoonlijk de werkelijke waarde van de investering
bepalend is. Ook in artikel 4, eerste lid, van het oude verdrag wordt de werkelijke
waarde van de investering tot uitgangspunt genomen. Tevens blijkt uit artikel
6, onder c, van het verdrag tussen Nederland en El Salvador dat onderscheid
gemaakt wordt tussen de redelijke marktwaarde («fair market value»)
en de werkelijke marktwaarde («genuine market value») van de investering.
In de toelichting op het voorliggende verdrag wordt niet aangegeven waarom
in dit geval uitgegaan wordt van de redelijke marktwaarde en wordt
evenmin aangegeven aan de hand van welke criteria in concreto bepaald dient
te worden of de marktwaarde van een investering al dan niet redelijk is. De
Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
1. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is in de toelichtende nota de toelichting op artikel 6 aangevuld.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
van Financiën, verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen
gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde
toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste
en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de
Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
G. Ybema
Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van
11 april 2000, no. W10.00.0101/II/K, met een redactionele kanttekening die
de Raad in overweging geeft.
– In de toelichtende nota, in de voorlaatste zin van de paragraaf
«Algemeen», de zinsnede «neutrale internationale arbitrage»,
vervangen door: onpartijdige internationale arbitrage.