Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 27417 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 27417 nr. 8 |
Vastgesteld 15 maart 2005
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 24 februari 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief d.d. 23 augustus 2004 van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Plan van aanpak Harmonisatie groen onderwijs (27 417, nr. 7).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Balemans (VVD) steunt het harmonisatiebeleid voor het groene onderwijs en vindt het prima dat het onder de eindverantwoordelijkheid van de minister van LNV blijft vallen. Hoe zouden de noodzakelijke verbreding en ontschotting volgens de bewindslieden geregeld moeten worden?
Met verwijzing naar de motie-Oplaat van oktober 2003 vraagt de heer Balemans wat inmiddels de stand van zaken is op het punt van de VOA-middelen.
In het groene onderwijs heeft de beroepskolom een duidelijke meerwaarde. Zowel over de route van vmbo naar mbo als over de route naar de arbeidsmarkt zijn duidelijke, goed functionerende afspraken gemaakt. Trekt de staatssecretaris daar lessen uit voor andere onderwijssectoren?
Het is van belang dat op het punt van de gemengde leerweg in de hele lijn van vmbo en mbo hetzelfde regime gaat gelden, zoals ook door het groene onderwijs zelf wordt gewenst.
De door de AOC-raad en de Bve-raad voorgestelde kwalificatiestructuur zal de flexibiliteit en de betrokkenheid van het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt ten goede komen. Wat vinden de bewindslieden van dat voorstel? Als deze structuur succesvol is, kan die ook in andere onderwijssectoren gehanteerd gaan worden.
De heer Mosterd (CDA) constateert dat het Nederlandse landbouwonderwijs altijd toonaangevend is geweest. Via aanpassingen aan de veranderende omgeving moet het landbouwonderwijs die positie behouden. Op dat punt is de situatie de afgelopen jaren duidelijk verbeterd. Het landbouwonderwijs moet de ruimte hebben om antwoorden te ontwikkelen op nationale en internationale ontwikkelingen. Daarbij is verbreding nodig, waarbij de departementen van LNV en OCW de juiste balans moeten handhaven via een duidelijke binding met voedsel en groen. Bij innovatieve projecten zoals «Food Valley» heeft de specifieke ondersteuning van het departement van LNV een duidelijke functie. De sectorinhoudelijke aspecten van het groen onderwijs horen dan ook thuis bij het ministerie van LNV; dat kan heel goed samengaan met verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW voor het algemene beleid.
Met het succesvolle groene vmbo heeft het landbouwonderwijs goed ingespeeld op de ontwikkelingen. Als daar een goede opleiding wordt gegeven die aansluit op het vervolgonderwijs, is het niet erg dat ogenschijnlijk meer leerlingen worden opgeleid dan de groene sector in de toekomst nodig heeft. De leerlingen die van het groene vmbo het mbo instromen, moeten in de vervolgopleiding dus net zo kansrijk zijn als andere leerlingen. Heeft de positieve trend van het aantal leerlingen zich in 2004 overigens ook doorgezet op het terrein van het mbo, hbo en wo?
Is het niet logisch om de AOC's een licentie voor de gemengde leerweg te geven en om het andere scholen niet te makkelijk te maken om de licentieverstrekking te blokkeren?
Is op het punt van de middelen voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten (VOA-middelen) werkelijk een zodanige regeling getroffen dat er sprake is van gelijke basisbekostiging van het groene onderwijs en het vergelijkbare onderwijs?
Een werkgroep is bezig met de op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) gebaseerde invulling van de werkwijze van het kenniscentrum Aequor en de AOC-raad. Het onderwijs is het aan zichzelf verplicht om tot een voor alle partijen werkbare oplossing te komen. Wat is de stand van zaken op dat punt?
Bij de Stoas Hogeschool (groene lerarenopleiding) is sprake geweest van vermenging van private activiteiten en publieke gelden. Is dat punt inmiddels goed afgehandeld en zijn er blijvende schadelijke gevolgen voor het publieke onderwijs?
Mevrouw Kraneveldt (LPF) constateert dat de inhoud van het plan van aanpak logisch is, maar dat de uitvoering op enkele punten nog moet beginnen of nog niet ver gevorderd is. Omdat het groene onderwijs goed functioneert, is het goed dat het departement van LNV de eindverantwoordelijkheid behoudt en de inhoudelijke ontwikkeling en het aanbod ervan blijft versterken. De verantwoordelijkheden van de twee departementen moeten uiteraard wel duidelijk worden afgebakend.
Het is onduidelijk wat de regering precies gaat doen aan een aantal belangrijke knelpunten. Worden de regels inzake het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) veranderd en zo ja, welke? Is straks duidelijk waar men waarvoor terecht moet en welke wet van toepassing is? Beschikken AOC's straks automatisch over een licentie voor de gemengde leerweg? Is al meer bekend over de gevolgen voor de financiële ruimte van scholen vanwege het feit dat uit twee macrobudgetten geput moet worden?
Oneerlijke situaties op het punt van het aanbieden van opleidingen, fusiemogelijkheden, verplaatsing en nevenvestigingen moeten worden opgeheven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat AOC's meer ruimte moeten krijgen om, met een bepaald minimum of maximum, naast de groene opleidingen andere opleidingen aan te bieden, dat zij ook opleidingen mogen aanbieden waarvan de eindtermen niet door het ministerie van LNV zijn vastgesteld en dat de fusiemogelijkheden niet beperkt moeten worden tot resterende categorale mavo's. Wat is overigens het eindbeeld op het punt van nevenvestigingen?
Hoewel harmonisatie er niet toe mag leiden dat problemen uit bijvoorbeeld het reguliere vmbo ook in het groene onderwijs een rol gaan spelen, zou het wel goed zou zijn als het groene onderwijs ook voor allochtone jongeren aantrekkelijk wordt. Wordt dat door beleidsmaatregelen gestimuleerd?
Is al meer bekend over de gevolgen van de opzegging van het convenant over de bedrijfsadviseurs door het kenniscentrum Aequor en geeft dit aanleiding tot aanpassing van het beleid?
Tot slot vraagt mevrouw Kraneveldt nadere informatie over de VOA-middelen.
De heer Tichelaar (PvdA) meent dat de praktische effecten en uitvoerbaarheid van de harmonisatie onderbelicht zijn. AOC's voldoen door hun omstandigheden in de praktijk bijvoorbeeld vaak niet aan de voorwaarden voor een licentie voor de gemengde leerweg of het lwoo, terwijl belemmeringen voor het verkrijgen van een licentie in strijd zijn met de doelstelling van harmonisatie. Het gaat toch nog maar om 19 of 20 instellingen, omdat 75 instellingen al een licentie hebben? Het aanbieden van andere onderwijsvormen mag overigens niet leiden tot verwatering van het groene onderwijs.
De eindverantwoordelijkheid ligt bij het departement van LNV, het departement van OCW draagt medeverantwoordelijkheid. Nu neemt het departement van LNV regelingen van het departement van OCW onverkort over of biedt ze in een aantal gevallen afzonderlijk aan, eventueel met bijzondere bepalingen. Als de harmonisatie doorgaat, wat is dan nog de meerwaarde van het departement van LNV? Is aansturing door één departement dan niet logischer?
Het reguliere onderwijs is niet blij met de voorgenomen harmonisatie, omdat het meent dat het groene onderwijs door het verbrede aanbod een sterkere concurrent zal worden en, vanwege zijn goede imago, veel «witte» vmbo-leerlingen zal aantrekken.
Het hogere groene onderwijs heeft aangegeven dat het naar het ministerie van OCW wil, omdat het al een aantal jaren wordt geconfronteerd met bezuinigingen van het ministerie van LNV op innovatie en daardoor een oneigenlijke concurrentiepositie ten opzichte van het overige hoger onderwijs heeft. Klopt dat en zo ja, hoe zal het departement van LNV dan in de toekomst omgaan met die aanvullende budgetten als de harmonisatie doorgaat?
Het antwoord van de bewindslieden
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzekert dat beide departementen goed samenwerken. Sommige ontwikkelingen in het groene onderwijs, bijvoorbeeld op het punt van deberoepskolom, zijn interessant voor de rest van de onderwijssector; dat is een voordeel van de positionering van het groene onderwijs.
De uitwerking van het plan van aanpak ligt op schema, zodat de Kamer in juni een notitie zal ontvangen met voorstellen op de harmonisatiepunten. Op steeds meer punten wordt OCW-beleid niet meer vertaald in volgend LNV-beleid, maar wordt het groene onderwijs gelijkwaardig meegenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het innovatiearrangement, waaraan beide departementen gezamenlijk vorm geven. Ook de overdracht van de uitvoering van de bekostiging van de AOC's en het hoger agrarisch onderwijs aan CFI is een belangrijke voorwaarde voor de harmonisatie, ook in administratieve zin. De AOC's ontvangen de VOA-middelen nu op dezelfde grondslag als de ROC's. Bij de ontwikkeling van de nieuwe examensystematiek en de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo worden ROC's en AOC's als één stelsel benaderd, waarbij de minister van LVN de rol van vakminister vervult.
De mogelijkheden voor AOC's om de gemengde leerweg aan te bieden, worden uitgebreid en er komt een experiment met het aanbieden van de theoretische leerweg. Al bij het verstrekken van de licentie in 1998 volgde circa 20% van de leerlingen een gemengde leerweg. Het zou dus raar zijn om de gemengde leerweg bij de AOC's weg te halen. Er kunnen nieuwe licenties worden aangevraagd, maar dan moet er, net als bij andere scholen, een goede samenwerking zijn met scholen in de regio, waarbij zo nodig afspraken over het tegengaan van segregatie kunnen worden gemaakt. Er is dus geen sprake van een verstoorde concurrentieverhouding, maar juist van meer samenwerking tussen scholen. Op dit moment kan het groene lbo een licentie verkrijgen via samenwerking met een v(m)bo-school met ten minste mavo. Na invoering van de op 16 februari aan de Kamer gezonden uitwerkingsnotitie is een regionale samenwerkingsovereenkomst vereist. Zoals de uitwerkingsnotitie nu luidt, moeten alle vmbo-scholen in principe daaraan meedoen. Als een of meer scholen niet mee willen doen, kunnen zij de veranderingen niet blokkeren, tenzij zij kunnen aantonen dat daardoor een leerlingenverlies wordt geleden van meer dan 10% en dat zij daardoor in financiële problemen zouden komen. Over de uitwerkingsnotitie zal echter nog met de Kamer worden gediscussieerd. De staatssecretaris zal aan de minister doorgeven dat de Kamer wil dat de AOC's een reële kans hebben op de gemengde leerweg, maar wijst erop dat de Kamer zelf heeft aangedrongen op het opnemen van het criterium van 10% leerlingenverlies om te voorkomen dat bepaalde scholen grote schade zouden ondervinden, wat ook zou leiden tot aanzienlijke wachtgeldverplichtingen.
Het groene lbo krijgt op basis van de uitwerkingsnotitie dezelfde mogelijkheden voor fusies en nevenvestigingen als andere OCW-instellingen. Het streven is erop gericht om het voorstel voor de uit de uitwerkingsnotitie resulterende wetswijziging eind 2005 of begin 2006 in te dienen. De WEB beperkt de fusiemogelijkheden voor AOC's: een fusie tussen een ROC en een AOC is op dit moment onmogelijk. Op dat punt zal worden ingegaan in de in juni 2005 te verschijnen beleidsnotitie. Ook het punt van de integrale bekostiging zal in de thans lopende domeinverkenning worden meegenomen.
De breedtebeperking in het hoger onderwijs via wijziging van de regels inzake het CROHO hangt samen met de in voorbereiding zijnde wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en de desbetreffende aan de Kamer aangeboden wetgevingsnotitie, waarin de regering een verschuiving voorstelt van opleidingen naar domeinen. Dat betekent dat gekeken moet worden naar samenhangende onderwijsclusters. Bij het hbo en wo gaat het om ongeveer 30 domeinen. De uitwerking van de groene domeinen valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van LNV.
Het overleg over de kwalificatiestructuur is nog volop gaande en moet de komende maanden zijn beslag krijgen.
De aangekondigde AMvB zal precies aangeven in welke situatie welke wet van toepassing is.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit constateert dat het agrarisch kennissysteem in Nederland is opgebouwd uit onderzoek, voorlichting en onderwijs, door veel landen wordt bewonderd als motor voor innovatie en een bijdrage levert aan de indrukwekkende prestaties en concurrentiekracht van de hele agrosector. Het uitdragen van de indrukwekkende prestaties is helaas een minder sterke kant van de groene sector.
Ook de maatschappelijke functie van het agrarisch onderwijs is groot: er worden praktisch ingestelde leerlingen opgeleid voor een specifieke plek op de arbeidsmarkt. De departementen van OCW en LNV zijn het erover eens dat het agrarische vmbo dezelfde kansen moet krijgen als het overige vmbo. De mogelijkheid voor AOC's om via regionale samenwerking de gemengde leerweg aan te bieden en de experimenten op het punt van de theoretische leerweg zijn resultaten van het goede overleg tussen beide departementen. Het verbreden van het groene onderwijs mag uiteraard niet ten koste gaan van de kerntaken van dat onderwijs.
Het groene onderwijs is in zekere zin ook een proeftuin: door zijn sterke verweving met de praktijk en de sterke verticale integratie, inclusief het onderzoek, functioneert het goed en loopt het met experimenten vooruit op ontwikkelingen die ook voor andere onderwijssectoren van belang kunnen zijn. Het voordeel van de rol van het departement van LNV is dus de nauwe verbinding tussen het beleidsveld van de groene sector en agrosector en de activiteiten van onderwijs, onderzoek en voorlichting op dat terrein. Het departement van LNV geeft bijvoorbeeld ongeveer 300 mln euro per jaar uit aan onderzoek in de groene sector. Geen ander departement zet zo specifiek onderzoeksopdrachten uit in een bepaalde sector. In verband met de verticale verbindingsstructuur hoort het onderwijs daar onlosmakelijk bij.
Ten behoeve van de afstemming en ten behoeve van samenwerking met het overige onderwijs en onderzoek hebben de groene kennisinstellingen op instigatie van het departement van LNV de zogenaamde groene kenniscoöperatie gevormd. Die groene kenniscoöperatie moet leiden tot vernieuwing van de groene opleidingen, implementatie van doorlopende competentiegerichte leerlijnen op basis van een kostenbesparende gezamenlijke back office en kenniscirculatie tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting. Tegelijkertijd wordt via de groene kenniscoöperatie de kennis over verticale doorstroming tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting gedeeld met andere kennis- en onderwijsketens; de financieringsstructuur van het onderzoek is bijvoorbeeld een uniek, zeer vruchtbaar instrumentarium waarin het departement van LNV een sleutelrol vervult. Ook is het de bedoeling dat de kenniscoöperatie de structuur van de ondersteuning herijkt.
Het aantal leerlingen is in 2004–2005 in het groene vmbo toegenomen met 4,7% en in het groene mbo met 4%. In het hho is het aantal leerlingen stabiel gebleven en in het wo is er een lichte toename.
Met Aequor zijn verschillende gesprekken gevoerd over de opzegging van het convenant met de AOC's over de inzet van bedrijfsadviseurs. De heer Van Aalst, voormalig voorzitter van de Adviesraad voor het onderwijs, zal de minister binnen drie maanden adviseren over een mogelijke oplossing van dit lastige probleem.
De ongelijkheid tussen het reguliere onderwijs en het groene onderwijs op het punt van de VOA-middelen is weggenomen, in 2004 op ad hoc-basis en daarna structureel door aanpassing van het uitvoeringsbesluit WEB.
Het feit dat de Stoas Hogeschool zich als koopman heeft willen gedragen, heeft door vermenging van private activiteiten en publieke gelden geleid tot onrechtmatige uitgaven. Zodra dit bekend werd, heeft de minister een interim-management aangesteld. Er wordt ook bezien hoe het Stoas duurzaam kan worden ondergebracht bij een andere onderwijsinstelling. Er zal worden nagegaan of het geld kan worden teruggehaald bij de verantwoordelijke bestuurders, maar ook bij de accountant, die jaarrekeningen immers ten onrechte van een goedkeurende verklaring heeft voorzien.
De VOA-middelen zijn in het verleden ingezet ten behoeve van de integratie van allochtone leerlingen, maar met beperkte resultaten. De minister is doordrongen van het belang van integratie van allochtonen en ziet op dat punt ook een taak voor zichzelf. Het groene onderwijs is echter zeer gericht op praktische opleidingen en het valt niet mee om allochtone leerlingen voor dergelijke opleidingen te interesseren.
De minister zal nagaan of het hogere groene onderwijs is achtergesteld op het punt van de voor innovatie beschikbare gelden. Als dat zo is, zal hij zijn uiterste best doen voor gelijkschakeling. Hij zal de Kamer hierover nader rapporteren.
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Smeets (PvdA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA).
Plv. leden: Ferrier (CDA), Rijpstra (VVD), Verbeet (PvdA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Jonker (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA).
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27417-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.