27 415
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Tariefwet 2001)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 18 oktober 2000

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1.Algemeen2
2.Tariefmaatregelen in de sfeer van de loon- en inkomstenbelasting4
2.1Algemeen4
 Arbeidskorting5
4.Vergroening7
4.1Algemeen7
 Terugsluis naar huishoudens8
 Terugsluis naar bedrijven8
4.2Wet belastingen op milieugrondslag9
4.2.1Grondwaterbelasting9
4.2.2Afvalstoffenbelasting9
4.3Energiebelastingen10
4.3.1Tariefstelling en vervanging van de belastingvrije voeten in de REB10
4.3.2Aanpassing REB-tarief voor de glastuinbouw11
4.3.3Wijziging brandstoffenbelasting in verband met convenant kolenctrales11
4.4Belasting op de inzameling van huishoudelijk restafval12 4.5
6.Budgettaire en personele effecten13

1. Algemeen

De leden van de fracties van VVD, D66, GPV en RPF, SGP en SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel waarin de voor het jaar 2001 geldende tarieven voor de loon- en inkomstenbelasting worden vastgesteld, maatregelen worden genomen om de armoedeval te verminderen en met het oog op de verdere vergroening van het fiscale stelsel de tarieven van de milieubelastingen worden aangepast. De leden van de VVD-fractie stellen de hieronder volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in dit wetsvoorstel. Zij hebben ook een aantal vragen.

De leden van de fractie van D66 achten het verstrekte overzicht van belasting- en premiemaatregelen met budgettaire effecten voor 2001 een goed handvat voor de behandeling van onder meer het onderhavige wetsvoorstel. Dit neemt niet weg dat zij hier een enkele opmerking en vraag over hebben. Deze leden wensen voorts graag toegelicht te krijgen wat onder de post diverse BTW-maatregelen valt en waarom het budgettaire effect daarvan op 0 uitkomt.

De leden van GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden hebben twijfels bij het gepresenteerde bedrag van 6,6 miljard aan lastenverlichting in 2001. Deze twijfels hebben deze leden ook geuit tijdens de Financiële Beschouwingen, waarbij het ging om het verschil van inzicht tussen het ministerie van Financiën en het Centraal Planbureau (CPB) ten aanzien van de aanpassing van het eigenwoningforfait. Deze maatregel is wel degelijk een beleidswijziging die in één van de drie belastinwijzingenswetten hoort te worden opgenomen. De Minister van Financiën gaf als argument om het niet als lastenverlichting op te nemen, dat dit niet aan de burger – dat wil zeggen de huiseigenaar – zou zijn uit te leggen. Een niet erg sterk argument, zo vinden de leden van de GroenLinks-fractie. Een beleidswijziging hoort op een normale parlementaire manier behandeld te worden en de bijbehorende lastenverlichting hoort in het totaalbeeld te worden opgenomen. Zeker omdat door middel van de meevallerformule uiteindelijk wordt bepaald hoeveel er in de totale kabinetsperiode maximaal aan lastenverlichting mag worden weggegeven. Als het perspectief van de burger als uitgangspunt wordt genomen bij de definitiebepaling van de lastenverlichting dan is volgens deze leden willekeur troef. Zij vragen dan ook door een nota van wijziging bij het Belastingplan 2001 dan wel de Veegwet het beeld te corrigeren. Deze leden willen voorts van de regering weten of wanneer de éénjaars-indexatie zoals die in 2001 wordt doorgevoerd als lastenneutraal wordt gepresenteerd, er in de voorafgaande jaren – toen er geen indexatie plaatsvond – dan eigenlijk een lastenverlichting in de boeken had moeten staan. Waarom is dat niet gebeurd?

De leden van de fracties van GPV en RPF zien ook de noodzaak in van enkele tariefsaanpassingen met het oog op de inwerkingtreding van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Zij constateren echter dat de toelichting zich niet beperkt tot maatregelen die zijn opgenomen in onderhavig wetsvoorstel, maar ook aandacht schenkt aan maatregelen die in het Belastingplan 2001 en de Veegwet worden opgenomen. Het gevolg hiervan is dat de toelichting enigszins onoverzichtelijk is. Wat de leden van genoemde fracties betreft had de toelichting zich moeten beperken tot de maatregelen die in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen, waarbij hooguit de relatie met andere maatregelen in een andere wetsvoorstel kort zou worden genoemd. Wat is de reden dat de regering de toelichting heeft verbreed tot allerlei maatregelen die niet in dit wetsvoorstel worden geregeld?

Tevens willen genoemde leden opmerken dat zij de toelichting bij enkele maatregelen die wel in dit wetsvoorstel zijn opgenomen erg summier vinden en het betreuren dat voor een nadere toelichting wordt verwezen naar andere kabinetsstukken, zoals de Sociale Nota 2001. Deelt de regering de mening van genoemde leden dat voor een zorgvuldige wetsbehandeling ernaar moet worden gestreefd dat de toelichting een zo compleet mogelijk beeld geeft van de gevolgen van de voorgestelde maatregelen?

Ook in het verband van het voorliggende wetsvoorstel constateren de leden van de SGP-fractie een verbrokkeling in de fiscale wetgeving voor het jaar 2001. De in dit voorstel te behandelen onderwerpen missen over het algemeen elke vorm van onderlinge samenhang terwijl sommige daarentegen duidelijk meer gerelateerd zijn aan thema's die in het Belastingplan 2001 (Kamerstuk 27 431) aan de orde worden gesteld. Deze leden vragen de regering een verklaring voor de in hun ogen willekeurige en onlogische presentatie van de in beide wetsontwerpen opgenomen voorstellen. Zij doen de suggestie om de onderwerpen nog meer thematisch te ordenen waardoor een meer integrale beoordeling mogelijk wordt.

Meerjarenperspectief verlaging autobelastingen

De leden van de fractie van D66 wensen nog eens te benadrukken dat zij een groot voorstander zijn van variabilisering, dat wil zeggen niet het bezit van een auto belasten maar het gebruik. Het op termijn afschaffen van de motorrijtuigenbelasting door meer de nadruk te leggen op gebruiksafhankelijke belastingen is de verschuiving die dit moet realiseren. Naast de accijnzen kan daarbij volgens hen ook gedacht worden aan het belasten van het vervangen van autobanden en het verversen van olie en aan een kilometergerelateerde APK-heffing. Deze leden verzoeken de regering een overzicht te verschaffen van de diverse autogebruikgerichte belastingen in Europa. De leden van de fractie van D66 ondersteunen de voorstellen met betrekking tot het stimuleren van schone auto's. Overweegt de regering terugwerkende kracht aan de maatregel te geven? Is zij voornemens de gunstige effecten van de stimuleringsmaatregel schone auto's te meten? Wat zou het budgettaire effect zijn als de (vaste) autobelastingen voor dergelijke auto's op nihil worden gesteld?

De relevantie van de alinea over de verlaging van de autobelastingen voor dit wetsvoorstel is de leden van de GPV en RPF-fractie niet duidelijk. Wat is de reden dat de regering in de toelichting van het onderhavige wetsvoorstel daar zo uitgebreid op ingaat, zonder dat hierover in het oorspronkelijke wetsvoorstel regelingen waren opgenomen? De leden van genoemde fracties herinneren eraan, dat zij bij de Algemene en Politieke Beschouwingen geen steun hebben verleend aan de motie-Dijkstal c.s. (Kamerstuk 27 400, nr. 17), omdat zij geen prioriteit wilden geven aan een structurele verlaging van de motorrijtuigenbelasting gedeeltelijk ter compensatie van de momenteel hoge brandstofprijzen. Kan de regering berekenen wat het effect van deze maatregel op de prijs per liter benzine zal zijn bij de in tabel 2 vermelde jaarkilometrages?

De leden van de CDA-fractie vragen of na de motie Dijkstal c.s. in het jaar 2002 nog verdere invulling zal worden gegeven aan de motie-Hofstra/Crone (Kamerstuk 26 800 IXB, nr. 35). Zo ja, op welke wijze?

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat een verlaging van de motorrijtuigenbelasting als losstaande maatregel niet past bij de variabilisatiegedachte. Deze gedachte is, zo menen deze leden, altijd een gecombineerde maatregel van een verlaging van de vaste lasten in combinatie met een verhoging van de variabele kosten. Op deze manier zijn deze leden ook voorstander van de variabilisatiegedachte. Wanneer een ordinaire lastenverlichting gepresenteerd kan worden als zijnde in lijn met de variabilisatiegedachte dan ondersteunen de leden van de fractie van GroenLinks deze lijn niet. Kan de regering helder uiteenzetten wanneer zij een maatregel of combinatie van maatregelen in lijn met de variabilisatiegedachte kwalificeert? De mogelijkheid van een verhoging van de accijnzen moet mede worden beoordeeld op de grenseffecten met België en Duitsland. Tabel 3 is hiervoor inzichtelijk en wordt beleidsrelevanter als deze kan worden aangevuld met de cijfers voor het jaar 2001, de kabinetsplannen in de twee buurlanden zijn immers bekend? Kan de regering tevens verduidelijken wanneer de grenseffecten binnen een redelijk aanvaardbare marge blijven: hoeveel cent verschil mag er tussen Nederland en zijn twee belangrijkste buurlanden zitten?

Het verheugt de leden van de CDA-fractie dat is besloten tot een eerste stap in de vorm van een stimulering van schone auto's. Daarmee wordt invulling gegeven aan de motie Reitsma/Bos (Kamerstuk 26 820, nr. 30). Hoeveel auto's vallen thans onder de EU 2005-norm? Wat is de verwachting over de volgende jaren? Hoe verhoudt het geraamde beslag in 2001 van f 50 miljoen zich met de in tabel 1 genoemde f 35 miljoen? Hoe wordt hieraan verder vorm gegeven in de jaren 2002, 2003 en 2004? Om welke bedragen gaat het per jaar? Welke concrete voorstellen zullen volgen? Wordt daarbij dan ook rekening gehouden met het feit dat dieselauto's thans lang niet meer zo vervuilend zijn als «gewone auto's», waardoor zij ook een aanpassing in de MRB/BPM «verdienen»? Deze leden wijzen wat dat betreft ook op het amendement-Bos (Kamerstuk 26 820, nr. 20). Wanneer wordt het onderzoek over de milieueffectiviteit van de verschillende opties afgerond?

Moeten de leden van de fracties van GPV en RPF de opmerking in de memorie van toelichting, dat er in 2002 wederom een aanzienlijke ruimte voor lastenverlichting bestaat, zo uitleggen dat de regering serieuze plannen heeft om bij de begroting van 2002 met zodanige voorstellen te komen dat in ieder geval automobilisten op een lastenverlichting kunnen rekenen?

Met betrekking tot de uitvoering van de motie-Remak (Kamerstuk 26 820, nr. 35) deelt de regering mee dat de gevraagde jaarlijkse meeropbrengsten in de BPM ten gevolge van de verkopen van dieselauto's voor heel 2000 in januari 2001 beschikbaar zullen zijn. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindslieden deze cijfers te betrekken bij de stimuleringsmaatregel vergroening autobelastingen.

Wat is de stand van zaken per 1 oktober van de meeropbrengsten in de BPM ten gevolge van de verkopen van dieselpersonenauto's, zo vragen de leden van de CDA-fractie aansluitend.

2. Tariefmaatregelen in de sfeer van de loon- en inkomstenbelasting

2.1 Algemeen

De leden van de fracties van GPV en RPF zijn er nog niet van overtuigd dat de invoering van het nieuwe belastingstelsel voor alle huishoudens een inkomensvooruitgang betekent. Kan de regering garanderen dat elke niet-verdienende partner door de Belastingdienst wordt bereikt, zodat de individuele heffingskorting ook door alle rechthebbenden wordt aangevraagd?

Kan de regering door middel van enkele rekenvoorbeelden illustreren hoe de fiscale veranderingen uitpakken voor een huishouden bestaande uit een AOW-gerechtigde met een aanvullend pensioen en een jongere nog niet AOW-gerechtigde partner? Uit de toelichting begrijpen deze leden dat in deze situaties zich twee tegengestelde effecten voordoen die volgens de regering goeddeels neutraal zullen uitwerken. Betekent dit dat naarmate het aanvullende pensioen van de alleenverdienende 65-plusser lager ligt, ook de heffingskorting van de jongere partner lager ligt? Bij welk inkomen van de alleenverdiener werken genoemde effecten neutraal uit? De leden van de fracties van GPV en RPF begrijpen dat bij een AOW-gerechtigde waarvan de jongere partner de leeftijd van 65 jaar bereikt, zich een daling van de koopkracht kan voordoen van ongeveer van f 500,–. Kunnen de bewindslieden meedelen hoeveel huishoudens dit jaarlijks zal betreffen?

De (aanvullende) heffingskortingen worden op sommige punten substantieel verhoogd. Waarom, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom is daarbij niet de kans gegrepen om de ouderenkorting meer te verhogen om hun achterstand enigszins in te halen? Ook het heffingsvrij vermogen in Box III wordt ietwat opgehoogd. Wat is daarvan de reden en wat denkt de regering te bereiken met een zo een relatief minimiem verschil?

Arbeidskorting

De leden van de VVD-fractie willen weten waarom de verhoging van het arbeidskostenforfait met f 310 is omgezet in een verhoging van de arbeidskorting met f 108. Welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag?

De regering wil de doorstroom-SPAK (specifieke afdrachtkorting) afschaffen en de middelen inzetten voor het verhogen van de arbeidskorting. Blijkbaar acht de regering de doorstroom-SPAK niet langer nuttig. De memorie van toelichting geeft echter geen enkel inzicht in de overwegingen van de regering om de doorstroom-SPAK af te schaffen. Welke redenen liggen hieraan ten grondslag? Acht de regering het wenselijk de SPAK helemaal af te schaffen en de vrijgekomen middelen in te zetten voor de verhoging van de arbeidskorting? Zo nee, waarom niet? Met welk bedrag kan de arbeidskorting worden verhoogd indien de middelen van de SPAK en doorstroom-SPAK daarvoor ingezet zouden worden en welke effecten heeft dit op de marginale wig en replacement rate? De leden van de VVD-fractie stellen de zelfde vraag over het arbeidskostenforfait.

Kan de regering voorts ingaan op de wenselijkheid van een andere financieringswijze voor de verhoging van de arbeidskorting in plaats van het afschaffen van de doorstroom-SPAK zoals bijvoorbeeld het aanwenden van de overschotten in de werknemersverzekeringsfondsen?

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover het afschaffen van de doorstroom-SPAK en de daaraan gekoppelde verhoging van de arbeidskorting met f 85. Wel hadden zij het beter gevonden de afschaffing van de doorstroom-SPAK te gebruiken voor het creëren van een inkomensafhankelijke arbeidskorting (terugtaks). Een dergelijke maatregel heeft een groter positief effect op het arbeidsaanbod en een nivellerende werking. Streven de bewindslieden er ook naar op termijn de SPAK geheel af te schaffen? Is dat niet logisch gezien het feit dat er in het huidige tijdsgewricht een tekort aan arbeidsaanbod is en niet aan vraag naar arbeid? Omdat het kabinet altijd kritisch is geweest over de invoering van een terugtaks vanwege de vermeende marginale wig effecten heeft het de leden van de SP-fractie verbaasd dat nu alleen de doorstroom-SPAK wordt afgeschaft. De SPAK leidt immers niet alleen ook zelf tot een hogere marginale wig, maar deze wordt nog eens verhoogd bij afschaffing van de doorstroom-SPAK. Dit is niet consequent, zo menen de leden van de SP-fractie.

De inkomenseffecten die met ingang van 2001 optreden zijn grotendeels het gevolg van de maatregelen die voortvloeien uit de invoering van de IB 2001. De leden van de CDA-fractie hebben altijd gepleit voor evenwichtige inkomensplaatjes. In zijn streven zoveel mogelijk mensen de arbeidsmarkt op te krijgen, heeft het kabinet onder meer de arbeidskorting ingevoerd. Hierdoor worden de verschillen tussen uitkeringen en lonen aanzienlijk verhoogd. Genoemde leden hebben daar bezwaar tegen. Niet iedereen kan werken, en niet iedereen behoeft ook te werken van het CDA. Met het voorliggende wetsvoorstel worden deze verschillen nog eens verhoogd tot boven de f 2 000. Deze leden betreuren het ten zeerste dat hierdoor de niet-actieven op een afstand worden gezet van maar liefst 6,5%. Immers, terwijl de modale werknemer er 8,5% op vooruitgaat, blijft het koopkrachtplaatje van de ouderen boven de 65 jaar steken rond de 2%. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dit de grenzen van het rechtvaardige nadert. In de aangenomen motie-Bos/Reitsma (Kamerstuk 26 727, nr. 103) hebben deze leden de regering verzocht om bij de vaststelling van het definitieve koopkrachtbeeld nadrukkelijk de inkomenspositie van VUT-ters te bezien en daarbij zo nodig de overhevelingstoeslag in te zetten. In hoeverre is aan dit verzoek gevolg gegeven?

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek in de hogere winstklassen wordt met f 310 verlaagd. De reden daarvan is de aanpassing van de arbeidskorting aan de verhoging van het arbeidskostenforfait per 1-1-2000. De leden van de CDA-fractie vragen de regering uit te leggen waarom een dergelijke maatregel impact heeft op de zelfstandigenaftrek.

3. Aanpak armoedeval

De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom in het kader van de bestrijding van de armoedeval is gekozen voor een verhoging van de arbeidskorting met f 85. Naar welk verschil in inkomen tussen uitkering en loon wil de regering toewerken? Welk effect heeft de voorgestelde verhoging van de arbeidskorting op de koopkrachtplaatjes van zowel werkenden als niet werkenden in de verschillende inkomenscategorieën? In 1993 was de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Bert de Vries, van mening dat een verschil van f 400 tot 500 netto per maand voldoende financiële prikkel was om vanuit een uitkering aan het werk te gaan. Bij welk verschil netto per maand is de financiële prikkel volgens de regering anno 2000 in voldoende mate aanwezig? Levert een verhoging van het arbeidskostenforfait een positieve bijdrage aan het oplossen van de armoedeval? Met welk bedrag zal het arbeidskostenforfait dan moeten toenemen, zo vragen deze leden.

De armoedeval is een groot probleem en de aanpak hiervan zou grote prioriteit moeten hebben. Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie komt dit gevoel van urgentie niet echt tot uitdrukking in de opmerking van de regering dat «de volgende stappen in de meerjarige aanpak van de armoedeval zullen worden uitgewerkt in samenhang met een nadere verkenning van een aantal fiscale thema's die tijdens de behandeling van de belastingherziening 2001 aan de Tweede Kamer is toegezegd.» Kan de regering een tijdpad geven van wanneer zij met nieuwe voorstellen denkt te komen? Op welke fiscale thema's wordt voorts gedoeld en wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van de nadere verkenning van de genoemde fiscale thema's?

Het is goed te constateren, aldus de leden van de CDA-fractie, dat ook de regering een oplossing zoekt voor het probleem van de armoedeval. Deze leden zijn echter van mening dat de regering met de thans voorliggende voorstellen, waaronder het verhogen van de arbeidskortingen en het afschaffen van de doorstroom-SPAK, het probleem niet oplost, maar slechts het symptoom bestrijdt. Slechts door werk te laten lonen, wordt bewerkstelligd dat men er niet op achteruit gaat bij het aanvaarden van een baan. Niet onderkend wordt dat de armoedeval mensen meer in het algemeen strikt door de trapsgewijze inkomensafhankelijke regelingen. Indien een gulden meer verdiend wordt – dat geldt niet alleen voor de minima maar ook voor middeninkomens – vervallen de regelingen opeens. Een armoedeval is dan het gevolg. Meer zien deze leden dan ook in de gedachte om meer glijdende schalen in de inkomensafhankelijke regelingen te creëren. In hun eigen voorstellen kiezen zij voor het invoeren van inkomensafhankelijke heffingskortingen voor de kosten van huren, kinderen, studie, zorg en kinderopvang. Zij volstaan hier verder met een verwijzing naar het CDA-plan «Gericht en Rechtvaardig», dat 13 september 2000 gepresenteerd is en zijn zeer benieuwd naar een reactie van de bewindslieden.

De eerste stap in de aanpak van de armoedeval vinden de leden van de GroenLink-fractie zeer beperkt. Een verhoging van de algemene arbeidskorting van f 85,– zet geen zoden aan de dijk en komt teveel terecht bij een grote groep voor wie de armoedeval niet speelt. Deze leden menen dan ook dat in de vervolgstappen niet de algemene arbeidskorting als instrument in de bestrijding van de armoedeval moet worden ingezet. Het is een te duur en ineffectief instrument. Zoals bekend pleiten deze leden al jaren voor het goedkopere en effectievere instrument van de inkomensafhankelijke arbeidskorting. De negatieve effecten van een hogere marginale wig aan de onderkant van het loongebouw kunnen volgens deze leden ondervangen worden door voldoende middelen aan onderwijs toe te kennen en door een sterke inzet op levenslang leren. Onderkennen de bewindslieden deze mogelijkheid ook?

De leden van de fracties van GPV en RPF constateren dat in het voorliggende wetsvoorstel enkele maatregelen worden genomen om daarmee de armoedeval aan te pakken. Hoewel ook genoemde leden verkleining van de armoedeval nastreven, hebben ze twijfels over de voorgestelde afschaffing van de doorstroom-afdrachtvermindering lage lonen. Wat is de reden dat wordt voorgesteld de doorstroomafdrachtvermindering lage lonen af te schaffen? Is het instrument niet langer succesvol of ligt aan de keuze van de regering vooral een budgettaire afweging ten grondslag? Zou de regering hiervoor ook hebben gekozen als de economische situatie minder rooskleurig was en er sprake was van een ruime arbeidsmarkt?

Met betrekking tot de aanpak van de armoedeval vragen de leden van de SGP-fractie naar de stand van zaken van de nadere verkenning van een aantal fiscale thema's zoals die tijdens de behandeling van de belastingherziening 2001 zijn toegezegd.

4. Vergroening

4.1 Algemeen

Terugsluis van de verhoging van de belastingdruk op milieubelastende activiteiten wordt bewerkstelligd door een verlaging van de lastendruk op arbeid. Los van het feit dat de leden van de CDA-fractie altijd hun bedenking hebben gehad bij de zin van terugsluis (waarom heffen als je het toch weer teruggeeft, rondpompen van geld?), vragen deze leden zich thans af of een terugsluis via de verlaging van de lastendruk op arbeid wel de geëigende weg is. Het is toch waar dat op deze manier alleen mensen die werken in de terugsluis betrokken worden? Hoe staat het dan met mensen die niet (meer) werken, zoals ouderen en mensen die zorg voor ouders of kinderen op zich hebben genomen? Deze leden zouden het niet redelijk achten als deze groepen niet in de terugsluis betrokken zouden worden. Bovendien is bekend dat deze mensen vaker thuis zijn, en afhankelijker zijn van een stabiele kamertemperatuur. Juist daardoor krijgen zij te maken met de stijgende energieprijzen.

De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat het budgettaire gevolg van de stimuleringsregeling vergroening autobelastingen ad f 50 miljoen reeds is ingeboekt in het belastingplan 2001. Deze leden stellen vast dat over de wettelijke vormgeving van de maatregel nog geen uitspraken kunnen worden gedaan. Zou het niet beter zijn als de betreffende maatregelen tezamen met de hieraan verbonden financiële consequenties apart aan de Tweede Kamer worden aangeboden? De reden hiervoor is dat de vaste commissie voor VROM het kabinet heeft verzocht de AMvB aan de Tweede Kamer te sturen, zodat hierover (zonodig) kan worden gesproken. Pas dan kan een politiek oordeel worden gegeven. Waarom heeft de regering voor deze vreemde handelswijze gekozen?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben steeds sterker de indruk dat de totale vergroeningsoperatie zoals deze is neergelegd in het Regeerakkoord tijdens de kabinetsperiode flinke veranderingen heeft ondergaan. Kan de regering een helder overzicht geven van de wijzigingen zoals die zich in de periode 1999–2001 hebben voorgedaan: welke voorgenomen maatregelen zijn niet doorgegaan, welke terugsluis is anders vormgegeven en met welk bedrag is de totale lastenverschuivingoperatie van arbeid naar milieu verminderd? In het bijzonder dient daarbij de wijziging in het rekeningrijden in beeld te komen. Kan hiertoe een aanvulling op tabel 6 gemaakt worden?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de hogere opbrengst(raming) van de REB bij huishoudens voor het jaar 2001 aan te wenden om een deel van het nog in te vullen bedrag van f 160 mln aan overige milieubelastingen te dekken. Graag vernemen deze leden of en hoe ernaar mag worden gestreefd de beoogde overige milieubelastingen toch in te vullen.

Terugsluis naar huishoudens

De sectoren overheid, onderwijs en de non-profit-sector worden gecompenseerd door prijsbijstelling dan wel door een teruggaafregeling. Hoe werd deze compensatie voor de sportsector, de kerken, de sociale en culturele instanties en andere maatschappelijk instellingen de afgelopen drie jaar (1999, 2000, 2001) ingevuld? De leden van de CDA-fractie hebben behoefte aan een overzicht.

De leden van de fracties van GPV en RPF lezen in de toelichting dat met betrekking tot de generieke terugsluis van f 1,3 mrd. die is verwerkt in de verlaagde tarieven, is meegewogen dat gezinnen relatief zwaarder worden getroffen door energie- en milieubelastingen dan huishoudens zonder kinderen. Kan de regering uiteenzetten hoe uit de verlaagde tarieven blijkt dat gezinnen met kinderen op een grotere tegemoetkoming kunnen rekenen? Welke rol spelen de bij nota van wijziging voorgestelde maatregelen hierbij?

Terugsluis naar bedrijven

De leden van de fracties van GPV en RPF vinden het vreemd dat de terugsluis van de verhoging van de lasten die voortvloeit uit het gelijktrekken van het tarief van de grondwaterbelasting voor zelfontrekkers met het tarief voor waterleidingbedrijven niet in het onderhavige wetsvoorstel wordt geregeld. De verhoging van de zelfstandigenaftrek als compensatie voor de andere lastenverzwarende maatregelen wordt bijvoorbeeld wel in dit voorstel geregeld. Is de indruk van genoemde leden juist dat er met betrekking tot het opnemen van maatregelen in dit wetsvoorstel sprake is van willekeur? Welke criteria heeft de regering gehanteerd bij haar keus om de voorgestelde vergroenings- en terugsluismaatregelen in onderhavig wetsvoorstel dan wel in het wetsvoorstel belastingplan 2001 onder te brengen?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn tevreden met de terugsluismaatregelen en het terugsluisbeeld voor het bedrijfsleven zoals dat geschetst word op blz. 12 en in tabel 7. Wel willen deze leden nogmaals het principiële punt maken dat als gesproken wordt over een budgetneutrale terugsluis dat dan niet naar het bruto-bruto traject dient te worden gekeken, maar dat naar het netto effect wordt gekeken. Deze is bepalend voor het budgettaire effect op het bedrijfsleven en dat van de overheid. De argumentatie die de regering hanteert voor de bruto-bruto benadering vinden deze leden bedroevend: vanwege de bruto verwerking in de ramingen en vanwege het feit dat hiermee het risico wordt verkleind dat de lastenverzwaring door de vergroeningsmaatregelen wordt afgewenteld op huishoudens. Bij een volledig budgetneutrale vormgeving in de netto-sfeer is er echter sprake van een lastenneutraalbeeld voor het bedrijfsleven, van afwenteling hoeft ook dan geen sprake te zijn. Door de bruto benadering is er in feite sprake van een lastenverlichting, alleen komt deze niet helder in beeld. Wil het kabinet in de toekomst voor de helderheid in het debat uitgaan van het netto-beeld?

4.2 Wet belastingen op milieugrondslag

4.2.1 Grondwaterbelasting

Voor de grondwaterbelasting wordt het tarief «eigen winners» gelijk getrokken met waterleidingbedrijven. Kan de staatssecretaris de leden van de CDA-fractie verzekeren dat sportorganisaties niet de dupe van deze maatregel zullen worden. Zijn het vaak niet juist de voetbal-, de hockey-, de golf- en tennisterreinen die door eigen pompinstallaties met grondwater besproeid worden?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader te beargumenteren waarom in de grondwaterbelasting het tarief voor onttrekkingen van grondwater door de zogenoemde eigen winners is gelijk getrokken met het tarief dat geldt voor waterleidingbedrijven.

4.2.2 Afvalstoffenbelasting

De regering heeft afgezien van de verdere verhoging van de afvalstoffenbelasting in 2001. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de intentie van de regering is voor het jaar 2002. De besluitvorming moet nog plaatsvinden, maar is de intentie conform het Regeerakkoord?

Voor de verhoging van de afvalstoffenbelasting wordt eerst een onderzoek gedaan naar de consequenties van een verdere verhoging van het storttarief op brandbaar afval. Wanneer zal dit onderzoek worden afgerond en de Kamer bereiken, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

4.3 Energiebelastingen

4.3.1 Tariefstelling en vervanging van de belastingvrije voeten in de REB

Naar aanleiding van de tariefstelling van de REB hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen. De hogere opbrengstraming in 2001 bedraagt volgens het CPB voor bedrijven f 45 miljoen. Generiek wordt echter f 50 miljoen naar bedrijven teruggesluisd. Vanwaar dit verschil? De leden van de SP-fractie zijn het niet eens met de verhoging van alleen de eerste schijf van de REB voor elektriciteit. Hierdoor stijgt de omgekeerde progressiviteit van de REB nog verder. De effectiviteit van de REB neemt het meest toe als ook de tarieven voor een hoger verbruik worden verhoogd en de vrijstelling van grootverbruikers wordt afgeschaft. Het blijft onrechtvaardig dat huishoudens met een steeds hoger ecotaks-tarief wel worden gestimuleerd zuinig met energie om te gaan en bedrijven en vooral grootverbruikers niet. Waarom wordt er geen indexatie toegepast op de derde schijf van de elektriciteit REB?

De leden van de fractie van GroenLinks kwalificeren het onderdeel overige milieubelastingen als een misser uit het Regeerakkoord. Telkens geeft het kabinet blijk van haar onvermogen om deze afspraak uit het Regeerakkoord op een adequate manier in te vullen. Het halsstarrig vasthouden aan het zoeken binnen de huishoudensfeer zorgt ervoor dat deze niet op een goede manier kan worden ingevuld. Dat nu f 75 miljoen wordt gevonden door de hoger dan geraamde opbrengst bij de REB, vinden deze leden een merkwaardige invulling. Zij gaan ervan uit dat de opbrengst hoger is dan voorzien, omdat het gebruik is toegenomen. Om deze ongewenste ontwikkeling teniet te doen zou een forsere prijsprikkel door de REB dan in het Regeerakkoord voorzien, op zijn plaats zijn. Bij een hoger dan geraamde opbrengst in andere dan milieubelastingen wordt deze ook niet specifiek teruggesluisd, maar gewoon meegenomen in de algemene inkomstenmeevallers.

De opbrengst van de energiebelastingen zal hoger zijn dan geraamd. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel hoger deze opbrengsten zullen uitvallen. Waarom wordt deze hogere opbrengst bij bedrijven via generieke terugsluismaatregelen gecompenseerd? Hoe zien deze maatregelen er dan uit? Bij huishoudens worden de hogere opbrengsten aangewend om een deel van de overige milieubelastingen te dekken. Betekent dit dan dat huishoudens niet worden gecompenseerd? Welke milieubelastingen worden gedekt en op welke wijze?

De belastingvrije voeten voor aardgas en elektriciteit worden omgevormd tot een belastingvermindering. Voor niet-leidinggebonden brandstoffen daarentegen is een belastingvrije voet uitvoeringstechnisch niet mogelijk. Waarom niet, zo vragen deze leden. Overigens, is er – gezien de hoogte van de olieprijzen en de gevolgen voor de prijzen van aardgas en de elektriciteit – geen aanleiding om dit jaar af te zien van de indexatie van de milieubelastingen? Dekking zou dan wellicht gevonden kunnen worden door voorlopig af te zien van f 130 miljoen intensivering van de positieve prikkels ten behoeve van de vergroening.

De omzetting van de huidige belastingvrije voeten in de REB voor aardgas en elektriciteit heeft tot gevolg dat er een belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting per 1 januari 2001 kan plaatsvinden. Uit de memorie van toelichting blijkt dat er met EnergieNed overleg is gevoerd over de uitvoeringsaspecten, zo hebben de leden van de VVD-fractie kunnen lezen. Welke kosten zijn aan de uitvoering verbonden en ten laste van wie komen die?

De leden van de fracties van GPV en RPF vragen of huishoudens die uitsluitend een electriciteitsaansluiting hebben, door de omzetting van de belastingvrije voeten in een belastingvermindering per electriciteitsaansluiting, per 1 januari op een grotere compensatie kunnen rekenen. Zo ja, om hoeveel huishoudens gaat het en welk bedrag is daarmee gemoeid? Ook genoemde leden lezen dat er over de uitvoeringsaspecten overleg is gevoerd met de EnergieNed. Kan de regering hierover meer informatie verstrekken? Zijn er bijvoorbeeld voorziene uitvoeringsproblemen? Zijn er uit dit overleg andere relevante zaken naar voren gekomen?

De leden van de fractie van D66 wensen in het kader van de belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting op te merken dat huishoudens die een elektriciteitsaansluiting delen (bijvoorbeeld daar waar een onroerende zaak gesplitst als woonruimte wordt verhuurd) slechts 1 maal voor de belastingvermindering in aanmerking komen. Is dit aspect in het overleg met EnergieNed over de uitvoeringsaspecten aan de orde gekomen? Deze leden vernemen graag van het kabinet welke mogelijkheden er bestaan en zijn overwogen om ook deze huishoudens in de belastingvermindering te laten delen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben vraagtekens bij de omvorming van de brandstoffenbelasting wat de electriciteitsproductie betreft van een inputbelasting naar een outputbelasting. Kan de principiële keuze en argumentatie die hierachter zit nader worden uitgelegd. Wordt hiermee niet een minder CO2-efficiënte prijsprikkel ingevoerd ter vervanging van een meer CO2-efficiënte prijsprikkel? Is het juist dat wanneer alleen bij output belast de prikkel alleen energiebesparend werkt, maar niet meer sturend in de richting van de gewenste input? En is dit niet meer wenselijk? Zijn de bewindslieden het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het hier om een principiële keuze van milieubelastingheffing gaat?

4.3.2 Aanpassing REB-tarief voor de glastuinbouw

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de visie van de bewindslieden ten aanzien van de toekomstige REB-tarieven voor de glastuinbouw. Zal deze op termijn naar het normale tarief gaan? Kan er voldoende worden teruggesluisd om dit mogelijk te maken? In hoeverre was de goedkeuring van de Europese Commissie een tijdelijke dan wel een definitieve?

De leden van de SGP-fractie zien graag beargumenteerd waarom het gemitigeerde tarief dat geldt voor door de glastuinbouw gebruikt aardgas en minerale oliën wordt verhoogd. Deze leden refereren aan hun eerder geuite bezwaren op dit punt. Zij bepleiten in dit verband nogmaals het zoeken naar een alternatieve voorziening ter tegemoetkoming voor deze sector die hierdoor wederom met een lastenverzwarende maatregel wordt geconfronteerd.

4.3.3 Wijziging brandstoffenbelasting in verband met convenant kolencentrales

Met de kolencentrales is een akkoord bereikt en worden de BSB en de uraniumbelasting omgezet in de REB. Om hoeveel kolencentrales gaat het, wat is de inhoud van het akkoord en wat is de reden om de inputbelasting om te zetten in een outputbelasting? De leden van de CDA-fractie concluderen in ieder geval dat de belasting nu wordt afgewenteld op de gebruikers. Delen de bewindslieden hun mening niet, dat het principe «de vervuiler betaalt» met zich meebrengt dat ook de kolencentrales hun aandeel zouden moeten bijdragen?

Met betrekking tot hetgeen in punt 4.3.3 wordt opgemerkt, vragen de leden van de VVD-fractie een nadere toelichting op de interpretatie van het begrip staatssteun in verhouding tot de wijziging brandstoffenbelasting in verband met het convenant kolencentrales.

4.4 Belasting op de inzameling van huishoudelijk restafval

Het verheugt de leden van de VVD-fractie dat de voorziene heffing op het inzamelen van huishoudelijk restafval is geschrapt. Daarentegen deelt de regering mee dat voor de f 85 miljoen aan overige milieubelastingen te dekken door een additionele verhoging van de REB. Deze leden vragen dit toe te lichten.

De belasting op inzameling huishoudelijk restafval is ingetrokken. Om de taakstelling in 2002 alsnog in te vullen zullen andere mogelijkheden worden bezien. Welke mogelijkheden worden dan overwogen? De leden van de CDA-fractie hebben behoefte aan een overzicht, kan daarvan een overzicht worden gegeven?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren met spijt dat de belasting op de inzameling van huishoudelijk restafval in 2001 geen doorgang vindt en dat de belasting op oppervlaktedelfstoffen ernstige vertraging oploopt. Deze leden hopen zeer dat van uitstel geen afstel komt en roepen het kabinet op om daadkrachtiger de verschillende milieubelastingen ter hand te nemen.

4.5 Belasting van oppervlaktedelfstoffen

De leden van de SGP-fractie constateren dat het er in voorliggend wetsvoorstel niet van is gekomen een vorm van belasting op oppervlaktedelfstoffen op te nemen. Deze leden verwijzen daarbij tevens naar de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 10 oktober 2000 (kenmerk WV 2000-673 M). Zij beklemtonen dat een vorm van belastingheffing op oppervlaktedelfstoffen grote consequenties zal hebben voor bepaalde bedrijfstakken en stellen twijfels te koesteren omtrent de positieve milieueffecten. Zij vragen de regering hierop in te gaan.

Wanneer zal de Kamer worden ingelicht over de verschillende gesignaleerde knelpunten bij de invoering van een belasting op oppervlaktedelfstoffen en de mogelijke oplossingen die de regering daarvoor ziet, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

5. Accijnsaanpassingen in verband met de BTW-verhoging

De leden van de fractie van GroenLinks kunnen instemmen met de accijnsaanpassingen in verband met de BTW-verhoging.

De leden van de fractie van D66 verzoeken inzicht in het budgettaire effect van de BTW-verhoging en de voorgestelde accijnsverhogingen op sigaretten en op rooktabak. Graag willen deze leden bevestigd zien dat dat als gevolg van de BTW-verhoging uitsluitend een aanpassing van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak noodzakelijk is. Voorts wensen zij graag te weten met hoeveel de accijnstarieven op frisdranken kunnen worden verlaagd indien de budgettaire opbrengst van de verhoging van de aanpassing van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak hiervoor worden ingezet. Is de regering bereid om dit alvast bij nota van wijziging door te voeren?

In het kader van de voorgestelde aanpassingen van accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak stellen de leden van de SGP-fractie de vraag aan de orde hoe deze aanpassing in verband met de BTW-verhoging zich verhoudt tot het door de regering gevoerde anti-rookbeleid. Vanuit die optiek bezien hadden deze leden immers een forsere accijnsaanpassing verwacht. Zij vragen een reactie op dit punt.

6. Budgettaire en personele effecten

De leden van de fractie van D66 willen graag weten waarom de accijnsaanpassing in verband met de BTW-verhoging op tabakprodukten niet in tabel 9 is opgenomen. Graag ontvangen deze leden alsnog een toelichting op de laatste drie onderwerpen van het «pakket arbeidsmarkt en armoedeval» in tabel 9: defiscalisering werkaanvaardingspremies, wegnemen knelpunt IB 2001-grensarbeiders en koopkrachtreparatie als gevolg van verlaging OT in samenhang met invoering betaald kortdurend zorgverlof.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), De Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Marijnissen (SP), Kamp (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Vendrik (GroenLinks), Wijn (CDA), Stroeken (CDA), Remak (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Kuijper (PvdA) en Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Wilders (VVD), Van Oven (PvdA), De Wit (SP), Patijn (VVD), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Blok (VVD), Dankers (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Hillen (CDA), Hessing (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Timmermans (PvdA) en Hindriks (PvdA).

Naar boven