nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 3 juni 2002
Bij motie van mevrouw Lambrechts tijdens het plenair debat over de Wet
tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten d.d. 17 januari 2001 (Kamerstukken
27 414, nr. 21) heeft de Tweede Kamer mij verzocht: «de mogelijkheid
te onderzoeken van een OV-trajectkaart voor jonge BOL-lers en de financiële
gevolgen daarvan in kaart te brengen.» Ik heb toen aangegeven te zullen
bekijken en onderzoeken wat een OV-kaart en een trajectkaart zouden betekenen
maar dat de beslissing over het al dan niet realiseren hiervan door een nieuw
kabinet zal moeten worden genomen.
Bij de onderhandelingen die ik onlangs heb gevoerd over een nieuw contract
voor de studenten die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering (HO-studenten
en BOL-lers van 18 jaar of ouder), heb ik de mogelijkheid van een OV-kaart
voor de jonge Bol-lers betrokken. Graag wil ik u informeren over mijn bevindingen.
De OV-bedrijven zijn op zichzelf zeer geïnteresseerd in het vervoeren
van deze extra doelgroep. Uit een onderzoek dat ik met de OV-bedrijven gezamenlijk
heb laten doen naar het reisgedrag van studenten met een OV-studentenkaart,
is gebleken dat BOL-deelnemers in het algemeen minder reizen dan HO-studenten.
De reizen die zij maken zijn over het algemeen over de wat kortere afstanden.
Dit is vastgesteld voor BOL-lers van 18 jaar en ouder, maar ik ga er van uit
dat ditzelfde geldt voor de BOL-lers van jonger dan 18 jaar.
Bij de onderhandelingen heb ik offerte gevraagd voor verschillende varianten
van een OV-kaart, te weten: een week/weekendkaart «oude stijl»,
een week/weekendkaart met verruimde reismogelijkheden op de vrijdag, een kortingskaart
(met verschillende kortingspercentages) en een trajectkaart.
Ten aanzien van de gevraagde kortingskaart heeft de NS aangegeven dat
het niet mogelijk zal zijn om binnen een termijn van één of
twee jaar een ander kortingspercentage aan studenten te geven dan de standaardkorting van 40 %. Een ander kortingspercentage vereist aanpassing van
de kaartautomaten en de software aan de loketten. Technisch is een dergelijke
aanpassing volgens NS niet te realiseren.
De prijs van een trajectkaart bleek in sommige gevallen de prijs van een
week/weekendkaart nog te overtreffen. Bovendien zou een trajectkaart voor
de uitvoerder van een dergelijke kaart bijzonder ingewikkeld zijn. Ook is
een dergelijke kaart zeer fraudegevoelig en daarmee kostenintensief. Om die
reden is een trajectkaart verder buiten beschouwing gelaten en uitgegaan van
de prijs van een zelfde kaartformule als die van de WSF-studenten, te weten
een week/weekendkaart.
Bij het bepalen van de prijs voor een week/weekendkaart is het van belang
om de omvang van de doelgroep te definiëren.
Indien een reisvoorziening zou worden getroffen voor alle WTOS-gerechtigden,
dan gaat het om een uitbreiding van de doelgroep met ongeveer 66 000
studenten. De prijs die de OV-bedrijven vragen voor de gehele WTOS-populatie,
ongeacht reisafstand, bedraagt ongeveer € 45 mln.
Het is ook mogelijk om uitsluitend een OV-kaart te verstrekken aan de
WTOS-ers met een volledige vergoeding. Dat betreft immers de gezinnen met
de lagere en midden-inkomens, voor wie de reiskosten voor het woon-schoolverkeer
het grootste probleem vormen. Dan gaat het om een groep van ongeveer 40 000
studenten. De daarbijbehorende prijs ligt tussen de € 25 en 30 mln.
Een OV-Studentenkaart voor de gehele WTOS-populatie of een deel daarvan
heeft ook nadelen. De kaart zal leiden tot een nieuwe armoedeval, aangezien
deze kaart niet deelbaar is en niet past binnen de systematiek van de glijdende
schaal.
BOL-deelnemers die net buiten de WTOS vallen, krijgen geen OV-Studentenkaart.
Voor de volledigheid heb ik ook geïnventariseerd tegen welke prijs
er voor alle BOL-lers van jonger dan 18 jaar een OV-kaart kan worden gerealiseerd.
De prijs die hiervoor wordt berekend ligt tussen de € 60 en 65 mln.
In deze fase heb ik geen definitieve offerte
gevraagd voor de jonge BOL-lers om de onderhandelingen over een OV-kaart voor
de WSF-studenten niet te belasten. In het onlangs met de OV-bedrijven bereikte
onderhandelaarsakkoord voor de WSF-studenten is aangegeven dat partijen zullen
onderzoeken in hoeverre op een later moment andere (overheids-)doelgroepen
ook kunnen worden gebracht onder het OV-contract. Dit biedt een mogelijkheid
om de jonge BOL-lers later alsnog een week/weekendkaart toe te kennen.
Zoals u bekend is op grond van het gewijzigd amendement Rehwinkel (Kamerstukken
27 414, nr. 20), aan WTOS-gerechtigde deelnemers in de BOL een extra
bijdrage in de reiskosten van f 250,– per jaar toegekend. Invoering
van een OV-kaart zou die extra bijdrage overbodig maken. Dit zou een bedrag
opleveren van ongeveer 6 mln. euro per jaar.
Het nieuwe kabinet zal bij de formatie het besluit moeten nemen of een
reisvoorziening voor deze categorie deelnemers de prioriteit heeft en het
de benodigde extra middelen beschikbaar wil stellen.
Ik vertrouw er op uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans