27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 259 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2013

Inleiding

In mijn brief d.d. 6 november 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1734) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken rond de onderhandelingen over de EU-verordening ter implementatie van het Nagoya Protocol inzake toegang tot genetische bronnen en het eerlijk delen van de voordelen uit hun gebruik.

Het Nagoya Protocol is onder de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) tot stand gekomen, en het Koninkrijk der Nederlanden heeft het protocol in juni 2011 ondertekend en zich daarmee politiek gecommitteerd. Op dit moment wordt gewerkt aan EU-wetgeving ter uitvoering van de verordening en ter implementatie van het protocol.

Aanleiding

De periode van de onderhandelingen tussen de Commissie, het Europees Parlement en Raad is enkele dagen geleden afgerond, en heeft geleid tot een compromistekst die binnenkort voor finaal akkoord voorligt in de EU. Ik heb het voornemen daarmee in te stemmen. Ik heb u naar aanleiding van de motie-De Liefde (Kamerstuk 27 428, nr. 253) laten weten dat ik u nader zal informeren over de financiële gevolgen van het voorstel op het moment dat er meer over bekend is. Deze brief strekt daartoe.

Stand van zaken proces

Op woensdag 11 december jl. lag de compromistekst voor aan de lidstaten in het comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper), en is de lidstaten gevraagd zich erover uit te spreken. Op basis van de motie-De Liefde heeft Nederland bij deze gelegenheid een parlementair voorbehoud gemaakt. De andere lidstaten konden zonder voorbehoud instemmen met de compromistekst.

De Raad zal deze tekst na besluitvorming aan het Europees Parlement sturen, die er in het Milieucomité, en vervolgens bij een plenaire vergadering over zal stemmen. De stemmingen in het Europees Parlement zullen niet voor eind januari plaatsvinden.

Inzet Nederland in relatie tot compromistekst

Ik ben tevreden over het compromis dat is bereikt als eindresultaat van de onderhandelingen. De verschillende punten waarvoor Nederland zich heeft ingezet (zie ook het BNC-fiche over dit voorstel1) zijn daarin in belangrijke mate overgenomen.

Het compromis bestaat uit een aanpak die de naleving ondersteunt, en waarbij gebruikers van genetisch materiaal in alle EU-landen, dus ook in Nederland, ervoor moeten zorgen dat ze een systeem van zorgvuldigheidseisen op orde hebben. Hiermee kunnen ze bijhouden welke genetische bronnen hun bedrijf of organisatie in- en uitgaan. Dit is de zogenaamde due diligence aanpak. Het nog aan te wijzen bevoegd gezag zal toezichthoudende taken krijgen, om als nationale autoriteit waar nodig controles uit te voeren op basis van een risicobeoordeling, en in gevallen wanneer relevante informatie beschikbaar is die erop wijst dat een gebruiker de verplichtingen onvoldoende naleeft.

Nederland heeft zich er tijdens de onderhandelingen in de EU hard voor gemaakt dat de EU-verordening geen verdergaande verplichtingen zou inhouden dan die volgen uit het Nagoya Protocol zelf. Met het compromis dat nu voorligt is daaraan voldaan. Verder heeft Nederland de Europese Commissie bij Coreper om haar visie gevraagd op de financiële gevolgen van de voorliggende tekst. De Commissie gaf aan dat er geen significante toename van administratieve lasten in het compromis zit in vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel.

Na aanname van de tekst van de verordening zal nog nadere uitwerking volgen van enkele onderdelen van de verordening, via uitvoeringsmaatregelen op EU-niveau. Nederland heeft er bij de Europese Commissie op aangedrongen dat ook daarbij de administratieve lasten als belangrijk punt worden meegewogen. De Commissie zegde dat in Coreper toe.

Nationale invulling

De administratieve of financiële gevolgen zijn voor een deel ook afhankelijk van de nationale keuzes in concretisering van de uitvoering. Nederland heeft steeds als positie gehad dat de lasten voor gebruikers en de overheid zoveel mogelijk beperkt moeten blijven, terwijl de implementatie geloofwaardig wordt ingevuld. Zoals ik in mijn brief d.d. 6 november 2013 heb aangegeven, zijn extra administratieve lasten die in verhouding tot deze doelen staan, acceptabel.

Een aantal onderwerpen zal in de loop van de tijd nader worden uitgewerkt, waaronder in nationale wetgeving, zoals dat het geval zal zijn voor de toezichthouder en sancties. Hieronder ga ik in op een aantal daarvan.

Bij de nationale implementatie zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande systemen, zowel van gebruikers als de overheid. Op basis van de informatie over gebruikersgroepen blijkt dat veel gebruikers (collectiehouders, zoals het Centrum Genetische Bronnen Nederland, en bedrijven), vaak al zonder dat ze zich ervan bewust zijn, aan verschillende vereisten van de nieuwe EU-wetgeving voldoen. Het gaat bijvoorbeeld om het bijhouden van informatie over welke bronnen een bedrijf of organisatie in- en uitgaan, of het sluiten van contracten bij de uitwisseling van materiaal.

De extra administratieve lasten zullen daardoor in het algemeen beperkt zijn.

Gebruikers worden ondersteund door maatregelen zoals het aanwijzen en beheren van betrouwbare collecties in de Unie, en invoeren van beste praktijken (best practices) voor sectoren. Als gebruikers zich bij die beste praktijken aansluiten en uit die betrouwbare collecties genetische bronnen betrekken, zal dit een verlaging van hun risicoprofiel betekenen. In de EU heeft Nederland er steeds voor gepleit deze Unie-collecties en best practises op te nemen; ze vormen voor gebruikers een ondersteuning bij het naleven van de regels.

Het bedrijfsleven heeft hierin tevens een eigen verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend zal ik waar mogelijk en gewenst in samenwerking met de belanghebbenden ondersteuning bieden en zo goed mogelijk nationale uitvoering geven aan de op Nederland rustende verplichtingen die voortvloeien uit het Nagoya Protocol en de EU-Verordening ter uitvoering daarvan.

Conclusie

Het bovenstaande overwegende ben ik voornemens in te stemmen met de voorliggende compromistekst. De resultaten zijn in lijn met onze positie zoals verwoord in het BNC-fiche. Ook ben ik van mening dat de extra lasten voor gebruikers en de overheid in verhouding staan tot de doelen van het Nagoya Protocol. De implementatie op EU-niveau leidt niet tot significant hogere administratieve lasten dan wat nodig is voor de naleving van het Protocol.

Ik zal de concretisering van de nationale uitvoering van de Verordening ter hand nemen op basis van dialoog met betrokken gebruikers, collectiehouders en andere belanghebbenden. Mijn inzet daarbij is recht te doen aan het Nagoya Protocol met inachtneming van de Nederlandse belangen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 1508.

Naar boven