Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27432 nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27432 nr. 57 |
Vastgesteld 12 september 2002
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, d.d. 11 juli 2002 inzake voorhang besluit van 19 juni 2002 (Stb. 340), houdende regels m.b.t. het verstrekken van subsidie in 2002 t.b.v. uitzonderlijk omvangrijke restauraties van beschermde monumenten (OCW0200621) enkele vragen ter beantwoording aan de staatssecretaris voor te leggen.
Bij brief van 11 september 2002 heeft de staatssecretaris de vragen beantwoord.
Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Met belangstelling heeft de CDA-fractie kennis genomen van het besluit van de staatssecretaris. Dit besluit biedt mogelijkheden aan nieuwe monumenten die om diverse oorzaken buiten de boot vielen bij de vorige ronde «kanjermonumenten».
Het bewaren van ook dit deel van het erfgoed is van groot belang, zo zijn ook de leden van de CDA fractie van mening. Het getuigt van goed rentmeesterschap, om monumenten met zo een belangrijke status te bewaren voor volgende generaties.
Ook de leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende besluit, dat de basis biedt voor subsidiëring van de kosten van restauratie van een kleine specifieke groep beschermde monumenten. Deze leden hebben bij het besluit nog enkele kanttekeningen.
Door allerlei oorzaken zijn er meerdere restauratie-projecten, meestal uit de tijd van vóór de kanjer-regeling, niet afgehandeld waarvan wel de financiering gestaakt is. Nu vragen de leden van de CDA-fractie de staatssecretaris of het verstandig is om met nieuw beleid te beginnen als er nog een oude claim is voor de kanjers van 400 mln. gulden, en voor de overgangsregeling naar het nieuwe beleid slechts 75 mln. gulden beschikbaar is, en er ook nog 10 mln. ligt aan overgangsproblemen met de Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (BRRM 1997)? Deze monumenten zijn geïnventariseerd door de toenmalige staatssecretaris.
Is de staatssecretaris het met de leden van de CDA fractie eens dat vanwege het voorkomen van vervolgschade het bedrag van € 29,6 mln. wellicht beter besteed zou of had kunnen worden aan het wegwerken van de zogenoemde knelpunten zoals die ontstaan zijn bij de diverse stelsel-overgangen, zoals die, naar de BRRM 1997?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat alle overgangsregelingen duidelijkheid zullen moeten verschaffen over het verloop (afloop) van bestaande regelingen.
Wat is de mening van de staatssecretaris omtrent het ontwikkelen van een stelsel van tripartiete financiering? Bijvoorbeeld zoals in de CDA notitie «een nationale monumenten-maatschappij» uit het jaar 2000 is verwoord?
Naar de mening van de CDA-fractie is dat een betere manier om geld te genereren voor de restauratie en het onderhoud van monumenten. En wel door middel van een maatschappelijke onderneming: een onderneming met een maatschappelijke, niet-commerciële doelstelling, waarvan de winsten niet (volledig) worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, maar weer worden geïnvesteerd. Dit genereert op de lange termijn meer middelen, en vergroot de betrokkenheid ten zeerste.
De leden van de D66-fractie merken op dat er uit de extra gelden najaarsnota 2001 € 29, 6 mln. beschikbaar voor deze ronde van subsidie aan «kanjers». Zij vragen zich af op welke wijze de staatssecretaris van plan is de extra gelden voor nieuwe, toekomstige «kanjers» te verkrijgen?
De regering heeft besloten dat voor het voorliggende bedrag van € 29,6 mln. slechts de aanvragers in aanmerking komen die al eerder een aanvraag indienden op basis van de begroting, en die volledig in behandeling is genomen maar uiteindelijk niet (volledig) is gehonoreerd. Dat betekent dat belangrijke nieuwe aanvragen of aanvragers, zoals in het geval van de «jonge kanjers», per definitie niet in aanmerking komen. Kan de regering aangeven of de Rijksdienst voor de monumentenzorg over de beslissing om de criteria op deze wijze aan te passen is gehoord en, zo ja, wat haar opvatting is, zo vragen de leden van de fractie van D66. Op grond van de ingediende en beoordeelde aanvragen zijn de subsidiabele restauratiekosten geraamd op ca. € 27,9 mln. Kan de regering aangeven op welke wijze het verschil tussen dit bedrag en het beschikbare bedrag (€ 29,6 mln.) zal worden besteed? Kan dit alsnog worden ingezet voor nieuwe aanvragen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de fractie van D66.
Deze leden vragen de regering verder of het juist is dat het voorliggende bedrag van € 29,6 mln., dat is gepresenteerd is als «extra budget» voor de zogenaamde «kanjers», in feite reeds bestemd was voor monumentenzorg in het algemeen? Wanneer dit het geval is, kan de staatssecretaris dan aangeven ten koste van welke reguliere monumetenzorg-projecten dit subsidiebedrag voor «kanjers» gaat?
De laatste jaren blijkt dat er steeds opnieuw grote bedragen nodig zijn voor het restaureren van «kanjers»; de regering verwijst in dit voorstel zelf al naar de «jonge kanjers» en andere projecten waarbij restauratie urgent is en die in deze ronde toch buiten de boot vallen. De leden van de fractie van D66 vragen de staatssecretaris welke mogelijkheden hij ziet om voor dit soort kanjerprojecten jaarlijks een subsidiebedrag ter beschikking te stellen?
Volgens de Stichting Nationaal Restauratiefonds is de komende jaren € 185 mln. extra nodig om de restauratie van Rijksmonumenten in stand te houden. De situatie zou het meest nijpend zijn bij grote projecten als kastelen en vestingwerken, terwijl restauratie per jaar dat er niets gebeurd 15 procent duurder wordt. Wat is de reactie van de staatssecretaris op deze opvattingen van de Stichting Nationaal Restauratiefonds? Is hij bereid het extra bedrag ter beschikking te stellen?
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ik extra gelden voor nieuwe, toekomstige «kanjers» wil verkrijgen.
• Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoorden op de twee laatste vragen van de fractie van D66.
Tevens vragen deze leden of het verstandig is om met nieuw beleid te beginnen als er nog een oude claim is voor de kanjers van f 400 miljoen (€ 181,5 miljoen), er voor de overgangsregeling naar het nieuwe beleid slechts f 75 miljoen (€ 34 miljoen) beschikbaar is, en er ook nog f 10 miljoen (€ 4,5) ligt aan overgangsproblemen met de BRRM 1997.
• Ik acht het verstandig om zo snel mogelijk met het nieuwe beleid te beginnen, teneinde op het juiste moment het accent te kunnen verleggen van restauratie naar planmatig onderhoud. De genoemde € 181,5 miljoen is nog nodig om het Werkplan voor de Monumentenzorg (WPM) te kunnen voltooien. Het laatste budgetjaar hiervan is 2010, hetgeen – gelet op de systematiek van het Brrm 1997 – betekent dat feitelijk 2005 het laatste jaar is van dit uitvoeringsplan. Dan zal de overstap moeten worden gemaakt naar het nieuwe regime. De € 75 miljoen is uitgetrokken voor de overgang naar het nieuwe beleid. Dit bedrag is voldoende om tot 2005 de fiscaal relevante eigenaren financieel te kunnen ondersteunen. Op de problemen met de overgang naar het Brrm 1997 kom ik terug in mijn antwoord op de volgende vraag.
De leden van de CDA fractie vragen of vanwege het voorkomen van vervolgschade het bedrag van € 29,6 miljoen wellicht beter besteed zou of had kunnen worden aan het wegwerken van de zogenoemde knelpuntendie ontstaan zijn bij de diverse stelselovergangen, zoals die naar het BRRM 1997.
• De door u genoemde inventarisatie van knelpunten die zich hebben voorgedaan met de invoering van het Brrm 1997 wees uit dat zich slechts een beperkt aantal problemen heeft voorgedaan in gemeenten die door de invoering van het Brrm 1997 op een lager budget uitkwamen. De betreffende eigenaren hadden gespeculeerd op de beschikbaarheid van middelen uit budgetjaren waarover op dat moment nog geen duidelijkheid was.
De knelpunten zijn dus een gevolg van het risico dat deze eigenaren hadden genomen in combinatie met de prioritering van de desbetreffende gemeente. Mijn voorganger stelde vast dat het niet zijn verantwoordelijkheid was deze problematiek op te lossen. Ik zie geen reden om hierin een ander standpunt in te nemen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat alle overgangsregelingen duidelijkheid zullen moeten verschaffen over het verloop (afloop) van bestaande regelingen.
• Ik streef ernaar bij de invoering van nieuw beleid de overgangsproblematiek zoveel mogelijk te beperken.
Deze leden vragen mijn mening omtrent het ontwikkelen van een stelsel van tri-partiete financiering, zoals bijvoorbeeld is verwoord in de CDA notitie «een nationale monumenten-maatschappij» (2000).
• Ik ben voornemens de Tweede Kamer dit najaar te informeren over mijn ideeën omtrent het nieuwe beleid voor de monumentenzorg. Daarbij zal ik ook aandacht besteden aan het vraagstuk van de financiering.
Tot slot vragen de leden van de CDA fractie hoe hard de datum van 1 januari 2005 als einddatum van de restauraties en op welke wijze rekening wordt gehouden met praktische problemen op de werkplek en dergelijke onvoorziene zaken.
• Het besluit is erop gericht dat de subsidiemiddelen in 2003 en 2004 worden besteed. De aanvragen zullen mede op basis van die eis worden beoordeeld. Indien vervolgens subsidie is verleend en de werkzaamheden door overmacht of andere onvoorziene omstandigheden niet tijdig uitgevoerd kunnen worden, dan kan de subsidie ontvanger mij om ontheffing verzoeken van de eis dat de werkzaamheden voor 1 januari 2005 moeten zijn voltooid.
De leden van de fractie van D66 constateren dat voor het voorliggende bedrag van € 29,6 miljoen slechts de aanvragers in aanmerking komen die al eerder een aanvraag indienden op basis van de Brgr, en die volledig in behandeling is genomen maar uiteindelijk niet (volledig) is gehonoreerd; nieuwe aanvragen, bijvoorbeeld voor «jonge kanjers», komen niet in aanmerking. De leden vragen of de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over de beslissing om de criteria op deze wijze aan te passen is gehoord en, zo ja, wat haar opvatting is.
• De Rijksdienst voor de Monumentenzorg is uiteraard nauw betrokken geweest bij de keuze om slechts die aanvragers voor subsidie in aanmerking te laten komen wier aanvraag op basis van het Brgr wel volledig in behandeling is genomen maar uiteindelijk niet of niet volledig is gehonoreerd. De keuze voor die specifieke groep werd juist ook van de kant van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ingegeven door het feit dat op korte termijn kan worden gestart met de restauratiewerkzaamheden, waardoor de oplopende kosten ten gevolge van inflatie en mogelijke vervolgschade beperkt blijven. Met dit gesloten systeem kan door een snelle inzet van beperkte middelen het beste resultaat bij het wegwerken van restauratieachterstanden en het voorkomen van vervolgschade worden bereikt. De regeling dient dus te worden aangemerkt als een sequeel van het Brgr, waarmee het eerder ingezette beleid wordt gecontinueerd.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze het verschil tussen de geraamde subsidiabele restauratiekosten (ca. € 27,9 miljoen) en het beschikbare bedrag (€ 29,6 miljoen) zal worden besteed.
• Het geraamde bedrag van € 27,9 miljoen aan subsidiabele restauratiekosten (prijspeil 2001) heeft betrekking op de zestien aanvragen die op basis van het Brgr niet zijn gehonoreerd. Het verschil met de beschikbare € 29,6 miljoen komt overeen met tweemaal een vermeerdering met 3%, benodigd voor een verhoging naar prijspeil 2002 en uitvoeringskosten voor de RDMZ.
De leden vragen de regering verder of het juist is dat het voorliggende bedrag van € 29,6 miljoen, dat is gepresenteerd is als «extra budget» voor de zogenaamde «kanjers», in feite reeds bestemd was voor monumentenzorg in het algemeen. Indien dit het geval is, dan vragen zij zich af ten koste van welke reguliere monumentenzorgprojecten dit subsidiebedrag voor «kanjers» gaat.
• Het bedrag van € 29,6 miljoen is nooit gepresenteerd als «extra budget» voor de kanjers. In zijn brief van 18 december 2001 aan de Tweede Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat hij het Nationaal Restauratiefonds zou vragen dit bedrag voor te financieren uit toekomstige restauratiebudgetten. Dit subsidiebedrag zal moeten worden terugbetaald uit toekomstige extra middelen voor de monumentenzorg. Overigens zijn ook de kanjers reguliere monumentenprojecten, waarvoor vrijwel dezelfde subsidieregels gelden maar waarvoor een iets andere procedure is gekozen vanwege de omvang van de restauraties.
De leden van de fractie van D66 constateren dat de laatste jaren steeds opnieuw grote bedragen nodig zijn voor het restaureren van «kanjers». Zij vragen welke mogelijkheden de regering ziet om voor dit soort kanjerprojecten jaarlijks een subsidiebedrag ter beschikking te stellen.
• Daar kan ik op dit moment geen uitspraken over doen. Ik zal bezien wat het perspectief voor de komende jaren is en u daarover zo snel mogelijk nader berichten.
Tot slot verzoeken de leden van fractie van D66 mij om een reactie op de stelling van het Nationaal Restauratiefonds dat de komende jaren € 185 miljoen nodig is om de restauratie van rijksmonumenten in stand te houden, en vragen zij of ik bereid ben het extra bedrag ter beschikking te stellen.
• Uit de behoefteraming 2001, die op 18 december 2001 naar de Tweede Kamer is gestuurd, blijkt dat tot 2010 nog een bedrag van € 181,5 miljoen aan extra subsidiemiddelen nodig is om de restauratieachterstand volgens plan te kunnen inlopen. Ik vind het belangrijk dat het uitvoeringsplan geen vertraging oploopt en zal daarom bezien wat het financiële perspectief voor de komende jaren is.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), fng. voorzitter Jorritsma-Lebbink (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), De Grave (VVD), Netelenbos (PvdA), Rehwinkel (PvdA), Monique de Vries (VVD), Atsma (CDA), Hamer (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Van Ruiten (LPF), Bonke (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Jense (LN), Tichelaar (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Azough (GroenLinks), Wijnschenk (LPF), Eski (CDA) en Vacature (LPF).
Plv leden: Veling (ChristenUnie), Ferrier (CDA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Van Aartsen (VVD), Adelmund (PvdA), Bos (PvdA), Luchtenveld (VVD), Hessels (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Vacature (GroenLinks), Vacature (CDA), Zeroual (LPF), Eberhard (LPF), Van Bommel (SP), Teeven (LN), Dijksma (PvdA), Van Fessem (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Vacature (CDA), Halsema (GroenLinks), Wiersma (LPF), Van Bochove (CDA) en Hoogendijk (LPF).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27432-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.