Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 27417 nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 27417 nr. 11 |
Vastgesteld 9 februari 2006
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 19 januari 2006 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 oktober 2005 inzake de uitvoering van het plan van aanpak voor de Harmonisatie van het groen onderwijs (27 417, nr. 10).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Mosterd (CDA) geeft aan dat zijn fractie steeds heeft aangedrongen op harmonisatie van het groene onderwijs en het vergelijkbare andere onderwijs. Het plan van aanpak is hierop gericht, zodat zij er in grote lijnen mee kan instemmen. De heer Mosterd is het met de regering eens dat hiervoor geen stelselwijziging nodig is.
Het gaat bij het groene onderwijs net als bij het vroegere landbouwonderwijs om voedsel en groen. De heer Mosterd verwacht dat dit domein zeker niet minder belangrijk zal worden en hij ziet net als de regering geen enkele aanleiding om het groene onderwijs los te koppelen van LNV, aangezien het succes op dit vlak voornamelijk te danken is aan een hechte samenwerking van vakonderwijs, onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven en vakdepartement.
Verder wijst de heer Mosterd op de innovatiekracht van het landbouwonderwijs en de goede naam van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Hij ziet hierin grote kansen voor innovatie op het terrein van voedsel en groen in brede zin. Ziet de minister van LNV voor zichzelf een taak om deze innovatie te stimuleren? En zo ja, welke initiatieven zou hij daartoe dan willen nemen?
De CDA-fractie is een voorstander van verbreding van het groene onderwijs, maar deze moet wel de core business van dit onderwijs dienen, want als verbreding er los van komt te staan, komt naar haar mening het bestaansrecht ervan in het geding, omdat de vraag rijst wat dan nog het verschil is met het onderwijs dat onder OCW valt. Ziet ook de regering hierin een begrenzing?
De heer Mosterd vindt het uitstekend dat volgens het plan van aanpak het algemeen onderwijsbeleid van OCW zo veel mogelijk gelijkgesteld zal worden met dat van LNV. Het lijkt hem gelet op de veel grotere specialisatie van OCW op dit vlak volkomen terecht om dit ministerie hierbij de toon te laten aangeven. Hij stemt er dan ook mee in dat LNV zich zal concentreren op versterking van de functies van het groene onderwijs voor de maatschappelijke sector voedsel en groen.
Het vmbo-groen blijkt voor een groot aantal leerlingen, ook zwakke, een aantrekkelijk onderwijstype te zijn, maar zij vinden in veel gevallen werk buiten het groene domein, zodat het belangrijk is om hun schoolcarrière goed te volgen. Kan de minister iets zeggen over de ongekwalificeerde uitval en over de doorstroming naar de agrarische onderwijscentra (AOC’s) en de regionale opleidingscentra (ROC’s)? Zijn hierover goede afspraken gemaakt? Zijn de leerlingen die uit het vmbo-groen doorstromen, even succesvol als leerlingen uit het overige vmbo? Als dit zo is, vindt de heer Mosterd het prima dat het vmbo-groen flink groeit, maar anders zou er moeten worden bijgestuurd.
De AOC’s willen voor het vmbo graag de gemengde leerweg. De regering stelt dat deze doorgevoerd kan worden mits er regionaal overeenstemming over is, conform de afspraken die OCW heeft gemaakt over het plakken van een nieuwe afdeling aan een vmbo-school. De heer Mosterd ziet de gemengde leerweg echter meer als een kopje op een vmbo-afdeling. Ziet de regering mogelijkheden om te voldoen aan de wens van de Kamer om ervoor te zorgen dat er op dit punt geen belemmeringen zijn, opdat de gemengde leerweg ook voor de laatste zeven VMBO-locaties mogelijk wordt, zonder allerlei voorwaarden?
Klopt het dat er inmiddels geen geschilpunten meer zijn in verband met de positie van het hbo-groen ten opzichte van het overige hbo?
Omdat zowel de AOC’s als de ROC’s onder de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) vallen, hebben de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (KBB’s) in beide gevallen dezelfde positie. Samenwerking van scholen en KBB’s blijft noodzakelijk, de KBB’s behoren als verbinding van bedrijfsleven en onderwijs te fungeren. De heer Mosterd betreurt het dan ook dat er op dit vlak zoveel problemen ontstonden dat het KBB Aequor en de minister van LNV tegenover elkaar voor de rechter kwamen te staan, al erkent hij dat de minister hierbij op een gegeven moment geen andere keuze had. Hij is blij dat deze kwestie inmiddels uit de wereld is, maar hij vraagt zich wel af of dit KBB nog wel de gevraagde kwaliteit kan leveren, nu het bij het akkoord hierover bijna de helft van het aantal formatieplaatsen heeft moeten laten vervallen. Wil de minister hierbij de vinger aan de pols houden?
De heer Tichelaar (PvdA) herinnert eraan dat de minister in het algemeen overleg van 24 februari 2005 heeft toegezegd, te zullen nagaan of het hogere groene onderwijs is achtergesteld op het punt van de voor innovatie beschikbare gelden en de Kamer hierover nader te rapporteren. Gelet op de serieuze klachten die er destijds op dit punt waren, verneemt hij graag alsnog hoe het hier nu mee is.
Volgens de afspraken zouden de AOC’s een gemengde leerweg mogen aanbieden als er regionale overeenstemming over zou zijn, waarbij een andere school in de regio de licentie hiervoor alleen zou mogen blokkeren bij een verlies van meer dan 10% van het aantal leerlingen of als zij daardoor in financiële problemen zou komen. De heer Tichelaar pleit er net als de heer Mosterd voor, ook voor de laatste zeven AOC’s een gemengde leerweg mogelijk te maken, zo nodig door dit niet meer van overeenstemming op regionaal niveau afhankelijk te laten zijn, maar door de staatssecretaris van OCW een macro-doelmatigheidstoets op oneerlijke concurrentie te laten hanteren en hem knopen te laten doorhakken.
Naar aanleiding van de publicatie van LNV «Verkenning Domein Groen Onderwijs» vraagt de heer Tichelaar zich af of het zich wel met het streven naar harmonisatie verdraagt dat LNV in tegenstelling tot OCW nog steeds spreekt van «domeinen».
Verder vraagt hij zich af wat het in de praktijk betekent dat LNV eindverantwoordelijk blijft voor het groene onderwijs en dat OCW de eerstverantwoordelijke voor het algemene onderwijsbeleid is. Houdt dit in dat alle onderwijsinstellingen onder OCW vallen, maar dat LNV een specifieke bevoegdheid heeft voor de inhoud van het groene onderwijs?
Er staat in de brief dat de bestaande groene instellingen beperkingen ervaren bij het inspelen op de veranderingen in de sector die tot verbreding aanleiding geven, maar er staat ook dat het niet noodzakelijk is om afzonderlijke instellingen op te heffen, maar evenmin om een afzonderlijk groen stelsel te blijven afschermen. Wat wil de regering zelf op dit punt?
De heer Balemans (VVD) herinnert eraan dat de Kamer in het vorige algemeen overleg over groen onderwijs zeer enthousiast over het groene vmbo en mbo was, omdat zij vond dat het goed geregeld was en dat er concrete resultaten te zien waren. Er is toen wel over een aantal problemen gesproken die ook in deze brief naar voren komen.
Ook de VVD-fractie vindt dat de laatste zeven AOC’s een licentie voor de gemengde leerweg moeten krijgen. De heer Balemans is het eens met de aanpak die de heren Mosterd en Tichelaar bepleiten om een einde te maken aan het geruzie en de conflicten in de regio, die niet tot oplossingen leiden.
Verder is er in het vorige algemeen overleg een experiment met het aanbieden van de theoretische leerweg aangekondigd. De heer Balemans is er een voorstander van, verschillende onderwijsinstellingen hiermee te laten experimenteren, en wel zo spoedig mogelijk.
Ten slotte sluit de heer Balemans zich aan bij de opmerkingen van de heer Mosterd over Aequor en hij vraagt, welke oplossing er gevonden is voor het conflict dat ontstaan was na het advies van de heer Van Aalst om de bedrijfsadviseurs zo veel mogelijk bij de AOC’s te laten.
Het antwoord van de bewindslieden
Staatssecretaris Rutte is het ermee eens dat het groene onderwijs op het punt van de verbinding van overheid, bedrijfsleven en onderwijs als voorbeeld kan dienen voor het andere onderwijs. In de regio Eindhoven blijkt dat deze samenwerking tot zeer sterke economische groeicijfers kan leiden. Bij wetsvoorstellen die te maken hebben met het onderwijsstelsel en de bekostiging van het onderwijs, volgt LNV voor het groene onderwijs het beleid van OCW, terwijl LNV het groene onderwijs aanstuurt als het gaat om aspecten die specifiek met de groene sector te maken hebben. Deze rolverdeling bevalt beide ministeries goed.
LNV en OCW hebben ook samen de uitvoering ter handgenomen van genoemde verkenning van het domein van het groene onderwijs. Het doel hiervan was, na te gaan welke specifieke beperkingen er zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het groene domein. De staatssecretaris beaamt dat er na enige discussie in het hoger onderwijs besloten is om het begrip «opleiding» in plaats van het begrip «domein» te hanteren, maar hij stelt dat er in dit verband wel van domein gesproken kan worden, omdat het meer om de hele sector van het groene onderwijs gaat.
De regering biedt ondersteuning om regionale arrangementen tot stand te laten komen waarmee ook de laatste vijf of zes AOC-locaties de gemengde leerweg kunnen aanbieden. Deze weg is in overleg met de Kamer gekozen om kannibalisering bij het bestaande aanbod te voorkomen. De staatssecretaris let zeer scherp op of een onderwijsinstelling een licentie voor de gemengde leerweg niet op oneigenlijke gronden wil tegenhouden. De juridische kaders laten geen andere aanpak toe, de wet biedt geen ruimte voor een macro-doelmatigheidstoets. Het wetsvoorstel om een grotere planningsvrijheid in het voortgezet onderwijs mogelijk te maken zal de Kamer tegen de zomer bereiken; zij heeft dan alle gelegenheid om hierop terug te komen. In de tussentijd zal de staatssecretaris samen met de minister van LNV een onderwijsinstelling die op onredelijke gronden een regionaal arrangement en daarmee een licentie voor een AOC tegenhoudt, met gebruikmaking van hun faciliterende mogelijkheden een duw in de goede richting geven. Meer mogelijkheden zijn er niet, want op dit moment is een regionaal arrangement een voorwaarde voor een grotere vrijheid voor een AOC, en is de discretionaire bevoegdheid van de betrokken ministers. De staatssecretaris verwacht op basis van juridische taxaties van zijn medewerkers dat toestemming voor een gemengde leerweg zonder regionaal arrangement in een procedure van beroep en bezwaar zonder meer onderuit zal worden gehaald. Een regionaal arrangement behoeft niet alle scholen in een regio te omvatten, maar de scholen die er niet in deelnemen, mogen door het verstrekken van een licentie voor de gemengde leerweg niet failliet gaan of een verlies van meer dan 10% van het aantal leerlingen lijden.
In de uitwerkingsnotitie voor een grotere planningsvrijheid is de afspraak met de Kamer vastgelegd om bij één AOC een experiment met de theoretische leerweg uit te voeren. Het AOC Limburg zal met dit experiment beginnen binnen het arrangement in de regio Roermond, maar het kan zeker nog uitgebreid worden naar andere locaties van dit AOC, zodat er een vergelijking mogelijk is. De staatssecretaris geeft aan dat hij er samen met de minister van LNV de nadruk op zal leggen dat het AOC deze mogelijkheid heeft. Bovendien zal er bij het experiment gemeten worden wat het effect zal zijn op de leerlingenstromen, met name op de doorstroming naar het derde en het vierde niveau in het mbo, het effect op de positie van het AOC in de betrokken regio en de mogelijkheden om de theoretische leerweg groen in te vullen. En ten slotte zal er een vergelijking mogelijk zijn met de bestaande mavo in de scholengemeenschap van mavo en AOC.
Minister Veerman meldt dat de vermoedens van achterstelling van het groene onderwijs wat betreft de innovatiegelden. Hij heeft verzuimd om de Kamer hiervan in kennis te stellen.
Verder is de minister er verheugd over dat er in de Kamer brede steun voor het groene onderwijs is en dat zij vindt dat dit onderwijs bij LNV in goede handen is. In de praktijk blijkt LNV voortreffelijk met OCW te kunnen samenwerken, zodat de huidige werkwijze gehandhaafd kan worden.
De regering kiest voor een integraal kennis- en innovatiebeleid. De huidige kennisinfrastructuur zal worden omgebogen naar een structuur die veel meer op verandering en vernieuwing gericht is, het groene beroepsonderwijs moet meer gebruikt worden voor kenniscirculatie en ondersteuning van het beleid van het departement van LNV, maar ook van het bedrijfsleven in deze sector. Hierover worden meerjarige afspraken met de groene kennisinstellingen gemaakt, in het verlengde van de gezamenlijke innovatieagenda van OCW en LNV. Bovendien wordt de overleg- en ondersteuningsstructuur herijkt; dit heeft al geleid tot de Groene Kenniscoöperatie, waarbij het gaat om interactie van gebruikers, met name het bedrijfsleven, de overheid en kennisinstellingen.
De minister onderschrijft de visie van de heer Mosterd dat het groene onderwijs via het algemene onderwijsbeleid verbreed moet worden vanuit het groene domein.
Er zijn geen aanwijzingen dat er een verschil zou zijn in de resultaten van leerlingen die vanuit het vmbo-groen doorstromen en degenen die uit het overige vmbo afkomstig zijn. Na invoering van het onderwijsnummer zijn deze leerlingen beter te volgen. Er zijn in het schooljaar 2004–2005 2324 leerlingen uit het vbo-groen naar het mbo-groen gegaan, van wie in dat jaar 16% de opleiding zonder diploma verliet. Het aantal instromers zonder groene vooropleiding was 2063, van wie in datzelfde jaar 25% zonder diploma uitstroomde.
Het heeft ook de minister zeer veel deugd gedaan dat het conflict over het onderbrengen van de bedrijfsadviseurs bij Aequor of bij de AOC’s uiteindelijk is opgelost. De betrokken partijen zijn overeengekomen om de ene helft als bedrijfsadviseur en de andere helft als leerlingbegeleider te laten werken. Zij regelen dit onderling en zij streven ook naar verdere onderlinge samenwerking, met inachtneming van de parameter van het ministerie dat de samenwerking in beginsel budgettair neutraal en op de regio gericht moet zijn. Er is een overgangsperiode van twee à drie jaar overeengekomen. Uiteraard zal de minister toezien op een goede gang van zaken, maar hij heeft het volle vertrouwen in deze goede, praktische oplossing die de partijen in deze lang slepende en netelige kwestie hebben gevonden.
Ten slotte doet hij de suggestie dat bij een blokkade van een regionaal arrangement nadat partijen hun uiterste best hebben gedaan om dit tot stand te brengen, de betrokken bewindslieden na kennisneming van de gang van zaken de blokkerende school duidelijk zouden kunnen maken dat Kamer en regering willen dat er toch zo’n arrangement tot stand komt.
De heer Mosterd (CDA) neemt er met instemming kennis van dat de minister er goed op zal toezien dat de oplossing in het conflict met Aequor in de praktijk goed zal worden uitgewerkt.
Hij vraagt zich af of er wel sprake is van een regionaal arrangement als een deel van de scholen er niet aan meewerkt. Als dat wel zo is, is er al meer mogelijk. En zijn regionale arrangementen wel nodig voor een kopje op een bestaande afdeling?
De heer Tichelaar (PvdA) is wel overtuigd van de juistheid van de juridische argumenten van de staatssecretaris, maar hij vraagt zich af of de betrokken ministers het blokkeren van een licentie voor de gemengde leerweg niet zouden kunnen toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Als er van «strategisch gedrag» sprake blijkt te zijn, kunnen zij wél tegen de blokkerende school optreden.
Ook de heer Balemans (VVD) vraagt de bewindslieden nogmaals, na te gaan of er geen juridische mogelijkheden zijn, omdat het slechts zou gaan om een plus bij een bestaande afdeling. Hij vindt het bizar dat door een lacune in de wetgeving een door alle betrokkenen bij een school en ook door regering en Kamer gewenste ontwikkeling op oneigenlijke gronden zou kunnen worden tegengehouden door een andere school. Mocht blijken dat dit inderdaad zo is, dan wil hij op zo kort mogelijke termijn opnieuw een discussie over dit punt om er samen met de bewindslieden een oplossing voor te vinden.
Staatssecretaris Rutte zegt toe dat hij de Kamer zo mogelijk binnen twee weken een brief zal doen toekomen waarin hij nader zal ingaan op de vraag wanneer er precies sprake is van een regionaal arrangement, en op het juridisch kader voor het toekennen van de gemengde leerweg. Bovendien zal hij in die brief aandacht geven aan de mogelijkheden om maximale bestuurlijke druk op een blokkerende onderwijsinstelling uit te oefenen, overeenkomstig de suggestie van minister Veerman. Als er wetsartikelen zijn die dit in de weg staan, dan zal hij die in de brief aangeven.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GroenLinks).
Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD) en Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27417-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.