27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 237 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2012

Graag informeer ik u mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de Beleidsregel met betrekking tot het verstrekken van locatiegegevens bij de aanvraag om een vergunning voor een veldproef met een genetisch gemodificeerd gewas, en enige aan de vergunning te verbinden voorschriften (Beleidsregel locatie veldproef gg-gewassen) (Staatscourant nr. 19553, 2012).*)

De beslissing om deze beleidsregel op te stellen, is gelegen in het feit dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) in 2009 in een aantal beroepszaken vier vergunningen voor kleinschalige veldproeven (categorie 1) heeft vernietigd. Als gevolg van deze uitspraken was het noodzakelijk om het vergunningenbeleid voor veldproeven met genetisch gemodificeerde gewassen (gg-gewassen) te herzien.

Het herziene vergunningenbeleid zoals neergelegd in de beleidsregel komt in de plaats van het tot voorkort gevoerde beleid met betrekking tot het openbaar maken van de locaties van veldproeven (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 428, nr. 88). Bij dit zogenoemde tweesporenbeleid werd de exacte locatie van de veldproef op verzoek van de aanvrager van een veldproefvergunning niet openbaar gemaakt. Een globale kaart, waarop de aangevraagde locatie van de veldproef werd aangeduid als een maximaal 100 maal groter gebied, werd met de aanvraag voor een vergunning ter inzage gelegd bij het Ministerie van IenM en openbaar gemaakt via de website www.rijksoverheid.nl/biotechnologie. Dit beleid was erop gericht om enerzijds een hindernis op te werpen voor veldproefvernielingen en anderzijds belanghebbenden voldoende informatie te bieden over de veldproeven.

Vernielingen van veldproeven uit weerstand tegen gg-gewassen leiden in grote delen van Europa al jaren tot financiële schade voor bedrijven en onderzoeksinstellingen en zijn deels verantwoordelijk voor het slechte Europese ontwikkelingsklimaat voor gg-gewassen. Het in Nederland gevoerde tweesporen-beleid heeft gezorgd voor een afname van het aantal veldproefvernielingen in ons land.

Op 17 februari 2009 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een arrest gewezen over de vraag op welk detailniveau gegevens onder meer met betrekking tot de geografische locatie moeten worden overgelegd bij een verzoek om een vergunning voor een veldproef met een gg-gewas (zaak C-552/07, Sausheim). Daarop zijn enige uitspraken over dit onderwerp gevolgd van de Raad van State.

Eind 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak vier veldproefvergunningen vernietigd in beroepszaken die waren aangespannen tegen vergunningen voor kleinschalige veldproeven (categorie 1) met maïs, waarbij een isolatieafstand van 400 meter gehanteerd werd. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in die zaken bepaald dat bij de aanvragen om een vergunning informatie over de precieze geografische ligging van de percelen waarbinnen de proefobjecten zijn gelegen, moet worden overgelegd. Dit omdat bij de uitvoering van de veldproef isolatieafstanden in acht genomen moeten worden, welke gelegen kunnen zijn op percelen welke aan derden toebehoren.

In april 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan in drie andere veldproefzaken. Deze betroffen grotere veldproeven (categorie 2 en 3), waarbij geen isolatieafstand werd gehanteerd. In deze uitspraken zijn de vergunningen en het gevoerde beleid inzake de locatiegegevens van veldproeven in stand gebleven.

De herziening van het vergunningenbeleid heeft geleid tot een wijziging in de gevraagde gegevens voor een veldproefvergunning, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in de categorie van de veldproef zoals ingedeeld door de COGEM1.

Voor categorie 1-veldproeven bevat de vergunningaanvraag zowel een topografische kaart als een kadasterkaart, met hierop ingetekend de geografische ligging van het kadastrale perceel waarbinnen het proefobject is gelegen. Wanneer een isolatieafstand in acht genomen moet worden, moet ook de attenderingszone (= het maximale gebied waar de isolatiezone gedurende de looptijd van de vergunning kan liggen) worden ingetekend. Ook moet in dat geval inzicht in de zeggenschap van de aanvrager over de percelen binnen de attenderingszone worden geboden. Het bevoegd gezag zal de isolatieafstand beoordelen met behulp van de attenderingszone. Bij de herziening van het beleid is ook de naleving van de vergunningvoorschriften inzake de isolatiezone betrokken.

Voor categorie 2- en 3-veldproeven bevat de vergunningaanvraag de grootte van de aangevraagde locatie en een topografische kaart waarop een raster is ingetekend dat maximaal 100 maal zo groot is als de aangevraagde locatie.

Met het aangepaste beleid over de openbaarheid van veldproeflocaties meen ik tegemoet te komen aan de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. Uit een oogpunt van transparantie is het nieuwe beleid neergelegd in een beleidsregel.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

COGEM advies van 25 november 2008, getiteld «Herziening advies indeling werkzaamheden met genetisch gemodificeerde planten» (CGM/081125–02)

Naar boven