27 428 Beleidsnota Biotechnologie

H VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 november 2025

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur naar aanleiding van de reactie van de Staatssecretaris op vragen over het voorstel voor een Verordening over nieuwe genomische technieken (NGT’s) en het Raadsmandaat. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 7 oktober 2025.

  • De antwoordbrief van 12 november 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Den Haag, 7 oktober 2025

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 23 juni 2025 met antwoorden op de vragen over het Voorstel voor een Verordening over nieuwe genomische technieken (NGT’s) en het Raadsmandaat.2 De leden van de fracties van de PvdD en de SP gezamenlijk hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vervolgvragen.

U verwijst naar een aantal rapporten en publicaties waarin onderbouwing zou worden geleverd voor de bijdragen van NGTs aan de duurzaamheidsdoelen van de EU. De genoemde rapporten en publicaties leveren dit bewijs echter niet. De impact analyse van de Europese Commissie noemt twee voorbeelden van planten die gezonder zouden kunnen zijn, namelijk soja en tomaat. De overige voorbeelden in de rapporten leveren geen bewijs – het zijn allemaal potentiële bijdragen, geen bewezen bijdragen. Ook Schneider et al. leveren geen bewijs dat NGTs bijdragen aan duurzaamheidsbeleid; er wordt alleen gesproken over een potentieel. Santosh Kumar et al. omschrijven een wetenschappelijk experiment met rijst – ook weer potentieel en geen bewijs. Het lijkt erop dat dit voorstel voor een verordening is gebaseerd op beloftes in plaats van bewijs.

  • 1. Welk wetenschappelijk bewijs heeft u dat NGT categorie 1 planten bijdragen aan duurzame ontwikkeling?

Naar aanleiding van het antwoord op onze eerdere vraag over bomen en bosproducten (vraag 3) concluderen deze leden dat inderdaad categorie 1 NGT bomen en bosproducten op grote schaal kunnen worden geplant waardoor op de langere termijn deze planten de natuur kunnen gaan domineren.

  • 2. Bent u het met deze leden eens dat dit ook het geval kan zijn voor tuinplanten?

  • 3. Hoe verhoudt het voorstel voor een verordening over NGTs zich tot internationale wet- en regelgeving, zoals het biodiversiteitsverdrag?

  • 4. Wat als twee categorie 1 NGT planten zich op natuurlijke wijze met elkaar kruisen en hun nakomelingen zich ook kruisen met andere categorie 1 NGT planten van dezelfde soort? Dan kunnen de nakomelingen toch categorie 2 NGT planten zijn, gezien de grens tussen categorie 1 en 2 van 20 modificaties? Zodoende kan toch, met name op de langere termijn, de Europese natuur op grote schaal worden veranderd? Graag ontvangen deze leden uw reactie.

  • 5. Voorziet het voorstel in monitoring op de lange termijn, zodat de situatie zoals omschreven in de vorige vraag (op de langere termijn mogelijk maken van categorie 2 NGTs) kan worden vermeden? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot het voorzorgsprincipe?

  • 6. Welke consequenties zou het hierboven omschreven scenario kunnen hebben op Europese in het wild levende dieren, en ecosystemen meer in het algemeen?

  • 7. Voorziet de verordening er ook in dat categorie 1 NGT planten worden geïmporteerd van buiten de EU en in de Europese natuur worden geïntroduceerd? Zo ja, welke consequenties zou dit kunnen hebben voor de Europese natuur?

  • 8. Naar aanleiding van het antwoord op vraag 4 uit het vorig schriftelijk overleg, willen deze leden graag een toezegging krijgen dat als de Europese Commissie de criteria van vergelijkbaarheid update, de regering de Tweede en Eerste Kamer op tijd zal informeren zodat zij een rol kunnen spelen bij de besluitvorming. Bent u hiertoe bereid?

  • 9. Bent u bereid de Eerste Kamer te informeren over alle correspondentie over en rondom de NGT verordening (bijvoorbeeld over de studie over de impact van octrooieren van planteigenschappen) met de Tweede Kamer zodat de Eerste Kamer haar eigen rol in Europese wet- en regelgeving adequaat kan uitvoeren?

  • 10. U geeft helaas geen volledig antwoord op vraag 11 uit het eerdere schriftelijk overleg. De vraag was welke wetenschappelijke basis er is voor de grens van 20 genetische modificaties als grens tussen NGT categorie 1 en 2. Graag ontvangen deze leden alsnog een volledige reactie. Het antwoord op vraag 12 uit het eerder schriftelijk overleg baart mijn fractie grote zorgen: «dit maximum van 20 modificaties is uiteindelijk een beleidskeuze geweest». Deze leden concluderen dat de EU met deze verordening een arbitraire grens vaststelt tussen categorie 1 en 2, met historische gevolgen voor de Europese en mondiale landbouw, voedsel, en natuur. Hoe rijmt dit met het voorzorgsprincipe?

  • 11. Hoe kunt u zo stellig zeggen dat categorie 1 NGTs «ook met conventionele veredeling kunnen worden gerealiseerd» (zie bijvoorbeeld antwoord op vraag 18 uit het eerder schriftelijk overleg) als de grens tussen categorie 1 en 2 uiteindelijk een beleidskeuze is – en dus arbitrair – oftewel een menselijke definitie over wat «natuurlijk» is en niet? Op basis van welke wetenschappelijk bewijs doet u deze uitspraak?

  • 12. Kunt u de literatuurstudie die ten grondslag ligt aan het besluit voor de grens van 20 modificaties delen met de Kamers?

  • 13. Heeft u de COGEM om advies gevraagd over de huidige tekst in de algemene oriëntatie van de Raad? Zo nee, waarom niet? En bent u alsnog bereid zo een reactie van de COGEM te vragen? Zo ja, kunt u deze reactie van de COGEM delen met de Kamers?

De leden van de vaste commissie voor LNV zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat

BRIEF VAN DE Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2025

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de PvdD fractie en SP fractie van de Eerste Kamer, die zijn gesteld op 4 oktober 2025. Deze vragen gingen over het Commissievoorstel en het behaalde Raadsmandaat over Nieuwe Genomische Technieken (NGTs) en mijn beantwoording van eerdere vragen op 23 juni 2025.

Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

Vragen en beantwoording

Beantwoording SO vragen Eerste Kamer over het NGT-voorstel en de Kamerbrief van 11 april 2025 (Kamerstuk 27 428, nr. 409) getiteld «Akkoord algemene oriëntatie NGT dossier in de Raad» en de brief aan de Eerste Kamer van 23 juni 2025 (kenmerk: 177466) getiteld «Beantwoording vragen Eerste Kamer over NGT-voorstel en Raasmandaat».

1.

U verwijst naar een aantal rapporten en publicaties waarin onderbouwing zou worden geleverd voor de bijdragen van NGTs aan de duurzaamheidsdoelen van de EU. De genoemde rapporten en publicaties leveren dit bewijs echter niet. De impact analyse van de Europese Commissie noemt twee voorbeelden van planten die gezonder zouden kunnen zijn, namelijk soja en tomaat. De overige voorbeelden in de rapporten leveren geen bewijs – het zijn allemaal potentiële bijdragen, geen bewezen bijdragen. Ook Schneider et al. leveren geen bewijs dat NGTs bijdragen aan duurzaamheidsbeleid; er wordt alleen gesproken over een potentieel. Santosh Kumar et al. omschrijven een wetenschappelijk experiment met rijst – ook weer potentieel en geen bewijs. Het lijkt erop dat dit voorstel voor een verordening is gebaseerd op beloftes in plaats van bewijs.

Welk wetenschappelijk bewijs heeft u dat NGT categorie 1 planten bijdragen aan duurzame ontwikkeling?

Antwoord:

Mijns inziens laten de rapporten uit mijn eerdere antwoord uitstekend zien dat NGT planten bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Daarbij plaats ik wel een belangrijke kanttekening: Duurzaamheidsvoordelen hangen af van de landbouwpraktijk, dit bepaalt de duurzaamheid. Een plantenras is van zichzelf niet duurzaam of onduurzaam, maar de eigenschappen van het ras kunnen de teler ondersteunen bij een duurzame landbouwpraktijk, bijvoorbeeld door de ziektedruk laag te houden door gebruik te maken van resistentiegenen tegen ziekten en plagen.

Dit is ook de essentie van mijn eerdere antwoord: Mijn positie is dat NGTs van zichzelf niet duurzaam of onduurzaam zijn. Voor mij zijn NGTs niet de gouden oplossing voor alle duurzaamheidsvraagstukken, maar een gereedschap dat onderdeel is van de bredere gereedschapskist die ik de plantaardige sector wil bieden.

2.

Naar aanleiding van het antwoord op onze eerdere vraag over bomen en bosproducten (vraag 3) concluderen deze leden dat inderdaad categorie 1 NGT bomen en bosproducten op grote schaal kunnen worden geplant waardoor op de langere termijn deze planten de natuur kunnen gaan domineren.

Bent u het met deze leden eens dat dit ook het geval kan zijn voor tuinplanten?

Antwoord:

Inderdaad kunnen binnen de voorgestelde NGT verordening ook NGTs worden gebruikt bij de veredeling van tuinplanten, waarmee tuinplanten NGT-1 of NGT-2 planten worden, conform de definitie in het wetsvoorstel van de Europese Commissie.

3.

Hoe verhoudt het voorstel voor een verordening over NGTs zich tot internationale wet- en regelgeving, zoals het biodiversiteitsverdrag?

Antwoord:

Het NGT voorstel is opgesteld met inachtneming van internationale wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor het biodiversiteitsverdrag en bijbehorende protocollen. Zoals het Nagoya protocol dat geldt voor eigenschappen die met zowel conventionele veredelingstechnieken als NGT-technieken worden ingebracht in een plant. Het Nagoya protocol maakt geen onderscheid naar de methode van veredeling. Het Cartagena Protocol onder het Biodiversiteitsverdrag regelt grensoverschrijdende bewegingen en handelingen met genetisch gemodificeerde organismen, ook wel levende gemodificeerde organismen (LMO’s) genoemd in het kader van dit protocol, en biedt richtlijnen voor veilige toepassingen van LMO’s. Ook hieraan voldoet het NGT-voorstel met de verificatieprocedure voor NGT-1 en milieurisicobeoordeling voor NGT-2.

4.

Wat als twee categorie 1 NGT planten zich op natuurlijke wijze met elkaar kruisen en hun nakomelingen zich ook kruisen met andere categorie 1 NGT planten van dezelfde soort? Dan kunnen de nakomelingen toch categorie 2 NGT planten zijn, gezien de grens tussen categorie 1 en 2 van 20 modificaties? Zodoende kan toch, met name op de langere termijn, de Europese natuur op grote schaal worden veranderd? Graag ontvangen deze leden uw reactie.

Antwoord:

De nakomelingen van een categorie 1 NGT plant blijven een categorie 1 NGT plant, zolang er geen nieuwe modificaties worden gemaakt met NGTs. Als er wel nieuwe modificaties met NGTs worden gemaakt, en het totaal aan modificaties met NGTs meer dan 20 is, moet deze plant beoordeeld worden als categorie 2 NGT plant. In het NGT-voorstel van de Europese Commissie wordt dit beschreven in art. 3 lid 7 onder (b). De modificaties van NGT planten vallen binnen de soortgrens en zijn daarmee onderdeel van de «breeders gene pool», deze modificaties kunnen ook bereikt worden met conventionele veredeling. Daarom zullen categorie 1 NGT planten dezelfde impact hebben als conventionele veredeling kan hebben op de Europese natuur.

5.

Voorziet het voorstel in monitoring op de lange termijn, zodat de situatie zoals omschreven in de vorige vraag (op de langere termijn mogelijk maken van categorie 2 NGTs) kan worden vermeden? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot het voorzorgsprincipe?

Antwoord:

Voor categorie 2 NGT planten voorziet het voorstel in monitoring. Bij de aanvraag voor een categorie 2 NGT plant moet een monitoringsplan worden ingediend. Categorie 1 NGT planten hebben een vergelijkbaar risicoprofiel met conventioneel veredelde planten, en de competente autoriteit verifieert dit voor markttoelating. Categorie 1 NGT planten worden vrijgesteld van de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo-regelgeving) en hoeven, net als conventioneel veredelde planten, niet gemonitord te worden. Door de voorgestelde verificatieprocedure voor NGT-1 en de autorisatieprocedure van categorie 2 NGT voor markttoelating is het NGT voorstel in lijn met het voorzorgsprincipe.

6.

Welke consequenties zou het hierboven omschreven scenario kunnen hebben op Europese in het wild levende dieren, en ecosystemen meer in het algemeen?

Antwoord:

Aangezien categorie 1 NGT planten qua risicoprofiel equivalent zijn aan conventioneel veredelde planten, zijn er hiermee geen (nieuwe) milieurisico consequenties voor Europese in het wild levende dieren en ecosystemen. Categorie 1 NGT planten kunnen immers ook met conventionele veredeling worden gemaakt.

7.

Voorziet de verordening er ook in dat categorie 1 NGT planten worden geïmporteerd van buiten de EU en in de Europese natuur worden geïntroduceerd? Zo ja, welke consequenties zou dit kunnen hebben voor de Europese natuur?

Antwoord:

De NGT verordening wordt ook van toepassing op categorie 1 NGT planten als deze worden geïmporteerd van buiten de EU. Dat betekent dat deze planten voordat zij geïmporteerd kunnen worden in de EU de aanvraagprocedure zoals opgenomen in hoofdstuk II van het voorstel voor categorie 1 NGT moeten doorlopen. Hiermee worden de risico’s voor mens en milieu op eenzelfde wijze beoordeeld als voor planten van binnen de EU, en zullen de consequenties voor de Europese natuur voor geïmporteerde planten vergelijkbaar zijn met die voor planten van binnen de EU.

8.

Naar aanleiding van het antwoord op vraag 4 uit het vorig schriftelijk overleg, willen deze leden graag een toezegging krijgen dat als de Europese Commissie de criteria van vergelijkbaarheid update, de regering de Tweede en Eerste Kamer op tijd zal informeren zodat zij een rol kunnen spelen bij de besluitvorming. Bent u hiertoe bereid?

Antwoord:

Vanwege de technische aard van de wijzigingen is deze wijziging belegd bij de Europese Commissie. De Eerste en Tweede Kamer hebben toegang tot het «delegates portal» waar deze voorgestelde wijzigingen door de Europese Commissie worden gepubliceerd. Ik zal uw beide Kamers informeren over gedelegeerde besluiten van de Europese Commissie indien ik hier aanleiding voor zie.

9.

Bent u bereid de Eerste Kamer te informeren over alle correspondentie over en rondom de NGT verordening (bijvoorbeeld over de studie over de impact van octrooieren van planteigenschappen) met de Tweede Kamer zodat de Eerste Kamer haar eigen rol in Europese wet- en regelgeving adequaat kan uitvoeren?

Antwoord:

Ja, ik ben ook bereid uw Kamer mee te nemen in alle correspondentie over het NGT-dossier. Daarnaast zal ik uw Kamer een appreciatie sturen van het onderzoeksrapport van de Europese Commissie over impact van intellectueel eigendom op de plantenveredeling.

10.

U geeft helaas geen volledig antwoord op vraag 11 uit het eerdere schriftelijk overleg. De vraag was welke wetenschappelijke basis er is voor de grens van 20 genetische modificaties als grens tussen NGT categorie 1 en 2. Graag ontvangen deze leden alsnog een volledige reactie. Het antwoord op vraag 12 uit het eerder schriftelijk overleg baart mijn fractie grote zorgen: «dit maximum van 20 modificaties is uiteindelijk een beleidskeuze geweest». Deze leden concluderen dat de EU met deze verordening een arbitraire grens vaststelt tussen categorie 1 en 2, met historische gevolgen voor de Europese en mondiale landbouw, voedsel, en natuur. Hoe rijmt dit met het voorzorgsprincipe?

Antwoord:

De grens van 20 modificaties is gesteld op basis van een wetenschappelijke literatuuranalyse van de Europese Commissie, ondersteund door de wetenschappelijke opinie van de EFSA en wetenschappelijke werk van het Joint Research Centre. In de wetenschappelijke literatuurstudie van de Commissie werden 90 wetenschappelijke studies meegenomen, over planten die conventioneel veredeld zijn en over genetische variaties verkregen via conventionele veredeling of op natuurlijke wijze. De Commissie concludeert dat het aantal willekeurige genetische modificaties per generatie van een plant gemiddeld ongeveer 30 tot 100 is. De Europese Commissie heeft op basis van haar studie de keuze gemaakt om het conservatieve aantal van 20 modificaties aan te houden om NGT’s, waarvan het onwaarschijnlijk is dat die ook via conventionele veredeling te verkrijgen zijn, uit te sluiten. Daarmee is het NGT-voorstel in lijn met het voorzorgsprincipe.

11.

Hoe kunt u zo stellig zeggen dat categorie 1 NGTs «ook met conventionele veredeling kunnen worden gerealiseerd» (zie bijvoorbeeld antwoord op vraag 18 uit het eerder schriftelijk overleg) als de grens tussen categorie 1 en 2 uiteindelijk een beleidskeuze is – en dus arbitrair – oftewel een menselijke definitie over wat «natuurlijk» is en niet? Op basis van welke wetenschappelijk bewijs doet u deze uitspraak?

Antwoord:

De Nederlandse Commissie Genetische Modificatie (COGEM) gaf in haar eerdere adviezen3 aan dat planten verkregen met behulp van NGT-1 (cisgenese en mutagenese) qua veiligheid vergelijkbaar zijn met conventioneel veredelde gewassen. Ook de EFSA heeft in verschillende wetenschappelijke studies en opinies aangegeven dat sommige toepassingen van NGTs ook met conventionele veredeling gerealiseerd kunnen worden. Onafhankelijk wetenschappelijk werk van de Joint Research Centre ondersteunt deze bevingen. De Europese Commissie heeft een technische publicatie4 uitgebracht over de rationale voor de equivalentiecriteria in Annex I van het voorstel. De Europese Commissie heeft op basis van wetenschappelijke studies de grens zodanig ingesteld dat de planten verkregen met NGT in de categorie 1 klassen vallen, ook altijd via conventionele veredeling of op natuurlijke wijze te verkrijgen zijn.

12.

Kunt u de literatuurstudie die ten grondslag ligt aan het besluit voor de grens van 20 modificaties delen met de Kamers?

Antwoord:

De Europese Commissie heeft een technische «paper» gepubliceerd om de rationale achter haar keuze voor de limiet van 20 modificatie uit te leggen. Deze «paper» deel ik graag met de Kamer.5

13.

Heeft u de COGEM om advies gevraagd over de huidige tekst in de algemene oriëntatie van de Raad? Zo nee, waarom niet? En bent u alsnog bereid zo een reactie van de COGEM te vragen? Zo ja, kunt u deze reactie van de COGEM delen met de Kamers?

Antwoord:

Ja, het kabinet heeft de COGEM om advies gevraagd over de equivalentiecriteria van het Raadsakkoord en het akkoord van het Europees Parlement. De adviezen van de COGEM zijn openbaar en het advies in kwestie deel ik hierbij met u6.


X Noot
1

Samenstelling:

Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Straus (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Kemperman (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 27 428, G.

X Noot
3

COGEM adviezen CGM/190321–02, CGM/091222–01, CGM/170308–01 & CGM/200731–01

X Noot
6

COGEM advies

Naar boven