Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27432 nr. 58 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27432 nr. 58 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 23 september 2002
Hierbij informeer ik u over mijn standpunt ten aanzien van een aantal brieven die mijn ambtsvoorganger in de afgelopen kabinetsperiode aan u heeft verzonden. Deze brieven betreffen digitalisering van het cultureel erfgoed en monumentenzorg.
Digitalisering van het cultureel erfgoed
Op 27 mei stuurde mijn ambtsvoorganger u een brief over dit onderwerp (Kamerstuk 27 432, nr. 54). In deze brief komt onder meer de overheidssturing (in voorwaardelijke zin) van het digitaliseringsproces bij erfgoedinstellingen aan de orde.
Erfgoedinstellingen dragen voor de digitalisering van hun kennis en collecties een belangrijke verantwoordelijkheid. Het gaat om grote investeringen met schaarse publieke middelen. De overheid heeft daarmee ook een zorgplicht. De noodzaak tot het leggen van een fundament voor de goede organisatie van de digitalisering van erfgoed zoals dat in de brief wordt voorgesteld is tenslotte groot. Het bepaalt mede de duurzaamheid en effectiviteit van de voornamelijk publieke investeringen die nu en in de toekomst in de digitalisering van erfgoed worden gedaan.
Het bepaalt bovendien de kwaliteit en toegankelijkheid van de gedigitaliseerde erfgoedcollecties en -kennis en daarmee het zinvol gebruik ervan in het onderwijs, de inzet ervan via Kennisnet, de toepassing binnen interactieve leerapplicaties, bij onderzoek, bij beleidsbeslissingen en nieuwe eCulturele activiteit.
Voor de uitvoering van de brief zijn structureel extra middelen nodig. Deze middelen worden gezocht binnen de OcenW-begroting. De Raad voor Cultuur adviseert mij begin 2003 over het onderwerp eCultuur en betrekt daarin ook de digitalisering van erfgoed. In dit advies zal de Raad ook ingaan op de bekostiging ervan.
Ik deel u mede dat ik deze brief overneem in afwachting van dit advies. Vervolgens zal ik mijn voornemens op dit terrein met de daarbij behorende financiële dekking aan de orde stellen in mijn uitgangspuntennotitie ter voorbereiding van de Cultuurnota 2005–2008.
Bij brief van 18 december 2001 heeft mijn ambtsvoorganger aan de Kamer de behoefteraming monumentenzorg 2001 (Kamerstuk 27 432, nr. 46) toegezonden. Uit deze raming blijkt dat tot 2010 nog een bedrag van € 181,5 miljoen aan extra subsidiemiddelen nodig is om de restauratieachterstand volgens plan te kunnen inlopen. Ik vind het belangrijk dat het uitvoeringsplan geen vertraging oploopt en zal daarom bezien wat het financiële perspectief voor de komende jaren is. Ik zal u daarover zo snel mogelijk nader berichten.
Op 31 januari en 10 mei 2001 stuurde mijn ambtsvoorganger brieven over de uitvoering van het Besluit Rijkssubsidiëring Grootschalige Restauraties (Brgr), oftewel de «Kanjerregeling» (Kamerstuk 27 400 VIII, nrs. 57 en 77).
Omdat het beschikbare bedrag van € 90,8 miljoen ontoereikend was om alle aanvragen die aan de criteria voldeden te kunnen honoreren, viel toen een aantal projecten geheel of gedeeltelijk buiten de boot. Begin dit jaar besloot het kabinet voor deze projecten nog eens € 29,6 miljoen in te zetten via het Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties 2002 (Brgr 2002). Zoals ik u onlangs schriftelijk meldde, wil ik bevorderen dat dit besluit zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen medio september 2002, in werking treedt.
Bij brief van 7 juli 2000 bood mijn ambtsvoorganger u de resultaten aan van een onderzoek onder eigenaren naar de factoren die een rol spelen bij de instandhouding van monumenten.
Deze brief diende slechts ter aanbieding van dit onderzoeksrapport en behoeft geen verder commentaar van mijn kant. Met zijn brief van 18 december 2001 (Kamerstuk 27 432, nr. 45) presenteerde mijn voorganger de Tweede Kamer zijn plannen voor een nieuw beleid voor de monumentenzorg. Hierin staan het monument en zijn eigenaar centraal en zijn duurzaamheid, eenvoud, transparantie, samenhang en klantvriendelijkheid kernbegrippen. Om het accent van restauratie naar planmatig onderhoud te laten verschuiven zal de monumenteigenaar zo veel mogelijk moeten worden gestimuleerd. Dit vraagt om een klantgerichte benadering met vanaf het begin de juiste informatie, deskundige ondersteuning, heldere regelgeving en financiële prikkels.
Mede gezien de resultaten van het eerder genoemde onderzoek onder monumenteigenaren, onderschrijf ik de uitgangspunten en doelstellingen van dit nieuwe beleid. Minder bureaucratie en meer kwaliteit, zo zou ik het streven willen samenvatten. Ten aanzien van de uitwerking is mijn standpunt als volgt.
Een belangrijk onderdeel van het nieuwe beleid voor de monumentenzorg is de vervanging van restauratiesubsidie door een laagrentende lening voor de zogenaamde fiscaal relevante eigenaren. Dit voorstel is door alle betrokken partijen, inclusief uw Kamer en de Raad voor Cultuur, positief ontvangen. Ik hecht eraan dat dit onderdeel volgens plan wordt uitgevoerd. De laagrentende lening, oftewel Restauratiefonds-hypotheek, zal reeds vanaf medio september 2002 worden aangeboden als alternatief voor subsidiëring via het Brrm 1997. Gezien de gunstige voorwaarden en de snelle procedure verwacht ik dat vrijwel alle eigenaren gebruik zullen maken van deze nieuwe mogelijkheid.
De overige voorstellen in de brief van mijn ambtsvoorganger wil ik nog eens kritisch tegen het licht houden. Een deel hiervan heeft van verschillende kanten kritische reacties opgeroepen. Op dit moment vindt over een aantal onderdelen van het nieuwe beleid overleg plaats met VNG en IPO. Mede op basis hiervan zal ik u dit najaar nader informeren over mijn voornemens met betrekking tot de monumentenzorg.
Op 11 februari 2002 stuurde mijn ambtsvoorganger u een brief over de knelpunten die zich hebben voorgedaan met de invoering van het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten 1997 (Brrm 1997) (Kamerstuk 27 432, nr. 48). Een inventarisatie had uitgewezen dat zich slechts een beperkt aantal problemen heeft voorgedaan in gemeenten die door de invoering van het Brrm 1997 op een lager budget uitkwamen.
De betreffende eigenaren hadden gespeculeerd op de beschikbaarheid van middelen uit budgetjaren waarover op dat moment nog geen duidelijkheid was.
De knelpunten zijn dus een gevolg van het risico dat deze eigenaren hadden genomen in combinatie met de prioritering van de desbetreffende gemeente.
Mijn voorganger stelde vast dat het niet zijn verantwoordelijkheid was deze problematiek op te lossen. Ik zie geen reden om hierin een ander standpunt in te nemen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27432-58.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.